ECLI:NL:RBDHA:2023:4079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot buiten behandelingstelling van aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 15 februari 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar zijn verzoek werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser, dat hij had ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar, behandeld op 22 maart 2023. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen.
De rechtbank overwoog dat eiser verschillende procedures had doorlopen en dat het Bureau Medische Advisering (BMA) eerder adviezen had uitgebracht over zijn medische situatie. Eiser had niet de gevraagde medische gegevens overgelegd, wat leidde tot de conclusie dat de aanvraag niet kon worden behandeld. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om de ontbrekende gegevens te verstrekken en dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen. Eiser's argumenten dat de aanvraag niet beoordeeld kon worden zonder een actueel BMA-rapport werden door de rechtbank verworpen, omdat de benodigde gegevens niet waren aangeleverd.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.