In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023, betreft het de afwijzing van een aanvraag om een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die sinds 20 augustus 2012 een WIA-uitkering ontving, had haar aanvraag om herbeoordeling ingediend na beëindiging van haar uitkering per 17 december 2017, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het UWV handhaafde deze beslissing in bezwaar, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 19,01%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende deugdelijk had gemotiveerd waarom zij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank behandelde de zaak op 20 maart 2023 en concludeerde dat het UWV terecht had beslist dat eiseres op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten had betrokken in zijn beoordeling. Eiseres had verzocht om een externe deskundige te benoemen, maar de rechtbank zag hier geen aanleiding toe. Wel constateerde de rechtbank een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar paste artikel 6:22 van de Awb toe, waardoor dit gebrek niet leidde tot vernietiging van de beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en droeg het UWV op om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden.