ECLI:NL:RBDHA:2023:4319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/1664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en motiveringsgebrek in bestreden besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023, betreft het de afwijzing van een aanvraag om een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die sinds 20 augustus 2012 een WIA-uitkering ontving, had haar aanvraag om herbeoordeling ingediend na beëindiging van haar uitkering per 17 december 2017, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het UWV handhaafde deze beslissing in bezwaar, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 19,01%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende deugdelijk had gemotiveerd waarom zij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank behandelde de zaak op 20 maart 2023 en concludeerde dat het UWV terecht had beslist dat eiseres op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten had betrokken in zijn beoordeling. Eiseres had verzocht om een externe deskundige te benoemen, maar de rechtbank zag hier geen aanleiding toe. Wel constateerde de rechtbank een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar paste artikel 6:22 van de Awb toe, waardoor dit gebrek niet leidde tot vernietiging van de beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en droeg het UWV op om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1664

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 19,84%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is in bezwaar bepaald op 19,01%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 2 februari 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres ontving sinds 20 augustus 2012 een WIA-uitkering. Het UWV heeft deze uitkering per 17 december 2017 beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Op 23 april 2021 heeft eiseres een verzoek tot herbeoordeling gedaan wegens toegenomen klachten door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de weigering van een WIA-uitkering.
2. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 18 september 2020 voor 19,01% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 24 januari 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 februari 2022
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 2 februari 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de verzekeringsarts B&B zijn conclusies in zijn rapport van 24 januari 2022 onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft verzuimd de medisch objectiveerbare feiten uit de behandelend sector, dan wel tot uiting komend in het Medisch Advies Participatiewet van verzekeringsarts Hundscheid van Argonaut (hierna: Hundscheid), bij zijn beoordeling te betrekken. De verzekeringsarts B&B heeft in ieder geval zelf afgezien van een medisch spreekuur in bezwaar. Hundscheid heeft eiseres wel persoonlijk op spreekuur gezien en heeft geoordeeld dat er sprake is van een preventieve urenbeperking van 20 uur per week. Hundscheid heeft hierbij gebruik gemaakt van de richtlijn standaard verminderde arbeidsduur. De kritiek van de verzekeringsarts B&B ‘dat de beoordeling van Argonaut heeft plaatsgevonden in het kader van een andere wetgeving en systematiek’ snijdt dan ook geen hout volgens eiseres. Dat er in tegenstelling tot de WIA-beoordeling in 2017 op de huidige datum in geding sprake is van een vastgestelde urenbeperking op preventieve gronden, vormt overtuigend bewijs van de toegenomen klachten. Eiseres verzoekt de rechtbank, gelet op de inconsistenties in het rapport van de verzekeringsarts B&B, een externe deskundige verzekeringsarts te benoemen om zich uit te spreken over de kwestie van de urenbeperking op preventieve gronden.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij (nog steeds) minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 18 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen. Ter zitting zijn partijen het erover eens geworden dat dit de datum in geding is.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Voor het geval eiseres bedoelt te stellen dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat de verzekeringsarts B&B haar niet op spreekuur heeft gezien, merkt de rechtbank het volgende op. De verzekeringsarts heeft eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht.
De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft afgezien van een spreekuur, omdat de verzekeringsarts uitgebreid en zorgvuldig onderzoek heeft verricht en er geen medische gegevens aanwezig zijn, of aangevoerd in bezwaar, waaruit blijkt dat de verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de medische problematiek. De rechtbank kan dit volgen. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 18 september 2020 in het rapport van 24 januari 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B kan zich vinden in de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen sprake is van een medisch objectiveerbare toename van klachten voortvloeiend uit dezelfde ziekteoorzaak. Met de door eiseres aangegeven beperkingen is in voldoende mate rekening gehouden volgens de verzekeringsarts B&B.
11. Eiseres heeft bij haar verzoek tot herbeoordeling van 23 april 2021 een rapport van Hundscheid overgelegd. Eiseres is van mening dat de verzekeringsarts B&B ten onrechte de bevindingen van Hundscheid niet overneemt, met name ten aanzien van de urenbeperking.
12. De verzekeringsarts B&B stelt dat het rapport van Hundscheid geen nieuwe medische gegevens bevat waarmee een toename van de klachten/beperkingen kan worden onderbouwd. De door Hundscheid aangegeven urenbeperking kan conform de WIA-beoordeling niet gevolgd worden. De verzekeringsarts B&B stelt dat dit waarschijnlijk verklaard kan worden doordat die beoordeling in het kader van de Participatiewet is gedaan en het dus een andere beoordeling is dan een WIA-beoordeling. Een toename van klachten en beperkingen dient te worden onderbouwd met medisch objectiveerbare feiten. Alleen een andere beoordeling door een verzekeringsarts is niet voldoende, zeker als hierin geen onderbouwing is te vinden en de beoordeling plaats heeft gevonden in het kader van andere wetgeving en systematiek.
13. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts B&B volgen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de beperkingen die Hundscheid voorstelt niet overneemt. De rechtbank volgt ook het standpunt van de verzekeringsarts B&B dat het rapport van Hundscheid is opgesteld in het kader van een ander type beoordeling, en dat dat dus niet hoeft te worden gevolgd in het kader van de WIA-beoordeling. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 17 juni 2021 [1] in een andere zaak van eiseres, ook al geoordeeld dat onder andere om die reden het rapport van Hundscheid geen aanleiding gaf om verdergaande beperkingen aan te nemen. Verder kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar standpunt dat de verzekeringsarts B&B heeft verzuimd de medisch objectiveerbare feiten uit de behandelend sector bij zijn beoordeling te betrekken. Eiseres heeft namelijk niet aangegeven welke gegevens uit de behandelend sector dan zouden ontbreken in de beoordeling van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank ziet dan ook geen reden aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B zijn conclusies in het rapport van 24 januari 2022 onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd omdat hij verzuimd zou hebben de medisch objectiveerbare feiten uit de behandelend sector bij zijn oordeel te betrekken.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 18 september 2020.
15. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan het oordeel van de verzekeringsarts B&B ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

17. Omdat in het bestreden besluit ten onrechte staat genoemd dat eiseres per 23 april 2021 een WIA-uitkering wordt geweigerd, waar dat 18 september 2020 had moeten zijn, kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Er is enkel sprake van een motiveringsgebrek omdat in het bestreden besluit wel staat genoemd dat op 18 september 2020 dezelfde beperkingen golden als op 23 april 2021. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
18. Het UWV heeft terecht geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per 18 september 2020 (nog steeds) minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is ongegrond.
19. Vanwege toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. Deze kosten worden begroot op €1.674,- voor verleende bijstand en €50,- voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van €50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 17 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1450.