In deze zaak hebben eisers, een Syrisch gezin, op 31 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 15 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard, maar het hiertegen ingestelde beroep werd op 21 juni 2021 gegrond verklaard. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vervolgens de beslistermijn met negen maanden verlengd, maar eisers hebben op 29 september 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag. Op 18 oktober 2022 hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De beroepen zijn daarom kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eisers.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Ook is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 569,25. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.