ECLI:NL:RBDHA:2023:4297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL22.20027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag en verblijfsvergunning

In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling, een mvv-aanvraag ingediend voor arbeid in de Aziatische horeca, welke aanvankelijk is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die de afwijzing vernietigde, heeft de staatssecretaris in hoger beroep de eerdere afwijzing bevestigd. Eiser heeft vervolgens een tweede aanvraag ingediend, die wel is ingewilligd, en kreeg een verblijfsvergunning voor de periode van 15 augustus 2022 tot 5 augustus 2024. Echter, de staatssecretaris verklaarde het bezwaar tegen de eerste afwijzing niet-ontvankelijk, omdat eiser geen gunstiger rechtspositie kon verkrijgen door de eerdere aanvraag. Eiser betwistte deze beslissing en stelde dat hij wel degelijk belang had bij een beslissing op zijn bezwaar, omdat hij anders later zou kunnen naturaliseren.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, aangezien hij reeds een verblijfsvergunning heeft verkregen. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid van een eerdere ingangsdatum van de verblijfsvergunning geen procesbelang oplevert, omdat dit feitelijk niet mogelijk is. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder in te gaan op de overige beroepsgronden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20027

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een mvv [1] voor het doel ‘Arbeid in loondienst – Aziatische Horeca’ afgewezen.
Bij besluit van 19 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Bij uitspraak [2] van 28 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door
eiser ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verweerder hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 5 november 2021 heeft verweerder het tegen het besluit van 5 december 2019 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het besluit van 5 november 2021 beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep doorgezonden aan de hoogste bestuursrechter om dit te betrekken bij het hoger beroep dat door verweerder is ingesteld tegen de uitspraak van 28 september 2021.
Bij uitspraak [3] van 15 juli 2022 heeft de hoogste bestuursrechter [4] het hoger beroep van verweerder ongegrond verklaard en de uitspraak van 28 september 2021 bevestigd. De hoogste bestuursrechter heeft eisers beroep tegen het besluit van 5 november 2021 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
Bij besluit van 8 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. Delhaas. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser heeft een mvv-aanvraag ingediend voor het doel “Arbeid in loondienst – Aziatische horeca”. Deze aanvraag is in eerste instantie afgewezen (zie voor het verloop het kopje “Procesverloop"). Parallel aan deze procedure heeft hij later een tweede soortgelijke aanvraag ingediend. Die aanvraag is bij besluit van 1 augustus 2022 ingewilligd. Aan eiser is toen een mvv verstrekt en ambtshalve een verblijfsvergunning verleend voor de periode 15 augustus 2022 tot 5 augustus 2024. Tegelijkertijd is het bezwaar van eiser tegen de eerste afwijzing open komen te liggen in verband met de uitspraak van de rechtbank van 28 september 2021 en de bevestiging van die uitspraak door de hoogste bestuursrechter. Verweerder heeft dat bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaard bij het bestreden besluit, omdat eiser niet in een gunstiger rechtspositie zou kunnen geraken. Hij heeft namelijk een mvv gekregen en aan hem is ambtshalve een verblijfsvergunning verleend. Volgens verweerder is het niet mogelijk om de ingangsdatum van die vergunning aan te passen naar 23 september 2019, zoals voorgesteld door eiser. Uit de wet [5] volgt namelijk dat de verblijfsvergunning ambtshalve wordt verleend met ingang van de dag na de dag waarop de mvv aan de vreemdeling in persoon is afgegeven.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser vindt dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hij heeft wel degelijk belang bij een beslissing op zijn bezwaar. Verweerder had eerder een juist besluit op de eerste mvv-aanvraag kunnen en moeten nemen, waardoor eiser eerder een verblijfsvergunning zou hebben gekregen. Doordat eiser op 15 augustus 2022 zijn mvv heeft gekregen met betrekking tot zijn tweede aanvraag, zijn de verblijfsjaren vanaf de eerste aanvraag verloren gegaan. Dit leidt ertoe dat hij pas later kan naturaliseren. Tot slot is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Nu eiser een mvv heeft gekregen en aan hem ambtshalve een verblijfsvergunning is verleend, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of er nog procesbelang van eiser bij zijn beroep is.
4. Het is vaste rechtspraak dat een belanghebbende slechts in rechte kan opkomen tegen een besluit, indien hij daardoor in een materieel gunstiger positie kan geraken.
In geschillen over de verlening van een verblijfsvergunning regulier, terwijl de vreemdeling reeds rechtmatig verblijf heeft op grond van een hem verleende verblijfsvergunning, is procesbelang in beginsel gegeven, indien de te verlenen verblijfsvergunning andere rechtsgevolgen of een eerdere ingangsdatum heeft dan de reeds verleende en die vreemdeling daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken. [6]
5. De rechtbank is van oordeel dat een mogelijke eerdere ingangsdatum van de verblijfsvergunning in dit geval geen procesbelang oplevert, omdat een eerdere ingangsdatum feitelijk niet mogelijk is. De ambtshalve verleende verblijfsvergunning wordt gegeven met ingang van de dag na de dag waarop de mvv aan de vreemdeling in persoon is afgegeven of met ingang van de dag die bij de afgifte van de mvv is opgegeven door de vreemdeling als de dag waarop hij Nederland zal inreizen. [7]
Het is de keuze van eiser zelf geweest om een nieuwe aanvraag in te dienen. Dat die aanvraag is ingewilligd in plaats van de eerste aanvraag, is niet van belang in de huidige procedure.
6. Met verweerder is de rechtbank daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep. Aan de bespreking van de overige beroepsgrond komt de rechtbank daarom niet toe.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Zaaknummer: AWB 20/5569.
3.Zaaknummer: 202106767/1/V1.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
5.Artikel 3.57, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1611.
7.Zie artikel 3.57 van het Vb 2000.