ECLI:NL:RBDHA:2023:4378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
21_4324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en waardevermindering schade aan voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, en verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) ontvangen, welke hij aanvecht. De naheffingsaanslag was gebaseerd op een kilometerstand van 1.751, terwijl eiser stelde dat de juiste kilometerstand 21.795 was. Eiser voerde aan dat de naheffingsaanslag te hoog was en dat de waardevermindering wegens schade aan zijn Jeep Wrangler Unlimited niet correct was vastgesteld. Verweerder handhaafde de naheffingsaanslag en stelde dat de waardevermindering door schade € 9.760 bedroeg, wat door eiser werd betwist.

Tijdens de zitting op 15 februari 2023, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiser bewijsstukken overgelegd, waaronder een taxatierapport van CarTax. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat de kilometerstand van 21.795 correct was, maar dat de waardevermindering niet op de juiste wijze was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de schade aan de auto niet meer dan € 13.555 bedroeg, zoals vastgesteld door de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ).

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, maar kende wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Eiser kreeg een schadevergoeding van € 500, waarvan € 125 aan de bezwaarfase en € 375 aan de beroepsfase. Daarnaast werden proceskosten vergoed. De rechtbank benadrukte dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde, omdat er geen toezegging was gedaan door verweerder. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/4324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.], wonende te [vestigingsplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder,

en

de Staat der Nederlanden, de Minister voor Rechtsbescherming, de Staat.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 juni 2021 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 15 februari 2023. Namens eiser hebben daaraan deelgenomen de gemachtigde en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] , [naam 3] , mr. [naam 4] en mr. [naam 5] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft aangifte Bpm gedaan ter zake van de registratie van een Jeep Wrangler Unlimited 3.6 Recon (de auto). Datum eerste toelating van de auto is 27 augustus 2018. De volgens de aangifte verschuldigde Bpm bedraagt € 6.869 en is op aangifte voldaan.
2. In de aangifte is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 43.876. Deze waarde is bepaald aan de hand van een taxatierapport van CarTax (het taxatierapport) waarin is uitgegaan van de Eurtotaxglass’s koerslijst en kilometerstand van 21.795. Als waardevermindering wegens schade is een bedrag van € 30.757 in aanmerking genomen. Dit bedrag betreft 100% van een door de taxateur van CarTax opgestelde schadecalculatie die is gebaseerd op de kosten voor reparatie en herstel van een Range Rover.
3. De naheffingsaanslag bedraagt € 11.122. Hierbij is handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat bepaald aan de hand van een AutotelexPro-koerslijst en een kilometerstand van 1.751. Voor wat betreft de waardevermindering wegens schade aan de auto is verweerder niet afgeweken van de berekeningen van de taxateur van CarTax. In de kennisgeving van de naheffingsaanslag (de kennisgeving) is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Om toch tot een juiste handelsinkoopwaarde te komen heb ik bij AutotelexPro wel een benzine-uitvoering kunnen vinden met een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 66.513. Verminderd met de schade van € 30.757 bedraagt de handelsinkoopwaarde € 35.756.”
4. In de bezwaarfase heeft Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ), op verzoek van verweerder, de schadecalculatie van de taxateur van CarTax beoordeeld. DRZ heeft een hercalculatie opgesteld waarbij is uitgegaan van de kosten voor een Jeep Wrangler. Volgens de hercalculatie bedraagt de schade aan de auto € 13.555.

Geschil5.In geschil is of de naheffingsaanslag naar een juist bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de kilometerstand van de auto en op de hoogte van de waardevermindering wegens schade. Niet in geschil is dat bij het bepalen van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat kan worden uitgegaan van de X-ray koerslijst.

6. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag te hoog is. Volgens eiser moet de X-ray koerslijstwaarde aan de hand van een kilometerstand van 21.795 worden bepaald op € 56.531 en dient rekening te worden gehouden met een waardevermindering van € 30.757 wegens schade. Voor wat betreft de waardevermindering wegens schade doet eiser, onder verwijzing naar de tekst van de kennisgeving, een beroep op het vertrouwensbeginsel. De naheffingsaanslag moet volgens eiser worden verminderd tot € 6.073. Indien verweerder terecht is uitgegaan van een kilometerstand van 1.751 dient de naheffing te worden verminderd tot € 7.704.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag niet te hoog is. Volgens verweerder is bij de aanslagoplegging terecht uitgegaan van een kilometerstand van 1.751 en is daarbij een te hoog bedrag als schade in aanmerking genomen. Volgens verweerder bedraagt de waardevermindering wegens schade € 9.760, ofwel 72% van € 13.555. Verweerder beroept zich verder op interne compensatie.
Beoordeling van het geschil
8. In het taxatierapport van CarTax is een kilometerstand opgenomen van 21.795. Deze stand is onderbouwd met een foto van het dashboard van de auto. Tevens is door eiser een verklaring overgelegd van de Poolse verkoper van de auto. In die verklaring is een kilometerstand van 21.000 vermeld. Gelet op het taxatierapport, de foto en de verklaring van de verkoper heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat hij terecht is uitgegaan van een kilometerstand van 21.795. Dat, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, de kilometerstand van 21.795 ziet op het aantal kilometers tot de volgende onderhoudsbeurt, is niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat door de RDW een kilometerstand van 1.751 is geconstateerd en later bij de tenaamstelling een kilometerstand is vastgesteld van 2.001, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die lagere kilometerstanden betrekking hebben op de dagteller van de auto. Uitgaande van een kilometerstand van 21.795 bedraagt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat volgens de X-ray koerslijst € 56.531.
9. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiser gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van een auto, rust op eiser. [1] Eiser heeft daarvoor verwezen naar het taxatierapport van CarTax. Daarmee heeft hij de gestelde waardevermindering niet aannemelijk gemaakt. De in dat taxatierapport opgenomen schadecalculatie is immers gebaseerd op een ander soort auto, namelijk een Range Rover. Eiser heeft niet weersproken dat onderdelen van een Rang Rover duurder zijn dan van een Jeep Wrangler. DRZ heeft dan ook terecht een herberekening opgesteld op basis van kosten voor een Jeep Wrangler. Dat het daarbij in aanmerking genomen type Jeep Wrangler afwijkt van de auto, is geen reden aan die herberekening voorbij te gaan. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om niet uit te gaan van de herberekening van DRZ. De enkele pas op zitting ingenomen stelling dat DRZ van een te lage prijs voor banden en velgen is uitgegaan en te weinig arbeidstijd in aanmerking heeft genomen voor reparatiewerkzaamheden aan dak en achterbank, is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de schade aan de auto niet meer dan € 13.555 bedraagt. Dat de waardevermindering in verband met schade hoger is dan 72% van dit bedrag, is door eiser niet aannemelijk gemaakt.
10. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De tekst van de kennisgeving bevat geen toezegging of bewuste standpuntbepaling waar verweerder aan is gehouden. Het staat verweerder vrij om in bezwaar en beroep andere standpunten in te nemen zolang dat niet resulteert in een hogere aanslag.
11. De rechtbank honoreert het beroep van verweerder op interne compensatie. Dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat moet worden gesteld op € 56.531 resulteert dan ook niet in verlaging van de aanslag.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
13. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden wordt een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een half jaar toe aan de bezwaarfase.
14. Het bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 7 oktober 2020, de uitspraak op bezwaar is van 1 juni 2021 en deze uitspraak van de rechtbank is gedaan op 29 maart 2023. Derhalve is tussen het bezwaar en de rechtbankuitspraak een periode van 2 jaar en ruim 5 maanden verstreken. Aan eiser komt daarom een schadevergoeding toe van € 500 (€ 500 per overschrijding van (een gedeelte van) een half jaar). Daarvan is € 125 aan de bezwaarfase toegerekend en € 375 aan de beroepsfase.
Proceskosten
15. De rechtbank ziet wegens de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding voor een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor van 0,5). De rechtbank is uitgegaan van een wegingsfactor 0,5 omdat de kostenvergoeding alleen wordt toegekend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 125;
- veroordeelt de Staat tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 375;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op van het door eiser betaalde griffierecht een bedrag van € 90,50 aan eiser te vergoeden;
- draagt de Staat op van het door eiser betaalde griffierecht een bedrag van € 90,50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hogerberoepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3. en ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2.