Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) ING heeft in 2007 aan de Franse vennootschap SCI [A] (hierna: [A] ), gevestigd te [vestigingsplaats] (Frankrijk), een geldlening verstrekt ten bedrage van € 5.000.000,--. Dit bedrag is in 2009 en 2011 verhoogd tot € 6.000.000,-- respectievelijk € 7.500.000,--.
- ii) [A] maakt deel uit van een groep vennootschappen waarvan de aandelen indirect worden gehouden door [de schuldenaar] . [de schuldenaar] is enig bestuurder van deze vennootschappen.
- iii) ING heeft in 2012 aan [A] een aanvullend krediet verstrekt van € 750.000,--. In dat kader heeft [de schuldenaar] een zogenoemde positieve/negatieve hypotheekverklaring getekend. In die hypotheekverklaring verplicht [de schuldenaar] zich – kort gezegd – om op eerste verzoek van ING zijn medewerking te verlenen aan het vestigen van een recht van hypotheek eerste in rang tot een bedrag van € 750.000,-- op in Frankrijk gelegen onroerende zaken die aan [de schuldenaar] in eigendom toebehoren, tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen de bank, uit welken hoofde ook te vorderen heeft of zal verkrijgen van [A] .
- iv) Bij brief van 9 juli 2015 heeft ING het krediet opgezegd en de gehele lening opgeëist tegen 7 augustus 2015.
- v) De rechtbank in Grasse (Frankrijk) heeft de procedure van ‘sauvegarde’ op [A] van toepassing verklaard. Zolang deze sauvegarde voortduurt, kunnen schuldeisers geen executiemaatregelen treffen tegen [A] .
4.Beslissing
10 mei 2019.