In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit houder, op 7 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 10 november 2021 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft ook verwezen naar de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die van toepassing is op asielaanvragen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat het uitsluiten van bestuurlijke dwangsommen niet in strijd is met het Unierecht, maar dat het afschaffen van rechterlijke dwangsommen in asielzaken dat wel is.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser is ook in de proceskosten van € 418,50 vergoed.