In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 maart 2023, is het beroep van eiser, een Guinese vreemdeling, gegrond verklaard. Eiser had op 1 september 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet tijdig had beslist, ondanks een eerdere uitspraak van 4 juli 2022 waarin was bepaald dat er binnen acht weken een nieuw besluit moest worden genomen. De rechtbank stelde vast dat de termijn van acht weken was verstreken en dat het beroep daarom tijdig was ingesteld.
De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De rechtbank legde de Staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op asielaanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.