ECLI:NL:RBDHA:2023:4710
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben eisers, van Iraanse nationaliteit, op 15 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd op 22 maart 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Tegen deze afwijzing hebben eisers beroep ingesteld, maar de rechtbank in Utrecht verklaarde het beroep op 29 april 2021 ongegrond. Eisers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), die op 1 februari 2022 het besluit van de Staatssecretaris vernietigde en hem opdroeg opnieuw op de aanvraag te beslissen.
Eisers hebben de Staatssecretaris op 20 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag. Op 19 juli 2022 hebben zij afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit en dat eisers prematuur in gebreke zijn gesteld, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.