ECLI:NL:RBDHA:2023:3970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.7543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met Tunesische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser. De maatregel van bewaring was op 23 december 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 20 maart 2023 gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren op een onbekende datum, sinds 15 december 2022 in bewaring verblijft. De eiser voerde aan dat er geen zicht was op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn, aangezien er sindsdien enkel schriftelijk contact was geweest met de Tunesische autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende zicht op uitzetting was, omdat de staatssecretaris op 28 december 2022 een aanvraag voor een laissez-passer voor de eiser had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat er nog geen reactie was ontvangen van de Tunesische autoriteiten, onvoldoende was om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, conform het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7543

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 20 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 7 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1507) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 1 februari 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn. Eiser verblijft sinds 15 december 2022 in bewaring en verweerder heeft sindsdien enkel schriftelijk gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië ontbreekt. Verweerder heeft op 28 december 2022 een aanvraag voor een laissez-passer (lp) voor eiser ingediend bij de autoriteiten van Tunesië. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat niet langer sprake is van zicht op uitzetting. De enkele omstandigheid dat op de lp-aanvraag en het rappel van verweerder nog niet is gereageerd door de Tunesische autoriteiten, is daarvoor in dit stadium onvoldoende. Bovendien is niet gebleken dat de Tunesische autoriteiten aan eiser geen lp zullen verstrekken. De beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet.
6. De rechtbank ziet ten slotte ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. [1]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de