Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[gedaagde 1] te [plaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
€ 440.000 (hierna: de leningsovereenkomst II).
3.Het geschil
€ 770.000, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 juli 2022;
4.De beoordeling
€ 3.451,54. De beslagkosten worden verder vastgesteld op € 667 voor griffierecht en € 4.247 voor salaris advocaat (1 punt × € 4.247, tarief VIII) en daarmee in totaal op € 8.365,54.Nu de beslagkosten tot de proceskosten worden gerekend, is de gevorderde ingangsdatum van de wettelijke rente over de beslagkosten, namelijk per datum van de beslaglegging, niet toewijsbaar. De rechtbank zal deze ingangsdatum daarom vaststellen op de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
€ 4.247, tarief VIII). Aldus zal de rechtbank een bedrag aan proceskosten toewijzen van in totaal € 13.674,04. Wettelijke rente over dit bedrag is niet gevorderd.
€ 2.123,50 aan salaris advocaat (1 punt × factor 0,5 × € 4.247,00, tarief VIII). Voor wat betreft de gevorderde nakosten verwijst zij naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen onder 4.7.