ECLI:NL:RBDHA:2023:4004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.3355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Tunesische nationaliteit, heeft op 11 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 27 januari 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 21 februari 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië in zijn geval niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft de relevante elementen van het asielrelaas geloofwaardig geacht, maar stelt dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, wat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden geldt dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij terugkeer naar Tunesië een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat Tunesië een veilig land van herkomst is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld, en dat de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijke vereisten. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat hij behoort tot een kwetsbare groep die bescherming nodig heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3355

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.G. Brands),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.A.W. Oude Lenferink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 11 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 januari 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielrelaas het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in Tunesië problemen met een man genaamd [naam] . De problemen zijn ontstaan nadat eiser deze man heeft aangesproken en geslagen omdat hij zijn zus lastigviel. De man heeft eiser verwond met een zwaard en hem aangereden met een vrachtwagen. Eiser heeft aangifte gedaan, maar de man kwam na drie dagen weer vrij. Vervolgens heeft de man eiser met een mes in zijn hoofd en rug gestoken. Eiser vreest dat de man hem bij terugkeer zal doden. Eiser heeft niet opnieuw aangifte gedaan, omdat de Tunesische autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden, aldus eiser.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met [naam] .
6. De staatssecretaris heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Eiser is afkomstig uit Tunesië en Tunesië kan volgens de staatssecretaris worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Dit betekent dat een algemeen rechtsvermoeden geldt dat vreemdelingen die uit Tunesië komen geen internationale bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is. Hierin is eiser volgens de staatssecretaris niet geslaagd, omdat de relevante elementen niet zijn te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Ook vindt de staatssecretaris dat eiser bij terugkeer naar Tunesië geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM). Eiser kan bij voorkomende problemen bescherming van de Tunesische autoriteiten inroepen.
Heeft de staatssecretaris aan het besluit ten grondslag kunnen leggen dat Tunesië een veilig land van herkomst is?
7. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat Tunesië een veilig land van herkomst is. Eiser verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3171), waaruit volgt dat de herbeoordeling van de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat Tunesië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De staatssecretaris heeft erop kunnen wijzen dat op 6 mei 2021 een herbeoordeling heeft plaatsgevonden, waarin is geconcludeerd dat Tunesië nog altijd als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, met uitzondering van LHBTI’s en personen die een zogenoemde S17-maatregel op hun naam hebben staan. Op 25 mei 2022 zijn journalisten, activisten en politiek opponenten die kritiek uiten op de president en/of regering hieraan toegevoegd. Niet is gesteld of gebleken dat eiser tot een van deze groepen behoort. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2022 leidt niet tot een ander oordeel, nu deze uitspraak ziet op de herbeoordeling van september 2020. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat de recentere herbeoordeling ook niet voldoet aan de eisen die de Procedurerichtlijn stelt. Eiser heeft deze stelling echter niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. Daarom leidt deze enkele stelling niet tot een ander oordeel.
9. Het voorgaande betekent dat een algemeen rechtsvermoeden geldt dat vreemdelingen die uit Tunesië komen, waaronder eiser, geen internationale bescherming nodig hebben. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat Tunesië in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat Tunesië in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt?
10. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij in de zienswijze van 26 januari heeft verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van een (nadere) zienswijze. De gemachtigde heeft het voornemen namelijk niet kunnen bespreken met eiser vanwege het feit dat eiser op 26 januari 2023 een afspraak had met een anesthesist in Den Haag in verband met een geplande operatie op 31 januari 2023. Het is volgens eiser onzorgvuldig dat de staatssecretaris geen uitstel heeft verleend. De gemachtigde van eiser had de documenten die eiser heeft overgelegd met hem willen bespreken en deze willen laten vertalen. De gemachtigde stelt dat misschien uit de documenten is af te leiden dat eiser geen bescherming kan inroepen van de Tunesische autoriteiten.
11. Deze beroepsgrond slaag niet. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit allereerst kunnen overwegen dat eiser in een eerder stadium had kunnen aangeven dat hij op 26 januari 2023 een afspraak in het ziekenhuis had. In de uitnodiging voor het gehoor, die op 18 januari 2023 is verzonden, staat al dat de aanvraag van eiser in de versnelde procedure wordt behandeld, hoe die procedure er uitziet, wanneer ze begint en wat de termijnen zijn. Er staat ook dat de betrokkene het de IND kan laten weten als zij of hij een goede reden heeft om niet te verschijnen, en dat in dat geval een nieuwe afspraak wordt gemaakt. Eiser had dus in ieder geval naar aanleiding van deze uitnodiging kunnen laten weten dat 24 januari 2023 niet goed uitkwam als start van de procedure. De staatssecretaris heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat eiser voor zijn problemen in Tunesië geen bescherming kan krijgen bij de Tunesische autoriteiten. Eiser heeft tijdens het gehoor van 24 januari 2023 een toelichting gegeven op de documenten die hij heeft overgelegd. De documenten hebben betrekking op de aangifte die eiser heeft gedaan na de eerste aanval door [naam] . De stelling van de gemachtigde van eiser dat hieruit mogelijk zou kunnen blijken dat de Tunesische autoriteiten eiser geen bescherming kunnen bieden, is niet geconcretiseerd of onderbouwd en komt de rechtbank verder ook niet aannemelijk voor. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet gebleken dat het doen van een tweede aangifte naar aanleiding van de tweede aanval door [naam] op voorhand zinloos zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich gelet op het voorgaande op het standpunt kunnen stellen dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij internationale bescherming nodig heeft.

Conclusie en gevolgen

12. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.