In deze zaak heeft eiseres op 2 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiseres op 29 juli 2022 verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 16 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is overschreden. Eiseres heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, en heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.