ECLI:NL:RVS:2022:3171

Raad van State

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
202101633/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en herbeoordeling veilig land van herkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 5 maart 2021 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 december 2020 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarbij hij zich baseerde op de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Akbalik, heeft hoger beroep ingesteld en betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de herbeoordeling van deze aanwijzing voldoet aan de wettelijke vereisten. Hij stelt dat de staatssecretaris de relevante informatiebronnen, zoals genoemd in artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn, niet heeft betrokken in zijn herbeoordeling.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de herbeoordeling aan de wettelijke vereisten voldoet. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris van 29 december 2020. De staatssecretaris wordt verplicht om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2022.

Uitspraak

202101633/1/V2.
Datum uitspraak: 3 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 maart 2021 in zaak nr. NL21.67 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 december 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 maart 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Akbalik, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       In zijn enige grief klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de herbeoordeling van de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst die ten grondslag ligt aan het besluit (zie Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2664), voldoet aan de wettelijke vereisten. Hij betoogt terecht dat de staatssecretaris de in artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn, genoemde informatiebronnen, voor zover die beschikbaar zijn, niet in die herbeoordeling heeft betrokken. De staatssecretaris had die herbeoordeling daarom niet aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:738. In zoverre slaagt de grief.
2.       Het hoger beroep is alleen al hierom gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 29 december 2020 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 maart 2021 in zaak nr. NL21.67;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 29 december 2020, V-[…};
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2022
314-992