ECLI:NL:RBDHA:2023:394
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op € 514.000 heeft vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de nieuwe stellingen van eiser tardief waren en niet eerder waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2020 correct was vastgesteld, en dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was. De rechtbank heeft de methodiek van de waardebepaling, die gebaseerd was op vergelijkingsobjecten, als goed bruikbaar beoordeeld. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de waarde lager zou moeten zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om bepaalde stukken voorafgaand aan de hoorzitting te verstrekken, en dat eiser zijn inzagerecht niet heeft benut. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.