In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Tunesische nationaliteit, heeft op 11 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 27 januari 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 21 februari 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië in zijn geval niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft de relevante elementen van het asielrelaas geloofwaardig geacht, maar stelt dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, wat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden geldt dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij terugkeer naar Tunesië een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat Tunesië een veilig land van herkomst is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld, en dat de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijke vereisten. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat hij behoort tot een kwetsbare groep die bescherming nodig heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.