ECLI:NL:RBDHA:2023:5793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.7616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse vreemdeling wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Colombiaanse vreemdeling die asiel had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over zijn asielrelaas ongeloofwaardig werden geacht. Eiser had gesteld dat hij geld had geleend van twee mannen en dat hij na het ontvangen van het geld was beroofd door bendeleden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn werktijden en de omstandigheden van de beroving, wat leidde tot de conclusie dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7616

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

ProcesverloopBij besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (zaak NL23.7617).
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek, op 4 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is A. Koster verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1966 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Hij heeft op 23 februari 2023 asiel gevraagd. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij geld nodig had en zijn vriend [naam 1] hiervoor heeft benaderd. Via [naam 1] is eiser in oktober 2022 in contact gekomen met [naam 2] en [naam 3] . Van deze twee mannen heeft eiser 180 miljoen pesos geleend. De avond dat hij het geld heeft gekregen, is eiser met een pistool van het geld beroofd door twee mannen op een motor, vermoedelijk bendeleden. Bij terugkeer naar Colombia vreest eiser voor [naam 2] en [naam 3] , omdat hij het geld niet meer heeft.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Daarentegen heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden dat eiser benaderd en bedreigd is door een bende. Volgens verweerder kan eiser dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade loopt.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat ongeloofwaardig is dat hij benaderd en bedreigd is door een bende. Verweerder heeft een aantal ongerijmdheden uit het voornemen niet langer tegengeworpen maar niet inzichtelijk gemaakt waarom de overgebleven tegengeworpen omstandigheden zodanig zwaarwegend zijn dat het relaas ongeloofwaardig blijft. Volgens eiser had verweerder opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moeten maken en heeft verweerder ten onrechte nagelaten zijn asielrelaas op zwaarwegendheid te beoordelen. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Colombia vanwege de problemen die hij heeft meegemaakt een reëel risico op ernstige schade loopt en dat de Colombiaanse autoriteiten hem niet zullen beschermen. Eiser voert ook aan dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Volgens eiser is geen sprake van kennelijk inconsequente of tegenstrijdige verklaringen althans zijn die verklaringen te weinig substantieel om te concluderen dat hiermee alle overtuigingskracht aan het gehele asielrelaas wordt ontnomen. [4] Nu de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen, heeft verweerder ook ten onrechte een vertrektermijn aan eiser onthouden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser is benaderd en bedreigd door een bende. Daartoe heeft verweerder terecht gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn werktijden. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat hij elke dag van drie uur ’s nachts tot tien uur ’s avonds werkte, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat hij tot half acht werkte en daarom met [naam 2] en [naam 3] op dat tijdstip heeft kunnen afspreken. De verklaring van eiser dat hij bedoelde te zeggen dat hij pas om tien uur ’s avonds thuiskomt van zijn werk, heeft verweerder niet verschoonbaar kunnen vinden, omdat eiser heeft verklaard dat zijn reistijd ongeveer anderhalf uur bedroeg waardoor hij in dat geval dan iedere dag om negen uur thuis zou moeten zijn. Ook heeft eiser inconsequent verklaard over de positie van de motorrijders bij de beroving, namelijk of de motorrijder achter dan wel naast hem kwam rijden. Eiser heeft deze tegenstrijdigheid niet gecorrigeerd. Verder zijn de verklaringen van eiser over het overhandigen en het vervoeren van het geleende geld tegenstrijdig. Verweerder heeft eiser terecht tegengeworpen dat eiser eerst heeft verklaard dat het geld in een tas zat en daarna dat het een koffer zat. Zonder nadere toelichting gaat de rechtbank er niet van uit dat dit verschil aan de vertaling door de tolk ligt. Zoals de tolk op zitting heeft medegedeeld, lijken de woorden tas en koffer in het Spaans niet op elkaar. Verweerder heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard. Zo heeft verweerder eiser aangerekend dat hij weinig kan vertellen over [naam 1] . Verweerder heeft van eiser in redelijkheid mogen verwachten dat hij de achternaam van [naam 1] zou weten, nu hij heeft verklaard dat [naam 1] zijn vriend was en hij al meer dan vier jaar zaken met hem deed. Uit de verklaringen van eiser heeft verweerder bovendien kunnen afleiden dat hij slechts vermoedt dat hij beroofd is door de leden van een bende die hem ook het geld geleend hebben. Eiser baseert dit op het feit dat hij direct na de ontvangst van het geld is beroofd. De verklaring van eiser dat niemand op de hoogte kon zijn van zijn afspraak met [naam 2] en [naam 3] heeft verweerder niet gevolgd. Uit eisers verklaringen komt namelijk naar voren dat zij op een afgeschermd gedeelte van een open parkeerplaats stonden, waar ook auto’s en bussen geparkeerd stonden en die bewaakt werd door een bewaker. Zoals verweerder heeft kunnen concluderen, kan daarom niet uitgesloten worden dat iemand de overhandiging van het geld heeft waargenomen en eiser hierna gevolgd is. Hierbij is van belang dat eiser niet kan benoemen welke bende hem beroofd heeft. Verweerder heeft het ook ongerijmd kunnen vinden dat eiser en zijn familie na het incident niet zijn bedreigd maar wel bedreigd zullen worden als eiser naar Colombia terugkeert. Daarbij betrekt verweerder dat eiser met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] steeds in de buurt van zijn voormalige werk heeft afgesproken en dat zij niet op de hoogte zijn van zijn woonadres.
4.1.
Hoewel verweerder diverse tegenwerpingen uit het voornemen in het bestreden besluit niet handhaaft en eiser op diverse punten van zijn zienswijze gelijk geeft, maakt dit op zichzelf nog niet dat verweerder geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Uit het bestreden besluit komt duidelijk naar voren op welke punten verweerder meent dat eiser vaag, inconsequent en tegenstrijdig heeft verklaard. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder het asielrelaas van eiser hierom niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Deze beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet.
Zwaarwegendheid van het asielrelaas
5. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Verweerder heeft het asielrelaas daarom op goede gronden niet op zwaarwegendheid beoordeeld. Dit betekent dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade loopt.
Afwijzing als kennelijk ongegrond
6. Gelet op de kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het nader gehoor, meer in het bijzonder over zijn werktijden, de wijze van overhandiging van het geld en de positie van de motoren bij de overval, heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Deze kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen betreffen de kern van eisers asielaanvraag, waardoor verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hiermee aan eisers verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen. In de wetsgeschiedenis waarnaar eiser heeft verwezen, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangegeven dat het moet gaan om vrij ernstige vormen van ongeloofwaardigheid, waarvan in redelijkheid kan worden aangenomen dat er geen twijfel over bestaat. Volgens de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat hiervan sprake is.
6.1.
Aangezien verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, heeft verweerder de geldende vertrektermijn van vier weken kunnen verkorten en kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. [5]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van bewaring buiten de omvang van het geding valt, aangezien het beroep tegen deze maatregel al in een aparte rechterlijke procedure is behandeld. Bij uitspraak van 30 maart 2023 heeft de rechtbank Den Haag in de procedure met zaaknummer NL23.7618 het beroep van eiser tegen deze maatregel ongegrond verklaard.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Ter zitting verwijst eiser naar het Kamerstuk van de Tweede Kamer 2014-2015, 34088, nummer 21, pagina 20-21.
5.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.