ECLI:NL:RBDHA:2023:43

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
09.032746.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op minderjarige zoon door toediening van medicatie

Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van poging tot moord op haar tienjarige zoon. De verdachte heeft haar zoon overgehaald om een sapje te drinken dat een grote hoeveelheid fijngestampte medicatie bevatte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat haar handelen wel degelijk opzet op de dood van haar zoon vertoonde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de afhankelijkheid van het slachtoffer van zijn moeder en de gevolgen van het feit voor zowel het slachtoffer als de verdachte zelf. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de zoon, behandeld en een schadevergoeding toegewezen van € 10.858,72, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/032746-22
Datum uitspraak: 6 januari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in de FPC Kijvelanden te Portugaal.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 mei 2022 (pro forma), 16 december 2022 (inhoudelijke behandeling) en 23 december 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de l’Isle en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. R.A.R. Hoekman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te ‘s-Gravenzande, gemeente Westland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de aan haar zorg toevertrouwde zoon, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 2011), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer] een (grote) hoeveelheid slaappillen (Dormonoct) en/of antidepressiva (Lexamil) en/of antipsychotica (Dopaquel) en/of kalmeringsmiddel (Xanax), althans medicatie, (in een vruchtensapje) heeft toegediend en/of doen, althans laten innemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te ‘s-Gravenzande, gemeente Westland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de aan haar zorg toevertrouwde zoon, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 2011), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] een (grote) hoeveelheid slaappillen (Dormonoct) en/of antidepressiva (Lexamil) en/of antipsychotica (Dopaquel) en/of kalmeringsmiddel (Xanax), althans medicatie, (in een vruchtensapje) heeft toegediend en/of doen, althans laten innemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te ‘s-Gravenzande, gemeente Westland de aan haar zorg toevertrouwde zoon, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 2011), heeft mishandeld door die [slachtoffer] een (grote) hoeveelheid slaappillen (Dormonoct) en/of antidepressiva (Lexamil) en/of antipsychotica (Dopaquel) en/of kalmeringsmiddel (Xanax), althans medicatie, (in een vruchtensapje) toe te dienen en/of doen, althans laten innemen;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te ‘s-Gravenzande, gemeente Westland opzettelijk, als moeder van [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 2011), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij (als zijn moeder), krachtens wet of overeenkomst verplicht was, die [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, door, met dat opzet: die [slachtoffer] een (grote) hoeveelheid slaappillen (Dormonoct) en/of antidepressiva (Lexamil) en/of antipsychotica (Dopaquel) en/of kalmeringsmiddel (Xanax), althans medicatie, (in een vruchtensapje) heeft toegediend en/of doen, althans laten innemen, waardoor die [slachtoffer] in een hulpeloze toestand werd gebracht en/of gelaten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] in verslapte en/of versufte en/of comateuze toestand is geraakt en opgenomen moest worden in het ziekenhuis.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot moord en poging tot doodslag en tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de voorbedachten rade.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van de primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot moord, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling bepleit en heeft zich met betrekking tot het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, district Westland - Delft, basisteam Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 222).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 december 2022, voor zover inhoudende:
Ik wilde op 5 februari 2022 mijn medicatiedoos gaan vullen. Ik begon met medicatie uitdrukken en ik ben door blijven drukken. Er zat geen stop op. Vervolgens heb ik de pillen fijn gestampt. Ik werd de volgende dag wakker toen er op de deur werd gebonkt.
In het notitieblok, dat is aangetroffen in mijn woning, heb ik frustraties van mij afgeschreven. Ik kan mij herinneren dat ik het eerste stuk heb geschreven van de brief die de politie heeft aangeduid als een afscheidsbrief.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 49 t/m 55):
Ik, [verbalisant] verklaar het volgende. Wij kregen een melding om te gaan naar de [straatnaam] te 's-Gravenzande. Op 6 februari 2022 kwamen wij ter plaatse. Ik zag dat er een vrouw (de rechtbank begrijpt: de verdachte) en een kind (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) op de bank zaten. Ik zag dat er een jongentje tegen haar aan leunde. Ik zag dat het kind zijn ogen dicht had. Ik zag dat hij niet reageerde op mijn aanroepen. Ik schudde het kind vervolgens aan. Ik zag dat hij zijn ogen open deed. Ik zag dat hij zeer grote pupillen had. Ik zag dat hij keek en ik zag dat het leek of hij niet doorhad wat er gebeurde. Ik zag dat hij rechtop ging zitten. Ik zag dat hij zijn ogen weer dicht deed. Ik zag dat hij omviel. Ik vroeg aan de vrouw wat zij had ingenomen. Ik hoorde dat zij verklaarde dat haar zoon ook medicatie had genomen. Ik zag dat de ambulance ter plaatse kwam. Ik zag dat er twee ambulancemedewerkers binnen kwamen. Ik hoorde dat de ambulance medewerker aan de vrouw vroeg of hij zelf de medicatie had ingenomen. Ik hoorde dat ze zei: "Nee, ik heb het hem gegeven. Ik wilde samen met hem uit het leven stappen." Ik zag dat het jongetje weer omviel en ik zag dat hij helemaal slap op de bank lag.
3. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek bij doorzoeking [straatnaam] , opgemaakt op 8 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 70 t/m 77):
Op 8 februari 2022 kwam ik naar aanleiding van een doorzoeking, voor een forensisch onderzoek, aan op de locatie [straatnaam] , 's-Gravenzande, binnen de gemeente Westland. Ik zag dat op een stoel bij de keukentafel een notitieboekje lag. Ik zag dat op de laatste pagina's een afscheidsbrief geschreven was, gedateerd op 5 februari 2021. Zie de bijgevoegde foto's voor de volledige tekst van de brief:
Ik kan het niet.
Te vaak gezegd.
Te vaak niets meer mee gedaan.
Afgedaan.
Weggegooid.
Weggestuurd.
Waarom?
Om feesten, andere vrouwen, drinken.
Ik heb je hulp gevraagd.
Dat kan jij niet meer.
Ik kan niet meer.
Jouw plan, wat dan ook, is voorbij.
Je hebt ons beide weggedaan.
Je hebt nu wat je wil.
Een vrijgezellen leven.
Afgedaan.
Afgedankt.
[slachtoffer] en ik, door jou!!
Doe geen moeite om te komen.
[slachtoffer] en ik zijn voor altijd samen.
Samen in onze nieuwe toekomst.
In ons nieuwe leven!
Weggestuurd uit ons land, leven we nu voort in ons eigen wolkje.
Ik heb geen wensen voor onze uitvaart.
Jij, [vader slachtoffer] , hoeft er niet bij te zijn!
Niemand.
Wij, [slachtoffer] en ik, gaan stilletjes samen.
Samen zoals we altijd samen zullen zijn.
In onze kist.
In onze urn.
In ons eigen leven.
Op onze wolk de wereld over.
Jij wilde mij niet meer…gelukt!
Je belofte tot de dood ons scheidt.
Idioot!
Nooit meer hoef ik je verwijten aan te horen.
Nooit meer je feesthoofd.
Nooit meer je nieuwe leven.
Today is my day. Today we fly on our own.
[verdachte] & [slachtoffer]
Wij zijn klaar!
5 februari 2021
P.s.: weet wat je mama [naam] hebt beloofd. Je hebt gefaald!!
Voor onze familie,
Ik kan niet meer! Ben op, mijn z’bloem is dood, en neem mijn kleien [slachtoffer] voor altijd met me mee. Door regenbogen en mooie witte wolken eindelijk verder de wereld over samen. Treur niet, ik heb genoeg voor iedereen gehuild. Vier de mooie herinneringen. Wij zijn okay x.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 98 t/m 100):
Op 15 februari 2022 kwamen [slachtoffer] geboren [geboortedatum] -2011 te [geboorteplaats] en zijn vader [vader slachtoffer] naar het politiebureau. [slachtoffer] vertelde samengevat:
Op 5 februari 2022 omstreeks 20:30 uur was ik samen met mijn moeder thuis op de [straatnaam] lag ik in mijn kamer op bed te chillen. Toen kwam mijn moeder mijn kamer binnen met een glas paarse drank. Onderin het glas zag ik witte fijn gestampte pillen. Ik had even daarvoor gehoord dat mijn moeder in de keuken stampgeluiden maakte. Ik hoorde dat mijn moeder zei we gaan vitamine drank drinken. Ik zei tegen haar dat ik die drank niet wilde. De drank stonk en smaakte niet lekker. Ik moest de drank opdrinken. Ik had geen andere keuze. Als ik dat deed, zei mijn moeder, dan gingen we de volgende dag naar de Starbucks. Ik heb het glas leeggedronken. De pillen die nog onderin het glas zaten heeft mijn moeder opgegeten. Ik voelde mij duizelig en ik viel in slaap op mijn bed. De volgende dag werd ik wakker, ik viel weer flauw en was weer bewusteloos. Ik hoorde nog wel het geluid van de ambulance.”
5.
Een geschrift, te weten een toxicologisch onderzoek in het plasma en de urine van [slachtoffer] , opgemaakt door [naam] op 2 mei 2022, voor zover inhoudende:
Resultaten toxicologisch onderzoek in het plasma en de urine van [slachtoffer]
:
Loprazolam (benzodiazepinen) 0,042 mg/l
Alprazolam (benzodiazepinen) 0,017 mg/l
Citalopram (antidepressiva) 0,075 mg/l
Desmethylcitalopram (omzettingsproduct citalopram) 0,011 mg/l
Quetiapine (antipsychotica) 0,11 mg/l
Desalkylquetiapine (omzettingsproduct quetiapine) 0,054 mg/l
Paracetamol (pijnstillers) 0,44 mg/l
Diverse omzettingsproducten van paracetamol aanwijzing
Ibuprofen (ontstekingsremmers) aangetoond
Omeprazol (maagzuurremmers) aangetoond
Lidocaïne (plaatselijk verdovende stoffen) aangetoond
Desethyllidocaine (omzettingsproduct lidocaïne) aangetoond
Loprazolam en alprazolam zijn benzodiazepinen. Bezodiazepinen zijn stoffen met een kalmerende, slaapverwekkende en spierverslappende werking. Citalopram is een antidepressiva. Quetiapine is een antipsychoticum.
In het plasma zijn een hoge loprazolamconcentratie en therapeutische alprazolam-, escitalopram-, desmethylescitalopram- en quetiapineconcentraties gemeten. Bij gecombineerde blootstelling aan de bovengenoemde geneesmiddelen, in de
gemeten concentraties, versterken deze stoffen elkaars dempende werking op het
centraal zenuwstelsel en kan onder andere coma en ademhalingsdepressie
optreden. Tussen het vermoedelijke tijdstip van toediening en de afname van het
spijtmateriaal ligt ongeveer 19,5 uur. In deze periode neemt de concentratie van
een stof in het lichaam af, door omzetting en uitscheiding. Rekening houdend met dit tijdsverloop en de halfwaardetijden van de betreffende geneesmiddelen zijn de initiële bereikt (piek)concentraties na toediening hoger geweest dan de gemeten concentraties, waarbij mogelijk sprake was van een hoge
loprazolamconcentratie, een therapeutische alprazolamconcentratie, een hoge
escitalopramconcentratie en therapeutische tot toxische quetiapineconcentratie.
Hierbij kunnen onder andere verlaagde bloeddruk, verhoogde of verlaagde hartslag, hartritmestoornissen, coma en ademhalingsdepressie zijn opgetreden.
Indien er sprake is geweest van langdurig zuurstof tekort, ten gevolge van een
mogelijk opgetreden ademhalingsdepressie, kan dit leiden tot blijvend
hersenletsel. Op basis van de resultaten van het toxicologisch onderzoek kan
geen uitspraak worden gedaan over de kans op het optreden van hersenletsel. De initieel bereikte (piek)concentraties zijn echter hoger geweest dan de gemeten concentraties. Hierbij neemt de kans op ernstige verschijnselen, waaronder hartritmestoornissen en ademhalingsdepressie toe.
6. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door [naam] op 2 augustus 2022, voor zover inhoudende:
Voor mogelijke effecten van de gemeten concentraties geneesmiddelen op basis van
algemene literatuurgegevens verwijs ik naar de rapportage toxicologisch onderzoek
d.d. 2 mei 2022: verlaagde bloedruk, verhoogde of verlaagde hartslag,
hartritmestoornissen, coma en ademhalingsdepressie. Ik merk op dat (zoals vermeld door de toxicoloog) ademhalingsdepressie, maar ook hartritmestoornissen, kunnen leiden tot ernstig zuurstoftekort met onder meer (al dan niet blijvend) hersenletsel en eventueel overlijden tot gevolg.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) blijkens het strafdossier naar het recht van Zuid-Afrika door verdachte en haar echtgenoot is geadopteerd. Hoewel [slachtoffer] naar Nederlands recht juridisch niet de zoon van de verdachte is, zal de rechtbank hem hierna in navolging van het strafdossier wel zo noemen.
Strafbare poging
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd poging tot moord, dan wel poging tot doodslag. Ten aanzien van deze poging overweegt de rechtbank het volgende.
Om te spreken van een strafbare poging moet de vraag worden beantwoord of de poging in het algemeen tot voltooiing van het ten laste gelegde misdrijf kan leiden. De rechter moet zich afvragen of het gebruikte middel geschikt is om iemand van het leven te beroven. Is het middel ongeschikt om dat doel te bereiken dan is sprake van een absoluut ondeugdelijke poging. Een dergelijke poging is niet strafbaar.
Daar tegenover staat de zogenaamde relatief ondeugdelijke poging. Men spreekt van een relatief ondeugdelijke poging wanneer het gebruikte middel wel tot de dood zou kunnen leiden, maar niet tot die dood heeft geleid omdat (bijvoorbeeld) een niet dodelijke hoeveelheid van het middel is gebruikt. Een dergelijke poging is wél strafbaar.
Anders gezegd: van een straffeloze absoluut ondeugdelijke poging kan pas gesproken worden als de uitvoeringshandeling zo kinderlijk, zo ondoeltreffend, zo ongerijmd is dat zij nimmer tot het door de verdachte beoogde doel had kunnen leiden, zelfs onder voor hem zeer gunstige omstandigheden. [1] De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de hoeveelheid en combinatie van de pillen die de verdachte [slachtoffer] heeft doen innemen, geschikt is om iemand mee te doden.
In het toxicologisch rapport van 2 mei 2022, benoemt [naam] wat de mogelijke gevolgen van de combinatie van de ingenomen medicatie zijn. Hij noemt onder andere een verlaagde bloeddruk, verhoogde of verlaagde hartslag, hartritmestoornissen, coma en ademhalingsdepressie. Als sprake is van langdurig zuurstoftekort, ten gevolge van een mogelijk opgetreden ademhalingsdepressie, kan dit leiden tot blijvend hersenletsel. In aanvulling daarop heeft [naam] in zijn rapport van 2 augustus 2022 genoemd dat ernstig zuurstoftekort niet enkel kan leiden tot (al dan niet blijvend) hersenletsel, maar ook tot de dood.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de hoeveelheid en combinatie van pillen die de verdachte [slachtoffer] heeft doen innemen op zichzelf geschikt zijn om iemand van het leven te beroven en derhalve geen sprake is van een absoluut ondeugdelijk middel. Dit leidt tot de conclusie dat het hier om een strafbare poging tot moord dan wel tot doodslag gaat.
Opzet
De vervolgvraag die - gelet op het primair ten laste gelegde - moet worden beantwoord, is of de verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en van het subsidiair ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van opzet. Er was geen aanmerkelijke kans op de dood en evenmin op zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte een grote hoeveelheid medicatie uit de strips heeft gedrukt, deze heeft fijngemalen en vervolgens in twee vitaminesapjes heeft gedaan. Eén van de sapjes heeft zij aan haar zoon gegeven, en het andere sapje heeft zij zelf opgedronken. De verdachte heeft in een notitieboekje een tekst geschreven, die naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren is als een afscheidsbrief. Zij schrijft in het notitieboekje onder meer dat “zij en [slachtoffer] samen stilletjes zullen gaan en altijd samen zullen zijn, in “onze” urn en “onze” kist….”. De verdachte heeft de volgende dag tegen de ambulancemedewerker gezegd dat zij [slachtoffer] de medicatie had gegeven en samen met hem uit het leven wilde stappen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de wil van de verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer en haarzelf, zodat de rechtbank vol opzet van de verdachte op de poging tot moord dan wel tot doodslag op haar zoon bewezen acht. Dat betekent dat het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Voorbedachten rade
Zowel de raadsvrouw, als de officier van justitie, hebben zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachte geen sprake was van voorbedachten rade.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank is van oordeel dat het bestanddeel 'voorbedachten rade' bewezen kan worden verklaard. Zij acht daarvoor in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat op de avond van 5 februari 2022 de verdachte een aantal handelingen heeft verricht. Zij heeft een grote hoeveelheid medicatie uit de strips gedrukt. Zij heeft de pillen vervolgens fijngemalen en in twee vitaminesapjes gedaan. Eén van de sapjes heeft zij aan [slachtoffer] gegeven, en het andere sapje heeft zij zelf opgedronken. Toen [slachtoffer] aangaf het sapje niet te willen drinken, heeft zij [slachtoffer] beloofd om de volgende dag naar de Starbucks te gaan als hij het zou opdrinken, waarmee zij hem naar het oordeel van de rechtbank heeft overgehaald om het sapje op te drinken. Met het verrichten van de verschillende handelingen was enige tijd gemoeid. Op al de hierboven beschreven momenten heeft de verdachte de tijd en gelegenheid gehad om over haar voorgenomen daad na te denken. Dit zijn omstandigheden die naar hun uiterlijke verschijningsvorm wijzen op een voorbedachten rade.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte voorafgaand en gedurende haar handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat zij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daar rekenschap van heeft gegeven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 5 februari 2022 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de aan haar zorg toevertrouwde zoon, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 2011), opzettelijk en met voorbedachten rade, van het leven te beroven, die [slachtoffer] een grote hoeveelheid slaappillen en antidepressiva en antipsychotica en kalmeringsmiddel, in een vruchtensapje, heeft toegediend en doen innemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 121 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en dat aan haar de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat uit de adviezen van de deskundigen blijkt dat de verdachte vooral een gevaar is voor zichzelf, waardoor een wettelijke grondslag voor TBS ontbreekt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op haar toen tienjarige zoon [slachtoffer] , door hem over te halen een sapje met een grote hoeveelheid fijngestampte medicatie op te drinken. Dit is een zeer ernstig feit. De rechtbank acht het feit des te ernstiger nu [slachtoffer] is opgegroeid in Zuid-Afrika en kort voor het feit met de verdachte in Nederland is komen wonen, waarbij hij in hoge mate afhankelijk was van zijn moeder, mede omdat zijn vader achterbleef in Zuid-Afrika en de verdachte op dat moment alleen de zorg voor hem had. Een situatie waarin [slachtoffer] , als ieder kind en in zijn geval te meer, bij uitstek op zijn moeder moest kunnen vertrouwen. De verdachte heeft met haar handelen dat vertrouwen ten diepste geschonden, zoals ook blijkt uit de namens [slachtoffer] ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. De gevolgen van het feit voor [slachtoffer] zijn groot, gegeven alleen al de omstandigheid dat hij nu weer naar Zuid-Afrika is terugverhuisd en de (psychische) hulp die hij nodig heeft om het gebeurde te verwerken. De gevolgen van het feit zijn ook groot voor de vader van [slachtoffer] , die hem heeft toevertrouwd aan de zorg van de verdachte in afwachting van zijn terugkeer naar Nederland en de afwikkeling van de echtscheiding. Zoals blijkt uit de door hem ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring is zijn leven verwoest. Hoe triest de gevolgen van het feit óók voor de verdachte zijn, kent de rechtbank bij haar beoordeling van de op te leggen straf en maatregel aan de ernst van het feit zwaarwegende betekenis toe.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 mei 2022. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), opgemaakt door D. van der Meer, psychiater, en B. Koudstaal, klinisch psycholoog, van 12 juli 2022, en de door hen ter terechtzitting gegeven toelichting daarop. De deskundigen hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken, een recidiverende depressieve stemmingsstoornis en een stoornis in het gebruik van benzodiazepinen. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes van de verdachte. Er is sprake van het afweermechanisme verdringing, dat zo sterk is, dat de verdachte slechts een partiële herinnering heeft aan haar handelen. Dit hangt samen met haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en de vermijdende trekken die zich uiten in passiviteit, een zeer disfunctionele coping, een zeer sterke vermijding van problemen en het ontwijken van verantwoordelijkheden. Hoewel de deskundigen geen volledig delictscenario kunnen schetsen, is het wel zeer aannemelijk dat er een samenhang is met de persoonlijkheidsproblematiek en de stemmingsstoornis van de verdachte. Zonder een precieze doorwerking te kunnen formuleren is er naar de mening van de deskundigen ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een verminderde toerekenbaarheid. Uit het onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat het handelen van de verdachte in het geheel door haar stoornissen bepaald zou zijn. Zo getuigt de kort voor het ten laste geschreven afscheidsbrief – met daarin duidelijke verwijzingen naar haar motief – van (in ieder geval deels) bewust en planmatig handelen. De deskundigen zien een risico op herhaling in enig geweldsdelict in de relatiesfeer, wanneer de ernstige psychopathologie niet voldoende bewerkt wordt. Voor een verlaging van het recidiverisico is psychotherapie gericht op haar persoonlijkheidsproblematiek noodzakelijk. Aangezien het risico op de langere termijn nauw samenhangt met de nog grotendeels onbehandelde persoonlijkheidspathologie, met een verwachte langdurige behandeling die de verdachte sterk zal confronteren met haar inadequate coping, is een dwingend kader aangewezen. De verwachting is dat de verdachte zich wel zal voegen, maar zich niet makkelijk daadwerkelijk zal committeren aan een onvermijdelijk zeer confronterende therapie. Ook is het risico op vastlopen en vervolgens staken van de behandeling zeer wel mogelijk. Om die reden achten de deskundigen een verplicht kader aangewezen. Gezien de verwachte lange duur, het belang om de behandeling te borgen en de noodzaak om na klinische behandeling de resocialisatie intensief te kunnen begeleiden, is een TBS met voorwaarden aangewezen. Ter terechtzitting hebben de deskundigen verklaard dat zij een TBS met dwangverplichting niet nodig achten, omdat de risicofactoren binnen een TBS met voorwaarden voldoende behandeld kunnen worden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 7 november 2022, opgemaakt door [naam] , en zijn toelichting ter terechtzitting. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De verdachte heeft psychosociale problemen en relationele problemen, die samenhangen met de ten laste gelegde feiten. Daarnaast is sprake van grote instabiliteit op het gebied van wonen, financiën en dagbesteding. De reclassering adviseert om aan de verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen. Zij zien mogelijkheden om de kans op recidive te verminderen tot een aanvaardbaar niveau binnen de voorgestelde voorwaarden. De reclassering adviseert om de volgende voorwaarden te verbinden aan de TBS: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en controle op contact met het slachtoffer. De reclassering adviseert daarnaast om de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen,
neemt de rechtbank die conclusies over en maakt deze tot de hare. Dit brengt mee dat de rechtbank het ten laste gelegde verminderd toerekent aan de verdachte.
De straf
Een poging tot moord is een zeer ernstig feit dat wordt bestraft met hoge gevangenisstraffen. Gelet op de ernst van dit feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook op zijn plaats is. Wat betreft de duur van de straf houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit. Alles afwegende acht zij een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet aanleiding om een aanzienlijk hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De reden hiervoor is dat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, een poging tot moord bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De TBS-maatregel
De rechtbank zal voorts aan de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen.
De rechtbank stelt daartoe vast dat het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Blijkens de inhoud van de hiervoor vermelde psychiatrische en psychologische rapportages bestond bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken, een recidiverende depressieve stemmingsstoornis en een stoornis in het gebruik van benzodiazepinen. De deskundigen concluderen in hun rapportages – zoals hiervoor reeds vermeld – dat het feit in verminderde mate aan de verdachte moet worden toegerekend.
Daarnaast is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een recidiverisico, zodat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van het PBC-rapport en het reclasseringsrapport.
Gelet op de stoornissen, het aanwezige recidivegevaar, de ernst van het door de verdachte gepleegde feit en het feit dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS noodzakelijk maken en dat niet kan worden volstaan met oplegging van alleen een gevangenisstraf.
Uit het PBC-rapport blijkt verder dat de gedragsdeskundigen een TBS met voorwaarden het meest passende en kansrijke kader achten. Ook de reclassering adviseert TBS met voorwaarden op te leggen, zoals hiervoor vermeld.
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen en de reclassering van oordeel dat aan de verdachte een TBS met voorwaarden kan worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank mede betrokken dat de verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich aan de voorwaarden te houden.
De rechtbank zal daarom beslissen tot oplegging van een TBS met voorwaarden en daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden stellen die door de reclassering zijn geadviseerd en hieronder in het dictum worden weergegeven.
De rechtbank verbindt de door de reclassering geadviseerde voorwaarde van een time-out plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum als de reclassering dat nodig vindt niet aan de terbeschikkingstelling. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de verdachte in een zorginstelling en voor welke duur is voorbehouden aan de rechter (ECLI:NL:HR:2022:1027). Indien de noodzaak van een time-out maatregel zich voordoet, kan de officier van justitie wijziging van de voorwaarden verzoeken.
De dadelijke uitvoerbaarheid
Om te voorkomen dat tussen het einde van de detentie en de aanvang van de TBS met voorwaarden een periode zonder toezicht zal ontstaan, zal de rechtbank - gelet op het recidiverisico en de ernst van de stoornissen - op grond van artikel 38, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Voorgenoemd bevel gaat conform artikel 38, zevende lid Sr in op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.
Duur
Indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, kan de totale duur van de TBS een periode van vier jaren te boven gaan nu het begane misdrijf was gericht tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon in de zin van artikel 38e, eerste lid, Sr.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 33.594,16, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 13.594,16 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade, en zij heeft zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de posten muziektherapie, toekomstige kosten psycholoog, kosten contactherstel en kosten ziekenhuis/daggeldvergoeding af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft zij verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde materiële schade
Kosten extra vlucht
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij - ten aanzien van de kosten voor een extra vlucht - afwijzen, omdat dit geen schade is die de benadeelde partij zelf heeft geleden. De kosten zijn gemaakt ten behoeve van een vlucht van de vader van de benadeelde partij.
Kosten muziektherapie
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post kosten muziektherapie, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag, te weten € 1.469,90.
Kosten psycholoog
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post kosten psycholoog, is door de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag, te weten € 1.833,84.
Toekomstige kosten psycholoog
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post toekomstige kosten psycholoog, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de benadeelde partij in het licht van de gemotiveerde betwisting van de verdachte onvoldoende onderbouwd. Zonder nadere onderbouwing van de begroting van die kosten, waarbij op voorhand ook niet als vaststaand kan worden aangenomen dat deze kosten niet in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een verzekering of wet- en regelgeving, kan er (nog) niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid van worden uitgegaan dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Kosten ziekenhuisdaggeldvergoeding
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij, ten aanzien van de ziekenhuisdaggeldvergoeding, afwijzen. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat deze kosten zijn betaald door de familie van de verdachte. Dit heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij niet betwist. Er is dus niet komen vast te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt gedurende de ziekenhuisopname.
Kosten ziekenhuis Zuid-Afrika
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post kosten ziekenhuis Zuid-Afrika, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag, te weten € 54,98.
Kosten contactherstel
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post kosten contactherstel, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Het gaat om kosten die in de toekomst wellicht gemaakt moeten worden voor het inschakelen van een
social worker, als het contact tussen de benadeelde partij en de verdachte hersteld wordt. Het is nog onzeker of deze schade zal worden geleden, ook op dit onderdeel mede omdat niet blijkt of deze kosten in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een verzekering dan wel wet- en regelgeving. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Gelet op wat door en namens de benadeelde partij ter toelichting op de vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,00 . De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 10.858,72, bestaande uit € 3.358,72 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de posten toekomstige kosten psycholoog, kosten contactherstel en de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaring in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 februari 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.858,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 februari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
De rechtbank bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 89 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De rechtbank bepaalt voorts dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK papier, worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 38, 38a, 38e, 45, 289 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot moord;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte;
stelt daarbij de navolgende voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
dat de veroordeelde:
1. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
2. meewerkt aan het reclasseringstoezicht, dit houdt onder andere in:
o De veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o De veroordeelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de veroordeelde vast te stellen.
o De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o De veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o De veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
o De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o De veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o De veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht. Hieronder valt ook medewerking aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat de veroordeelde onaangekondigd door de wijkagent gecontroleerd kan worden binnen zijn huis of omgeving.
o De veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen
3. zich laat opnemen in FPK Fivoor de Kijvelanden en FPA Fivoor, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zo lang de kliniek en de reclassering dat nodig vinden. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen (alsmede de controle hierop), als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. zich laat behandelen door een forensische polikliniek, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang als de behandelinstelling en de reclassering dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
5. verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, of
thuisbegeleiding krijgt, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en verblijfsinstelling dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma
dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
6. meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
7. zich dient te houden aan de aanwijzingen en afspraken die behandelaren en reclassering
haar geven over het contact met haar zoon.
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Limburg de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris en in gaat op het moment dat de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak eindigt;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 10.858,72, bestaande uit € 3.358,72 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 februari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de posten toekomstige kosten psycholoog, kosten contactherstel en de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 10.858,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 februari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 89 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK papier.
De voorlopige hechtenis;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 januari 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Rotterdam, 19 januari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:318.