ECLI:NL:RBDHA:2023:4416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting op 28 maart 2023. Verweerder was wel aanwezig.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit een melding van de vreemdelingenpolitie. Dit roept de vraag op of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De rechtbank concludeert dat, gezien het feit dat eiser geen contact meer heeft met zijn gemachtigde en er geen beroepsgronden zijn ingediend, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtens te beschermen belang meer is en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.