ECLI:NL:RBDHA:2023:4686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
NL22.23587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van tijdelijke bescherming voor Oekraïense ontheemden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoeker die tijdelijke bescherming aanvroeg. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 19 augustus 2022, weigerde deze tijdelijke bescherming. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij zonder deze bescherming niet meer zou kunnen werken en in zijn onderhoud zou worden getroffen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en gemotiveerd. De beoordeling was enkel gebaseerd op in- en uitreisstempels in het paspoort van de verzoeker, zonder rekening te houden met tegenbewijs dat door de verzoeker was geleverd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangenafweging die in het besluit had moeten plaatsvinden, ontbrak. De verzoeker had een bus ticket overgelegd waaruit bleek dat hij op 18 januari 2022 Oekraïne had verlaten, wat zijn aanspraak op tijdelijke bescherming onderstreepte. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de verzoeker tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar behandeld moet worden alsof hij voor tijdelijke bescherming in aanmerking is gebracht. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op €1.674,00.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23587

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.M.A. Breuls),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: P. Van Zijl).

Procesverloop

In het besluit van 19 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder medegedeeld dat verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG [1] en het Uitvoeringsbesluit 2022/382.2
Verzoeker heeft tegen dit besluit op 14 september 2022 bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter op 18 november 2022 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 maart 2023 op zitting behandeld.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O.V. Titova. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 24 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter partijen medegedeeld dat hij het verzoek om voorlopige voorziening zal toewijzen en dat de uitspraak daartoe met motivering zo spoedig mogelijk zal volgen.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Oekraïense nationaliteit en heeft zich op 15 augustus 2022 ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Gennep. Hij heeft de voorzieningen in het kader van de Richtlijn tijdelijke bescherming gekregen en gebruik gemaakt van de gemeentelijke opvang voor Oekraïners. Op 19 augustus 2022 heeft verzoeker bij verweerder kenbaar gemaakt aanspraak te willen maken op tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit. Verzoeker werkt sinds 9 september 2022 via een uitzendbureau als expeditiemedewerker.
2. Verweerder heeft bij standaardbrief van 19 augustus 2022 aan verzoeker medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor deze tijdelijke bescherming. In de brief is aangekruist dat hij niet in aanmerking komt voor de tijdelijke bescherming omdat niet kan worden vastgesteld dat hij tot een van de doelgroepen behoort waarvoor tijdelijke bescherming is bedoeld. Daar is een handgeschreven toelichting aan toegevoegd: “
Had verblijfsvergunning in Polen. Is niet in Oekraïne geweest sinds oorlog.” Verzoeker krijgt daarom geen verblijfssticker en/of Ontheemden document (O-document). Verzoeker kan daarom geen aanspraak (meer) maken op de rechten die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde. Ook heeft verweerder aangegeven dat de gemeente zal worden bericht dat verzoeker niet als tijdelijk beschermde wordt aangemerkt, waarbij de gemeente hem nader zal informeren over de consequenties daarvan voor het recht op opvang en voorzieningen. Tot slot heeft verweerder in het besluit medegedeeld dat, indien verzoeker asiel wil aanvragen, de IND die aanvraag in behandeling zal nemen en dat hij gedurende de behandeling van die aanvraag ook recht op opvang heeft bij het COA. Als hij besluit geen asielaanvraag in te dienen, moet verzoeker Nederland in beginsel verlaten. Hij ontvangt dan ook geen opvang en voorzieningen.
3. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe de rechtsgevolgen van het besluit van 19 augustus 2022 op te schorten.
4. Verzoeker stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat een deugdelijke motivering ontbreekt. Verweerder heeft zich onvoldoende vergewist of verzoeker inderdaad niet voor tijdelijke bescherming in aanmerking komt. Verweerder heeft volstaan met een paspoort onderzoek, maar dat is onvoldoende, des te meer nu verzoeker een bus ticket heeft waaruit blijkt dat hij op 18 januari 2022 Oekraïne is uitgereisd. Wat betreft de mededeling in het bestreden besluit dat eiser asiel kan aanvragen, merkt verzoeker op dat hij bij zijn weten met de registratie bij de gemeente via het M35-H formulier reeds kenbaar heeft gemaakt asiel te willen aanvragen. In dat verband is het in het bestreden besluit vervatte terugkeerbesluit onduidelijk. Ook is onduidelijk naar welk land verzoeker moet terugkeren, mocht hij niet naar Ter Apel willen gaan, nu er een vertrekmoratorium geldt voor Oekraïne. Verzoeker werkt bovendien en heeft er belang bij dat hij tijdens de bezwaarprocedure kan blijven doorwerken en op die manier ook geen gebruik hoeft te maken van de publieke middelen. Ten slotte verzoekt verzoeker de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen in deze procedure.
5. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat terecht is geconcludeerd dat verzoeker niet behoort tot één van de doelgroepen waarvoor de tijdelijke bescherming is bedoeld, omdat uit het paspoort onderzoek is gebleken dat verzoeker Oekraïne voor 27 november 2021 heeft verlaten. Het is daarmee volgens verweerder vrij eenvoudig vast te stellen dat verzoeker niet tot de doelgroep behoort. Dit is een “zwart-wit-afweging” waarbij geen belangenafweging hoeft te worden gemaakt. Het bus ticket brengt daar geen verandering in. Verweerder heeft verder toegelicht dat de aanmelding bij de gemeente wordt aangemerkt als een uiting van een asielwens, waardoor rechtmatig verblijf ontstaat. Het bestreden besluit leidt er niet toe dat er geen sprake meer is van rechtmatig verblijf en is op dat punt inderdaad onduidelijk. Het is volgens verweerder wel aan verzoeker om, indien hij niet kan terugkeren naar Oekraïne of een derde land, zich te melden bij Ter Apel en daar de aanvraag formeel in te dienen en het asielproces te doorlopen.
Beoordeling voorzieningenrechter
Spoedeisend belang
6. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit tot gevolg heeft dat verzoeker met onmiddellijke ingang geen aanspraak meer kan maken op de rechten die verbonden zijn aan de status tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat het maken van bezwaar geen schorsende werking heeft, evenmin als het doen van onderhavig verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker is daarmee per direct uitgesloten van deelname aan de arbeidsmarkt, terwijl hij reeds werkt en daarmee in het eigen onderhoud en eventueel ook in het onderhoud van in Oekraïne achtergebleven familieleden voorziet. Verweerder heeft ter zitting niet, ook niet meer in het algemeen, kunnen aangeven wanneer op het bezwaar zal worden beslist. Dat betekent dat zonder voorlopige voorziening verzoeker gedurende langere tijd niet mag werken. Ook is onduidelijk hoe in de tussentijd de opvang van verzoeker is geregeld. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat als de gemeente geen opvang meer biedt, dit wel direct aansluitend door het COA zal worden gedaan op basis van het rechtmatige verblijf van verzoeker in Nederland. Deze situatie brengt echter evengoed onzekerheid voor verzoeker met zich mee. Verweerder heeft het spoedeisend belang niet betwist en ook de voorzieningenrechter neemt dit op basis van het voorgaande aan.
Inhoudelijke beoordeling
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventuele bodemprocedure.
9. De voorzieningenrechter constateert dat er onduidelijkheden zijn rondom het proces van tijdelijke bescherming, die ter zitting niet geheel opgehelderd zijn. Zo is er onduidelijkheid over het moment waarop een asielaanvraag geacht wordt te zijn gedaan. Is dit de aanmelding bij de gemeente en de inschrijving in het BRP – wat wordt gezien als de “uiting van een asielwens” of is wordt pas de formele aanvraag bij de IND (aanmeldcentrum Ter Apel) als asielaanvraag gezien? De voorzieningenrechter stelt in ieder geval op basis van de dossierstukken vast dat zodra iemand is ingeschreven in het BRP op basis van zijn of haar Oekraïense nationaliteit, het recht bestaat op het verrichten van arbeid zoals bedoeld in artikel 12 van de Richtlijn 2001/55/EG. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat ter zitting is gebleken dat zowel de gemeente bij inschrijving in het BRP als verweerder bij de toets voor tijdelijke bescherming zich voornamelijk of uitsluitend baseren op het paspoort van de vreemdeling en de daarin opgenomen nationaliteit en (uitreis)stempels. Op basis van die stempels wordt door verweerder beoordeeld of de vreemdeling op of na 27 november 2021 Oekraïne is ontvlucht en dus Oekraïne heeft verlaten vanwege de oorlog.
10. De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in zijn stelling dat het besluit, hoewel summier, voldoende is gemotiveerd. Het in deze zaak ingenomen standpunt van verweerder strookt niet met het standpunt dat recent, zoals de voorzieningenrechter ambtshalve bekend is, in soortgelijke zaken door verweerder is ingenomen. Daarin heeft verweerder erkend dat de besluiten summier zijn gemotiveerd en dat deze niet zijn voorzien van een motivering waarin de specifieke omstandigheden van verzoeker zijn betrokken.
Verweerder heeft daarbij gesteld dat voor deze werkwijze noodgedwongen is gekozen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat in de recente versie van het afwijzingsbesluit de onduidelijkheden over het rechtmatig verblijf in Nederland, de lopende asielaanvraag en het ontbreken van een schorsende werking bij het indienen van bezwaar zijn hersteld.
11. In het geval van verzoeker heeft verweerder zich enkel gebaseerd op het paspoort en de daarin opgenomen in- en uitreisstempels. Omdat daaruit volgt (of lijkt te volgen) dat verzoeker zich voor 27 november 2021 buiten Oekraïne bevond, valt hij volgens verweerder niet onder Richtlijn 2001/55/EG [2] en komt hij dus niet in aanmerking voor tijdelijke bescherming. Het reeds eerder, door inschrijving in de BRP, ontstane recht om te werken zonder sticker in het paspoort of O-document wordt daarmee ingetrokken. Verweerders huidige standpunt ter zitting, dat een verdere motivering niet noodzakelijk is nu het er enkel om gaat om aan de hand van de gegevens in het paspoort vast te stellen of verzoeker onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt of niet en zijn persoonlijke feiten en omstandigheden niet maken dat hij wel voldoet aan de voorwaarden, volgt de voorzieningenrechter in zijn voorlopige beoordeling niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had verweerder bij de beoordeling namelijk niet zonder meer voorbij mogen gaan aan de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, nu door het besluit eerder ontstane/ toegekende rechten komen te vervallen. Dit laatste vergt naar voorlopig oordeel een belangenafweging. [3] [4] Bij die belangenafweging moet verweerder beoordelen of het eerder toegekende recht op arbeid zonder meer kan komen te vervallen en wat hiervoor de gevolgen zijn voor de vreemdeling, mede in verhouding met de belangen die verweerder beoogt te behartigen met het weer uitsluiten van de vreemdeling van het recht om, overeenkomstig de tijdelijke bescherming, arbeid te mogen verrichten. Ook had hij zich vanuit oogpunt van zorgvuldigheid niet uitsluitend mogen baseren op de gegevens in de paspoorten, zeker niet als tegenbewijs wordt geleverd. Als in de bezwaarprocedure, zoals nu, tegenbewijs wordt geleverd, zal verweerder dat moeten beoordelen en betrekken bij de beslissing op bezwaar. Daarbij komt dat in het bestreden besluit van verzoeker door verweerder de gevolgen van de afwijzing onjuist en onduidelijk zijn weergegeven.
12. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken bevat. Dit oordeel wordt gesterkt door de recente versie van het afwijzingsbesluit, waarin de onvolkomenheden zijn onderkend. Verweerder kan deze gebreken herstellen bij de beslissing op bezwaar, maar het thans bestreden besluit kan naar voorlopig oordeel daarbij niet, in ieder geval niet in de huidige vorm, in stand blijven
13. De voorzieningenrechter constateert verder dat verzoeker een begin van bewijs heeft geleverd om aannemelijk te maken dat hij, ondanks het ontbreken van uitreisstempels in zijn paspoort in de periode van 27 november 2021 tot 23 februari 2022, toch in die periode in Oekraïne heeft verbleven en Oekraïne is ontvlucht vanwege de oorlog. Daartoe heeft verzoeker een busticket overgelegd dat op zijn naam staat. Daaruit blijkt dat verzoeker op 18 januari 2022 Oekraïne is uitgereisd. Ook om deze reden maakt het bezwaar naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende kans van slagen om de voorlopige voorziening toe te wijzen.
14. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder tot het vergoeden van de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op in totaal €1.674,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, waarbij de waarde per punt €837,00 bedraagt en de wegingsfactor 1 is).
zaaknummer: NL22.23587 6

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • treft de voorlopige voorziening dat verzoeker tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar dient te worden behandeld alsof hij voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG in aanmerking is gebracht en schorst (in zoverre) het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.
zaaknummer: NL22.23587 7
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen. 2 Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 2022 ter vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
2.Conform de toepassing daarvan door Nederland (zie Kamerstukken II, 2021-2022, 19 637, nr. 2839, p. 13 e.v.)
3.Zie onder meer ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Oost-Brabant van 22 februari
4.(ECLI:NL:RBOBR:2023:737), zittingsplaats Amsterdam van 23 januari 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:226) en zittingsplaats Den Haag van 6 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:14589).