Op 22 maart 2023 heeft de kantonrechter mr. E.A.W. Schippers een mondelinge uitspraak gedaan in een huurzaken tussen [eiser01] en [gedaagde01]. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een woning die [gedaagde01] sinds 10 februari 2014 huurt van [eiser01]. Er is een huurachterstand ontstaan, waarvoor partijen op 7 juli 2022 een betalingsregeling hebben getroffen. [eiser01] vordert de achterstallige huur, contractuele rente, boete en buitengerechtelijke incassokosten, evenals ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Tijdens de zitting is gebleken dat de achterstallige huur inmiddels volledig is betaald, waardoor de vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen niet kan worden toegewezen.
De kantonrechter heeft vervolgens de vorderingen tot ontbinding en ontruiming afgewezen, omdat er geen huurachterstand meer bestaat. De rechter heeft echter opgemerkt dat dit in de toekomst anders kan zijn als [gedaagde01] opnieuw in gebreke blijft. Daarnaast heeft de kantonrechter de contractuele rente en het boetebeding beoordeeld. De rechter oordeelde dat deze bedingen oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, omdat ze de rechten en verplichtingen van de partijen onevenwichtig maken ten nadele van de huurder. De kantonrechter heeft beide bedingen vernietigd, waardoor de vorderingen tot betaling van rente en boete zijn afgewezen.
Ten slotte zijn de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze correct waren aangezegd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan en de termijn voor het instellen van hoger beroep vangt aan op de dag van de mondelinge uitspraak.