Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser,
[A]
het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college
Procesverloop
Overwegingen
3.1 Eiser voert in beroep aan dat verweerder een onjuiste ingangsdatum heeft gehanteerd. Volgens eiser zijn er drie data – eerder dan de huidige ingangsdatum – die als ingangsdatum in aanmerking komen, te weten 18 mei 2020, subsidiair 3 juni 2020 en meer subsidiair 16 juli 2020.
3.2 Eiser voert voorts gronden aan tegen het gehanteerde tarief. Ten eerste is het gehanteerde tarief, in strijd met de Jw en vaste rechtspraak, niet in de Verordening Jeugdhulp gemeente Delft 2015 (Verordening Jeugdhulp) tot stand gebracht. Ten tweede had het college, zo de Verordening Jeugdhulp al op juiste wijze de tarieven regelt, gelet op de zorgvraag van eiser niet van de in deze Verordening neergelegde tarieven uit mogen gaan. In het specifieke geval van eiser kon immers alleen de begeleiding door IQ Coaches als passend worden aangemerkt. Het in de Verordening Jeugdhulp geboden tarief is voor vier uur begeleiding door deze coaches echter te laag, en dus niet passend.
3.3 Ter zitting heeft eiser de gronden ten aanzien van het aantal uren begeleiding laten vallen. Zijn klacht dat het college hem ten onrechte geen acht uur begeleiding heeft toegekend, is inmiddels achterhaald door het gegeven dat feitelijk in de in geding zijnde periode vier uur begeleiding is ingekocht en verleend.
4. Ter zitting heeft het college het standpunt toegelicht en desgevraagd erkend dat de jeugdhulp die aan eiser is verstrekt, eerder dan de huidige ingangsdatum aan eiser toegekend had kunnen worden. Omdat op 23 juli 2020 duidelijk was dat in ieder geval drie uur begeleiding nodig was, had die datum als ingangsdatum kunnen worden genomen.
|
5. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
Procesbelang5.1 De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit betrekking heeft op een afgesloten periode in het verleden, die inmiddels is verstreken (de periode van 3 augustus 2020 tot en met 31 december 2020). De rechtbank moet daarom ambtshalve beoordelen of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
5.2 De rechtbank overweegt dat aan eiser in de genoemde periode een pgb voor vier uur begeleiding individueel ter hoogte van € 47,21 per uur is toegekend. Niet in geschil is dat de begeleiding die eiser heeft ingekocht bij IQ Coaches € 64,- per uur kostte. Eiser heeft het verschil in prijs gedurende de hiervoor genoemde periode voor vier uur in de week zelf voldaan aan de Sociale verzekeringsbank. Eiser verzoekt, zoals ook ter zitting bevestigd, om vergoeding van het verschil tussen het bedrag dat het college heeft verstrekt en het bedrag dat daadwerkelijk is uitgegeven aan begeleiding. Eiser heeft daarmee procesbelang.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze aanbieders hem geen passende voorziening kunnen verstrekken. Gelet hierop is het college terecht tot de conclusie gekomen dat eiser geen aanspraak heeft op een hoger pgb dan het tarief voor zorg in natura, althans het goedkoopst adequate tarief daarvoor. Het toegekende pgb is daarom terecht vastgesteld op een bedrag van € 47,21 per uur.
Met betrekking tot de proceskosten zoals genoemd in het ter zitting overgelegde formulier proceskosten oordeelt de rechtbank dat geen noodzaak is gebleken voor het maken van de daarin genoemde kosten. De rechtbank wijst vergoeding daarvan dan ook af.