In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Financiën. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die geregistreerd staan in het systeem Fraude Signalering Voorziening (FSV) op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het primaire besluit van 16 september 2021, waarin het verzoek om inzage werd gehonoreerd, werd later door de minister ongegrond verklaard in een bestreden besluit van 11 maart 2022. Eiser was van mening dat er meer persoonsgegevens over hem in het FSV geregistreerd stonden dan de minister had vastgesteld, namelijk ook in de jaren 2015 tot en met 2020.
Tijdens de zitting op 8 maart 2023, waar eiser aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door een gemachtigde, werd de zaak besproken. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er meer persoonsgegevens in het FSV aanwezig waren dan de minister had aangegeven. De rechtbank vond de verklaring van de minister, dat de code 1043 op de brieven van eiser niet betekende dat hij in het FSV was geregistreerd, maar een andere betekenis had, geloofwaardig. Eiser had geen verdere feiten aangedragen die zijn stelling konden onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de minister niet verplicht was om de kosten van de procedure te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.