ECLI:NL:RBDHA:2023:4409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
NL23.7618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en asielprocedure in het kader van grensbewaking en visumvrij reizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan de eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die visumvrij naar Spanje kan reizen, was van mening dat hij onterecht in Nederland was tegengehouden en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 maart 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en er gebruik werd gemaakt van een telefonische tolk in de Spaanse taal.

De rechtbank overwoog dat indien de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard moet worden. Echter, de rechtbank concludeerde dat de eiser op 23 februari 2023 een asielverzoek aan de grens had gedaan, wat in beginsel voldeed aan de voorwaarden voor de toepassing van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat het grensbewakingsbelang vereist dat de maatregel wordt toegepast, ongeacht de mogelijkheid van de eiser om visumvrij naar Spanje te reizen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Verloop, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7618

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Er is gebruik gemaakt van een telefonische tolk in de Spaanse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Eiser voert aan dat hij visumvrij naar Spanje mag en dat hij niet begrijpt dat hij in Nederland is tegengehouden. Ook begrijpt eiser niet dat aan hem de maatregel is opgelegd. Volgens eiser zijn er geen concrete aanwijzingen dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De maatregel moet daarom worden opgeheven, aldus eiser.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Eiser heeft op 23 februari 2023 een asielverzoek aan de grens gedaan. Uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [1] volgt dat alle aan de buitengrens gedane asielverzoeken in de grensprocedure in behandeling mogen worden genomen.
Hiermee is in beginsel al voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw. Het grensbewakingsbelang vereist in beginsel steeds het toepassen van dit artikel, omdat een minder dwingende maatregel tot gevolg heeft dat toegang tot Nederland wordt verkregen. De vraag of eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, speelt geen rol. Van bijzondere individuele omstandigheden die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken is in het geval van eiser ook niet gebleken.
5. Verder oordeelt de rechtbank dat eisers mogelijkheid om Spanje visumvrij in te reizen niet kan leiden tot een geslaagd beroep, omdat eiser niet naar Spanje maar naar Nederland is gereisd en bij de grensdoorlaatpost asiel heeft aangevraagd. De beslissing over de toegang tot het Schengengebied is in afwachting van de asielprocedure uitgesteld.
Conclusie
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 3 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1451 en 1452.