ECLI:NL:RBDHA:2023:4412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/09/632981 / HA ZA 22-648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in erfrechtelijk geschil met internationale elementen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 maart 2023, wordt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een erfrechtelijk geschil beoordeeld. De zaak betreft de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, die op 8 september 2021 is overleden. Erflater had twee kinderen en een samenlevingsovereenkomst met eiseres, die ook een legaat van € 400.000 ontving. Eiseres vordert de uitbetaling van dit legaat, terwijl de gedaagden vorderingen hebben ingesteld in reconventie, waaronder het beëindigen van de onverdeeldheid van een woning in Frankrijk.

De rechtbank behandelt in deze uitspraak de vraag of zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in reconventie. Eiseres stelt dat de Franse rechter bevoegd is, omdat het geschil betrekking heeft op de verdeling van de woning in Frankrijk. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter op grond van de Erfrechtverordening bevoegd is voor de afwikkeling van de nalatenschap, maar dat voor de vordering tot beëindiging van de onverdeeldheid van de woning in Frankrijk de Franse rechter exclusief bevoegd is. De overige vorderingen in reconventie zijn niet gebaseerd op zakelijke rechten, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd blijft voor deze vorderingen.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd voor de vordering in reconventie die ziet op de woning in Frankrijk en compenseert de proceskosten tussen partijen. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het opgeven van verhinderdagen voor de mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/632981 / HA ZA 22-648
Vonnis in incident van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiser01]te [woonplaats01] , Frankrijk,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B. Neuteboom te Leiden,
tegen

1.[gedaagde01] te [plaats01] ,

2.
[gedaagde02]te [plaats01] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. S.J. Dijkstra te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagden01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 20 juli 2022, met producties 1 t/m 10;
  • de conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie, met producties 1 t/m 11;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 11 t/m 20;
  • de brief van 26 januari 2023, namens [eiser01] ;
  • de brief van 2 februari 2023, namens [gedaagden01] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties 1 t/m 4.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Op 8 september 2021 is [erflater01] (hierna: erflater) in [plaats01] overleden. Erflater had twee kinderen: [gedaagde01] en [gedaagde02] ( [gedaagden01] ).
2.2.
Erflater en [eiser01] hebben tot het overlijden van erflater met elkaar samengewoond en hadden een samenlevingsovereenkomst gesloten. Zij hebben in de samenlevingsovereenkomst een keuze gemaakt voor Nederlands recht.
2.3.
Erflater heeft bij testament van 4 augustus 2016 over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft zijn twee kinderen tot zijn enige erfgenamen benoemd, ieder voor de helft van zijn nalatenschap. Hij heeft [eiser01] een bedrag van € 400.000 gelegateerd. Verder heeft erflater [gedaagde01] tot executeur benoemd. Zij heeft de executele aanvaard.
Erflater heeft in zijn testament geen rechtskeuze gemaakt voor het toepasselijk recht.
2.4.
Erflater en [eiser01] hebben op 8 januari 2020 een woning in Frankrijk eigendom verkregen, ieder voor de onverdeelde helft. [eiser01] woont nu in die woning.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser01] vordert in de hoofdzaak kort gezegd uitbetaling van het legaat. [eiser01] legt aan haar vordering ten grondslag dat het legaat op grond van het testament binnen zes maanden na overlijden moet worden afgegeven. Dit is niet gebeurd. Het legaat van € 400.000 is dus opeisbaar en moet aan [eiser01] worden uitbetaald, zo stelt zij.
3.2.
[gedaagden01] menen dat zij vorderingen hebben op [eiser01] , die zij met het legaat wensen te verrekenen. Het totaal te verrekenen bedrag is volgens [gedaagden01] hoger dan de waarde van het legaat, zodat zij [eiser01] niets hoeven te betalen.
3.3.
[gedaagden01] hebben vorderingen in reconventie ingesteld die zien op:
het beëindigen van de onverdeeldheid van de woning in Frankrijk en een gebruiksvergoeding voor het gebruik van die woning door [eiser01] ;
een verklaring voor recht dat het [gedaagden01] is toegestaan om al hun vorderingen op [eiser01] te verrekenen met het legaat;
afgifte van de muntenverzameling, dan wel vergoeding van de waarde daarvan;
aflossing van de geldlening;
afgifte van de auto;
proceskostenveroordeling.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

4.1.
Dit incident gaat over de vraag of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in reconventie.
4.2.
[eiser01] heeft de rechtbank bij brief van 26 januari 2023 verzocht om vóór de mondelinge behandeling een beslissing te nemen in het bevoegdheidsincident. In de conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser01] gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vorderingen in reconventie kennis te nemen. [eiser01] voert daartoe aan dat de Franse rechter bevoegd is, kort gezegd omdat [eiser01] in Frankrijk woont en omdat het gaat om de verdeling van een woning in Frankijk waarvan [eiser01] mede-eigenaar is. [eiser01] is geen erfgenaam.
4.3.
[gedaagden01] voeren verweer. [gedaagden01] zijn van mening dat het niet mogelijk is om middels een brief een incident tot onbevoegdheid op te werpen, omdat dit niet als het voeren van een verweer voor alle andere weren kan worden opgevat. [gedaagden01] stellen zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen in reconventie kennis te nemen, omdat deze verband houden met de afwikkeling van de nalatenschap. De Nederlandse rechter is op grond van de Erfrechtverordening bevoegd.
4.4.
De rechtbank gaat voorbij aan het bezwaar van [gedaagden01] over de manier waarop het bevoegdheidsincident is opgeworpen, mede omdat de rechtbank ook zonder dat een daartoe strekkend verweer is gevoerd eerst moet beslissen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over een geschil met een internationaal karakter. De rechtbank acht het voorts in het belang van partijen en een doelmatige procesvoering om voorafgaand aan de behandeling en de (verdere) beoordeling van de hoofdzaak te oordelen over de bevoegdheid.
Erfrechtverordening
4.5.
Erflater is overleden op [datum overlijden01] 2021, zodat de Verordening (EU) Nr. 650/2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (hierna: de Erfrechtverordening) van toepassing is. Erflater had op het tijdstip van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 van de Erfrechtverordening bevoegd is om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel. De Erfrechtverordening is ook van toepassing op de verdeling van de nalatenschap. Voor zover de vorderingen zien op de afwikkeling van de nalatenschap van erflater is de Nederlandse rechter dus bevoegd.
Verordening Brussel I-bis
4.6.
Ten aanzien van de woning in Frankrijk is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een erfrechtelijk geschil. Erflater en [eiser01] waren samen eigenaar van de woning. Door het overlijden van erflater volgden [gedaagden01] erflater van rechtswege op in zijn eigendomsaandeel in de woning en zijn zij dus samen met [eiser01] eigenaar de woning, waarbij – net als toen erflater nog leefde – sprake is van een eenvoudige gemeenschap. Een geschil over een eenvoudige gemeenschap valt onder de werkingssfeer van de Verordening (EU) Nr. 2015/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Verordening Brussel I-bis).
4.7.
Op grond van artikel 24 Verordening Brussel I-bis zijn, voor zover hier van belang, voor zakelijke rechten op onroerende zaken bij uitsluiting bevoegd de gerechten van de lidstaat waar de onroerende zaak gelegen is, ongeacht de woonplaats van partijen. Uit de rechtspraak van het HvJEU volgt dat de ratio van deze bepaling en die van haar voorgangers erin is gelegen dat de rechter van de plaats van ligging van de onroerende zaak het beste in staat is zich op de hoogte te stellen van de feitelijke situatie en om de terzake geldende voorschriften en gebruiken van de staat van ligging toe te passen, en dat de bepaling niet ruimer mag worden uitgelegd dan die ratio verlangt. Verder volgt uit die rechtspraak dat onder het toepassingsgebied van deze bepaling slechts rechtsvorderingen vallen die ertoe strekken de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerende zaak, of het bestaan van andere zakelijke rechten op een onroerende zaak vast te stellen en om de rechthebbende de bescherming van de aan zijn titel verbonden bevoegdheden te verzekeren. Voor toepassing van artikel 24, aanhef en onder 1, Verordening Brussel I-bis is niet voldoende dat de vordering verband houdt met een zakelijk recht, maar is vereist dat de vordering is gebaseerd op een zakelijk recht en niet op een persoonlijk recht. Het verschil tussen een zakelijk recht en een persoonlijk recht bestaat volgens die rechtspraak hierin dat het eerste, dat op een zaak rust, werking heeft jegens iedereen, terwijl het tweede alleen tegenover de schuldenaar geldend kan worden gemaakt (zie Hoge Raad 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:688).
Conclusie
4.8.
De vordering die ziet op het beëindigen van de onverdeeldheid van de woning in Frankrijk beoogt de goederenrechtelijke levering – de eigendomsoverdracht – van de woning tot stand te brengen. Daarmee raakt deze vordering een zakelijk recht op onroerende zaken en valt de vordering binnen het toepassingsbereik van artikel 24, aanhef en onder 1, Verordening Brussel I-bis. Op dit punt is de Franse rechter exclusief bevoegd en komt de Nederlandse rechter dus geen bevoegdheid toe. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de vordering in reconventie voor zover de vordering ziet op het beëindigen van de onverdeeldheid ten aanzien van de woning in Frankrijk
4.9.
De overige vorderingen, ook de vordering die strekt tot een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning in Frankrijk, zijn niet gebaseerd op zakelijke rechten als bedoeld in van artikel 24, aanhef en onder 1, Verordening Brussel I-bis maar op persoonlijke rechten. Dit brengt mee dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 3 Verordening Brussel I-bis bevoegd is kennis te nemen van de overige vorderingen in reconventie, aangezien zij ten aanzien van de vordering in conventie internationaal bevoegd is.
Proceskosten
4.10.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen en sprake is van een erfrechtgeschil, zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
Vervolg in de hoofdzaak
4.11.
Partijen hebben in de hoofdzaak al geconcludeerd voor antwoord. De rechtbank zal bepalen dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 april 2023voor het (opnieuw) opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei 2023 tot en met augustus 2023, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald.
4.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in reconventie in de hoofdzaak kennis te nemen voor zover de vordering ziet op het beëindigen van de onverdeeldheid ten aanzien van de woning in Frankrijk;
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 april 2023voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei 2023 tot en met augustus 2023, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2339