ECLI:NL:RBDHA:2023:4710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
NL22.13898 en NL22.13899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak hebben eisers, van Iraanse nationaliteit, op 15 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd op 22 maart 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Tegen deze afwijzing hebben eisers beroep ingesteld, maar de rechtbank in Utrecht verklaarde het beroep op 29 april 2021 ongegrond. Eisers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), die op 1 februari 2022 het besluit van de Staatssecretaris vernietigde en hem opdroeg opnieuw op de aanvraag te beslissen.

Eisers hebben de Staatssecretaris op 20 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag. Op 19 juli 2022 hebben zij afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit en dat eisers prematuur in gebreke zijn gesteld, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.13898 en NL22.13899

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en
[naam] ,eiser,
geboren op [geboortedatum]
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M. Rasul)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 15 januari 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 1 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het besluit van verweerder van 22 maart 2021 en de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2021, zaak nr. NL21.4608 vernietigd. Daarbij heeft de ABRvS verweerder opgelegd opnieuw op de aanvraag van eisers te beslissen.
Bij brief van 20 juni 2022 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Eisers hebben vervolgens op 19 juli 2022 afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. Eisers hebben op 15 januari 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikking van 22 maart 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers afgewezen. Het beroep tegen dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, op 29 april 2021 ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers hoger beroep ingesteld bij de ABRvS.
6. De ABRvS heeft het hoger beroep van eisers in de uitspraak van 1 februari 2022 gegrond verklaard en de besluiten van 22 maart 2021 vernietigd. De ABRvS heeft bepaald dat verweerder opnieuw op de aanvragen van eisers moet beslissen, waarbij aan verweerder geen beslistermijn is opgelegd.
7. Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van onder andere 17 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3442) en 16 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:922) volgt dat, indien na vernietiging door de rechter geen termijn voor het nemen van een nieuw besluit is gesteld, het bestuursorgaan in beginsel dient te beslissen binnen dezelfde termijn als de termijn die gold voor het vernietigde besluit. De nieuwe beslistermijn bedroeg in dit geval, zoals volgt uit artikel 42, eerste lid, Vw, zes maanden na de bekendmaking van de uitspraak van de ABRvS. Hieruit volgt dat verweerder uiterlijk op 1 augustus 2022 een nieuw besluit had moeten nemen op de aanvraag van eisers.
8. Eisers hebben verweerder op 30 juni 2022 in gebreke gesteld. Op het moment van de ingebrekestelling was de beslistermijn nog niet verstreken, zodat de ingebrekestelling prematuur is. Dit betekent dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep.
9. Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.