In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 3 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft verweerder op 8 augustus 2022 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit en heeft op 29 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.