ECLI:NL:RBDHA:2023:4297
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag en verblijfsvergunning
In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling, een mvv-aanvraag ingediend voor arbeid in de Aziatische horeca, welke aanvankelijk is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die de afwijzing vernietigde, heeft de staatssecretaris in hoger beroep de eerdere afwijzing bevestigd. Eiser heeft vervolgens een tweede aanvraag ingediend, die wel is ingewilligd, en kreeg een verblijfsvergunning voor de periode van 15 augustus 2022 tot 5 augustus 2024. Echter, de staatssecretaris verklaarde het bezwaar tegen de eerste afwijzing niet-ontvankelijk, omdat eiser geen gunstiger rechtspositie kon verkrijgen door de eerdere aanvraag. Eiser betwistte deze beslissing en stelde dat hij wel degelijk belang had bij een beslissing op zijn bezwaar, omdat hij anders later zou kunnen naturaliseren.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, aangezien hij reeds een verblijfsvergunning heeft verkregen. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid van een eerdere ingangsdatum van de verblijfsvergunning geen procesbelang oplevert, omdat dit feitelijk niet mogelijk is. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder in te gaan op de overige beroepsgronden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 maart 2023.