ECLI:NL:RBDHA:2023:3970
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met Tunesische nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser. De maatregel van bewaring was op 23 december 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 20 maart 2023 gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren op een onbekende datum, sinds 15 december 2022 in bewaring verblijft. De eiser voerde aan dat er geen zicht was op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn, aangezien er sindsdien enkel schriftelijk contact was geweest met de Tunesische autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende zicht op uitzetting was, omdat de staatssecretaris op 28 december 2022 een aanvraag voor een laissez-passer voor de eiser had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat er nog geen reactie was ontvangen van de Tunesische autoriteiten, onvoldoende was om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, conform het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.