ECLI:NL:RBDHA:2023:4495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
21/928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake jeugdhulp en persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. Eiser, vertegenwoordigd door zijn moeder en gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft, waarin hem vier uur per week begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) was toegekend. Eiser stelde dat de ingangsdatum van de jeugdhulp onjuist was vastgesteld op 3 augustus 2020, terwijl deze eerder had moeten zijn, en dat het gehanteerde tarief van € 47,21 per uur niet in overeenstemming was met de werkelijke kosten van de geleverde zorg.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard voor wat betreft de ingangsdatum van de jeugdhulp. De rechtbank oordeelde dat het college de jeugdhulp met ingang van 23 juli 2020 had moeten toekennen, omdat op dat moment duidelijk was dat er jeugdhulp nodig was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van 27 januari 2021 voor zover het de ingangsdatum betrof en herstelde deze door de ingangsdatum vast te stellen op 23 juli 2020.

Wat betreft het tarief oordeelde de rechtbank dat het college het pgb-tarief van € 47,21 per uur terecht had vastgesteld, omdat dit in overeenstemming was met de Verordening Jeugdhulp en het Besluit financiële overzichten persoonsgebonden budget tarieven Jeugdhulp Delft 2020. Eiser had niet aangetoond dat er geen passende zorg in natura beschikbaar was, waardoor het college niet verplicht was om een hoger pgb-tarief toe te kennen. De rechtbank concludeerde dat het beroep alleen ten aanzien van de ingangsdatum gegrond was en dat eiser recht had op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/928

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder
[A]
(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: mr. B. te Vrede).

Procesverloop

In het besluit van 4 augustus 2020 (primair besluit) heeft het college eiser op grond van de Jeugdwet (Jw) vier uur per week begeleiding individueel toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ter hoogte van € 47,21 per uur.
In het besluit van 27 januari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Namens eiser was ter zitting aanwezig zijn gemachtigde en zijn wettelijk vertegenwoordiger [A]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens het college was ook aanwezig [B] (Team jeugd) en [C] (senior juridisch adviseur).

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 2005 en is gediagnosticeerd met ODD (Oppositional Defiant Disorder). Het college heeft eiser op grond van de Jw over de periode van 3 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 vier uur individuele begeleiding per week toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ter hoogte van € 47,21 per uur. Eiser kocht daarvan de begeleiding in bij IQ Coaches. Het college heeft dit besluit na heroverweging in bezwaar gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat het onderzoek naar (de omvang van) eisers hulpvraag met voldoende zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden, dat het pgb-tarief terecht is vastgesteld op € 47,21 per uur en dat terecht vier uur per week aan begeleiding is toegekend. Daarbij is volgens het college ook terecht gekozen voor 3 augustus 2020 als ingangsdatum, omdat toen pas duidelijk was dat er jeugdhulp in het kader van de Jw nodig was.
3.1 Eiser voert in beroep aan dat verweerder een onjuiste ingangsdatum heeft gehanteerd. Volgens eiser zijn er drie data – eerder dan de huidige ingangsdatum – die als ingangsdatum in aanmerking komen, te weten 18 mei 2020, subsidiair 3 juni 2020 en meer subsidiair 16 juli 2020.
3.2 Eiser voert voorts gronden aan tegen het gehanteerde tarief. Ten eerste is het gehanteerde tarief, in strijd met de Jw en vaste rechtspraak, niet in de Verordening Jeugdhulp gemeente Delft 2015 (Verordening Jeugdhulp) tot stand gebracht. Ten tweede had het college, zo de Verordening Jeugdhulp al op juiste wijze de tarieven regelt, gelet op de zorgvraag van eiser niet van de in deze Verordening neergelegde tarieven uit mogen gaan. In het specifieke geval van eiser kon immers alleen de begeleiding door IQ Coaches als passend worden aangemerkt. Het in de Verordening Jeugdhulp geboden tarief is voor vier uur begeleiding door deze coaches echter te laag, en dus niet passend.
3.3 Ter zitting heeft eiser de gronden ten aanzien van het aantal uren begeleiding laten vallen. Zijn klacht dat het college hem ten onrechte geen acht uur begeleiding heeft toegekend, is inmiddels achterhaald door het gegeven dat feitelijk in de in geding zijnde periode vier uur begeleiding is ingekocht en verleend.
4. Ter zitting heeft het college het standpunt toegelicht en desgevraagd erkend dat de jeugdhulp die aan eiser is verstrekt, eerder dan de huidige ingangsdatum aan eiser toegekend had kunnen worden. Omdat op 23 juli 2020 duidelijk was dat in ieder geval drie uur begeleiding nodig was, had die datum als ingangsdatum kunnen worden genomen.
|
5. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
Procesbelang5.1 De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit betrekking heeft op een afgesloten periode in het verleden, die inmiddels is verstreken (de periode van 3 augustus 2020 tot en met 31 december 2020). De rechtbank moet daarom ambtshalve beoordelen of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
5.2 De rechtbank overweegt dat aan eiser in de genoemde periode een pgb voor vier uur begeleiding individueel ter hoogte van € 47,21 per uur is toegekend. Niet in geschil is dat de begeleiding die eiser heeft ingekocht bij IQ Coaches € 64,- per uur kostte. Eiser heeft het verschil in prijs gedurende de hiervoor genoemde periode voor vier uur in de week zelf voldaan aan de Sociale verzekeringsbank. Eiser verzoekt, zoals ook ter zitting bevestigd, om vergoeding van het verschil tussen het bedrag dat het college heeft verstrekt en het bedrag dat daadwerkelijk is uitgegeven aan begeleiding. Eiser heeft daarmee procesbelang.
Ingangsdatum
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het college de jeugdhulp met ingang van 23 juli 2020 aan eiser had moeten toekennen. Het college hanteert de bestendige praktijk dat voor de ingangsdatum bepalend is het moment waarop het voor het college duidelijk is dat de jeugdhulp nodig is. Omdat deze vaste gedragslijn niet in een beleidsregel is vastgelegd, dient de keuze hiervoor bij elk individueel besluit opnieuw te worden gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eiser voldoende gemotiveerd dat het voor de ingangsdatum van de jeugdhulp aanvaardbaar is om uit te gaan van het moment waarop het voor het college duidelijk is dat jeugdhulp nodig is. Vóór 23 juli 2020 was op zich helder dat jeugdhulp nodig was en welke aard van hulp. De omvang van de benodigde jeugdhulp was nog niet duidelijk. Op 23 juli 2020, de datum van de conclusie van de pgb-commissie, was duidelijk dat in ieder geval drie uur begeleiding nodig was. Dat het college na een gesprek met de moeder van eiser op 31 juli 2020 de omvang per 3 augustus 2020 heeft verhoogd naar vier uur om aan eiser tegemoet te komen, is geen reden om uit te gaan van een latere datum dan 23 juli 2020. Dit betekent dat het beroep wat betreft de ingangsdatum gegrond is.
Tarief
Ingevolge artikel 11, tweede lid, onder c, van de Verordening jeugdhulp bedraagt het pgb-tarief niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.
Ingevolge het Besluit financieel overzicht persoonsgebonden budget tarieven Jeugdhulp Delft 2020 bedraagt het uurtarief voor pgb begeleiding individueel maximaal € 47,21.
5.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de tarieven voor jeugdhulp niet op het juiste niveau, te weten in de Verordening Jeugdhulp, tot stand zijn gebracht. De rechtbank overweegt daartoe dat de gemeenteraad van Delft in artikel 11 van de Verordening Jeugdhulp heeft geregeld hoe de pgb-tarieven worden vastgesteld. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:456, moeten daarbij de essentialia van het voorzieningenpakket worden vastgelegd in de verordening. In de verordening moet ook worden vermeld op welke manier de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. De tarieven zelf behoeven niet in de verordening te staan. De rechtbank is van oordeel dat aan genoemde eisen wordt voldaan met artikel 11 van de Verordening Jeugdhulp. In dat artikel is voldoende concreet bepaald op welke manier de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
5.5
De rechtbank is voorts van oordeel dat het college in het geval van eiser bij deze tarieven heeft kunnen aansluiten. Niet in geschil is dat het college het voor het bepalen van de toekenning van het pgb benodigde stappenplan juist heeft doorlopen voor zover wordt geconcludeerd dat individuele begeleiding door een coach nodig is. De rechtbank ziet onvoldoende grond voor een afwijking van het door het college gehanteerde tarief voor begeleiding individueel, omdat in de specifieke situatie van eiser geen passende 'goedkoopst adequate voorziening in natura' door het college zou kunnen worden aangeboden. Het college heeft contracten met een aantal zorgaanbieders die individuele begeleiding / coaching in natura aanbieden, te weten Westcoaching, Welzijn E25, en jongerencoach Jeugdformaat.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze aanbieders hem geen passende voorziening kunnen verstrekken. Gelet hierop is het college terecht tot de conclusie gekomen dat eiser geen aanspraak heeft op een hoger pgb dan het tarief voor zorg in natura, althans het goedkoopst adequate tarief daarvoor. Het toegekende pgb is daarom terecht vastgesteld op een bedrag van € 47,21 per uur.
6. De rechtbank concludeert dat het beroep alleen ten aanzien van de ingangsdatum van de jeugdhulp gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit in zoverre. De rechtbank voorziet met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak en herroept daartoe het primaire besluit van 4 augustus 2020 wat betreft de ingangsdatum voor de begeleiding individueel en bepaalt de ingangsdatum op 23 juli 2020.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt hij ook een vergoeding voor de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde in beroep levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. De bijstand door een gemachtigde in bezwaar levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de (schriftelijke vragenronde voor de) hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.868,-.
Met betrekking tot de proceskosten zoals genoemd in het ter zitting overgelegde formulier proceskosten oordeelt de rechtbank dat geen noodzaak is gebleken voor het maken van de daarin genoemde kosten. De rechtbank wijst vergoeding daarvan dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 27 januari 2021 gegrond;
- vernietigt dat besluit voor zover het ziet op de ingangsdatum van het aan eiser verleende pgb;
- herroept het besluit van 4 augustus 2020 voor zover het ziet op de ingangsdatum van het aan eiser verleende pgb, bepaalt de ingangsdatum op 23 juli 2020 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 4 augustus 2020;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.868,-;
- bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, voorzitter, en mr. J.B. Wijnholt en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hier boven.