ECLI:NL:RBDHA:2023:4683
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinslid in adoptiesituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Gambiaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de staatssecretaris om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen, zodat zij als familie- of gezinslid bij haar referente in Nederland kon verblijven. De referente, die sinds 2018 met een verblijfsvergunning in Nederland verblijft, had eiseres in haar gezin opgenomen na het overlijden van haar ouders toen eiseres nog een baby was.
De staatssecretaris had het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard, omdat eiseres niet tezamen met de referente Nederland was ingereisd en niet voldoende bewijs had geleverd van een gezinsband. Eiseres voerde aan dat er voldoende bewijs was overgelegd om aan te tonen dat er al een gezinsband bestond in Gambia en dat de staatssecretaris ten onrechte geen hoorzitting had gehouden over haar bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in strijd had gehandeld met de zorgvuldigheidsvereisten en het horen in bezwaar, maar dat het alsnog houden van een hoorzitting geen toegevoegde waarde zou hebben.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had overwogen dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de mvv op grond van artikel 3.27 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitviel, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van een gezinsband met de referente. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres en bepaalde dat het griffierecht moest worden vergoed.