ECLI:NL:RBDHA:2023:3815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
NL23.646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor Oekraïense verzoekster om tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoekster. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 februari 2023 behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek geschorst om de verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op het verzoekschrift.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster als gevolg van het bestreden besluit niet langer aanspraak kan maken op de eerder toegekende rechten voor tijdelijke beschermden, zoals verblijf in de gemeentelijke opvang en toegang tot de arbeidsmarkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van verzoekster om gebruik te kunnen blijven maken van gemeentelijke voorzieningen en toegang te houden tot de arbeidsmarkt zwaarder wegen dan het belang van de verweerder bij afwijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en de verweerder verplicht wordt om een verblijfssticker in het paspoort van verzoekster te plaatsen tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door de verweerder moet worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.646

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

[v nummer]
(gemachtigde: mr. A. Berends),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

In het besluit van 20 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder meegedeeld dat verzoekster niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG [1] .
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder is niet verschenen.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op het verzoekschrift en hetgeen op zitting is besproken.
Verweerder heeft op 10 februari 2023 een reactie op het verzoekschrift ingediend. Verzoekster heeft hier op 14 februari 2023 op gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voldoet. Dit betekent dat verzoekster geen griffierecht hoeft te betalen.
Feiten en omstandigheden
2. Verzoekster is van Oekraïense nationaliteit en heeft zich op [medio] oktober 2022 gemeld bij het loket van de IND om een bewijs van rechtmatig verblijf te krijgen.
3. Met het bestreden besluit is verzoekster te kennen gegeven dat zij niet voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn) in aanmerking komt, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij tot een van de doelgroepen behoort waarvoor tijdelijke bescherming is bedoeld. Daarbij is een handgeschreven toelichting toegevoegd: “Uit uw paspoort blijkt dat u Slowakije bent ingereisd op 10092021. U hebt verklaard dat u sindsdien niet meer in Oekraïne bent geweest.” Verweerder plaatst daarom geen verblijfssticker in het paspoort of verstrekt geen Ontheemdendocument.
Standpunt verzoekster
4. Verzoekster voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. Verweerder heeft ook erkend dat is volstaan met een standaardbrief. Verzoekster voert aan dat zij wel degelijk ontheemd is, omdat zij net als andere Oekraïners die na 27 november 2021 zijn vertrokken uit Oekraïne niet kan terugkeren. Verweerder dient in bezwaar te motiveren waarom verzoekster niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming en verweerder moet daarbij volgens verzoekster ingaan op haar betoog dat uit de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit volgt dat aan de grondrechten en het evenredigheidsbeginsel moet worden getoetst. Verzoekster stelt verder dat verweerder ten onrechte stelt dat zij naar Ter Apel moet om asiel aan te vragen. Verzoekster heeft zich ingeschreven in de Basisregistratie Personen en deze inschrijving moet worden aangemerkt als een asielverzoek. Volgens verzoekster is het onevenredig om van haar te verlangen dat zij zich in Ter Apel meldt, terwijl Ter Apel de huidige asielstroom nauwelijks aan kan en het juist de bedoeling was om Oekraïners buiten de reguliere asielstroom te houden. Verzoekster heeft er in dit kader nog op gewezen dat er voor Oekraïne een besluit- en vertrekmoratorium geldt. Verder behelst het bestreden besluit volgens verzoekster een (verkapt) terugkeerbesluit, omdat daarin is vermeld dat zij Nederland (in beginsel) moet verlaten als zij geen asiel aanvraagt.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft in zijn verweerschrift de achtergrond van de Richtlijn, de implementatie daarvan in de Nederlandse wetgeving en de uitvoeringspraktijk geschetst en daarnaast zijn standpunt nader uiteengezet. Verweerder heeft verder aangevoerd dat terecht is geconcludeerd dat verzoekster niet behoort tot één van de doelgroepen waarvoor de tijdelijke bescherming is bedoeld, omdat verzoekster Oekraïne vóór 27 november 2021 heeft verlaten. Uit het paspoort van verzoekster blijkt dat namelijk dat zij op 9 september 2021 naar Slowakije is gereisd. Verzoekster heeft ook verklaard dat zij sindsdien niet in Oekraïne is geweest. Verweerder stelt dat in het geval van verzoekster daarom vrij eenvoudig vast te stellen is dat zij niet tot de doelgroep behoort en dat daarbij geen belangenafweging hoeft te worden gemaakt. Verweerder heeft verder toegelicht dat de aanmelding bij de gemeente wordt aangemerkt als een uiting van een asielwens, waardoor rechtmatig verblijf ontstaat. Het bestreden besluit leidt er niet toe dat er geen sprake meer is van rechtmatig verblijf. Het is volgens verweerder aan verzoekster om, indien zij niet kan terugkeren naar Oekraïne of een derde land, zich te melden bij Ter Apel en daar de aanvraag formeel in te dienen en het asielproces te doorlopen. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij het risico loopt om uit de opvang gezet te worden of dat zij gewerkt heeft in Nederland.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat het indienen van bezwaar geen schorsende werking heeft. Dit betekent dat verzoekster in onzekerheid verkeert of en hoelang zij nog in de gemeentelijke opvang kan verblijven. Het gegeven dat verzoekster elk moment van de gemeente te horen kan krijgen dat zij de opvanglocatie moeten verlaten, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter al mee dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
8. De voorzieningenrechter constateert vervolgens dat verzoekster als gevolg van het bestreden besluit niet langer aanspraak kan maken op de eerder aan haar toegekende rechten die gelden voor tijdelijke beschermden, zoals verblijf in de gemeentelijke opvang en toegang tot de arbeidsmarkt. Verweerder stelt dat Oekraïners die Oekraïne vóór 27 november 2021 hebben verlaten, zich kunnen melden in Ter Apel om de asielaanvraag te formaliseren en de reguliere asielprocedure te doorlopen. De voorzieningenrechter volgt verzoekster in haar betoog dat onduidelijk is binnen welke termijn verzoekster naar Ter Apel zou moeten gaan om zich (nogmaals) te melden voor een verzoek om bescherming. Verzoekster heeft er verder op kunnen wijzen dat er voor Oekraïne een besluit- en vertrekmoratorium geldt. Daarbij was er, zoals verweerder ook opmerkt, juist voor gekozen om de aanmelding van Oekraïners en derdelanders met een verblijfsstatus in Oekraïne bij gemeenten te laten plaatsvinden om de asielketen te ontlasten. De voorzieningenrechter constateert verder dat verweerder in de kamerbrief van 18 juli 2022 heeft gesteld dat de gehele migratieketen te kampen heeft met capaciteitsproblemen en dat er wordt gewerkt aan een separate triagelocatie voor de triage van derdelanders met een verblijfsvergunning in Oekraïne, waar indien mogelijk tijdelijke opvang plaatsvindt. [2] Verweerder heeft ook recentelijk, op 10 februari 2023, besloten dat de tijdelijke bescherming voor derdelanders met tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne tot 4 september 2023 doorloopt, terwijl op
31 januari 2023 werd gemeld dat deze groep niet langer onder de Richtlijn zou vallen.
9. Niet uitgesloten is dat alsnog wordt teruggekomen op het besluit om Oekraïners die formeel niet onder de Richtlijn vallen - omdat zij zich voor 27 november 2021 elders in Europa bevonden, maar ook ontheemd zijn door de oorlog in hun thuisland en nu in Nederland verblijven en werken - door te sturen naar Ter Apel en hun de rechten van de ontheemdenstatus, opvang en toegang tot de arbeidsmarkt, te onthouden. Er bestaat bij de voorzieningenrechter, mede gelet op de voortdurende beleidswijzigingen ten aanzien van vluchtelingen uit Oekraïne, onzekerheid over de afloop van de bezwaarschriftprocedure. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om uitsluitend op basis van een belangenafweging een voorlopige voorziening te treffen.
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van verzoekster om gebruik te kunnen blijven maken van de gemeentelijke voorzieningen en toegang te blijven houden tot de arbeidsmarkt zwaarder wegen dan het belang van verweerder bij afwijzing van het verzoek. Dat verzoekster niet heeft aangetoond onmiddellijk te worden verwijderd uit de gemeentelijke opvang waar zij nu verblijft, maakt dit niet anders. Daarbij acht de voorzieningenrechter ook van betekenis dat de huidige opvang in en rond Ter Apel en in de (crisis)noodopvanglocaties op onderdelen niet voldoet aan de daarvoor geldende normen, zoals recentelijk op 20 december 2022 is geoordeeld in het vonnis in hoger beroep in het kort geding aangespannen door Stichting Vluchtelingenwerk Nederland tegen de Staat en het COA. [3] Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster met de door haar overgelegde documenten aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Nederland heeft gewerkt en dus ook wat dat betreft belang heeft bij de gevraagde voorziening.
Conclusie
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en verweerder een verblijfssticker in het paspoort van verzoekster dan wel zogenaamd Ontheemdendocument moet plaatsen tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
11. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- treft de voorlopige voorziening dat verweerder een verblijfssticker in het paspoort van verzoekster plaatst tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Pielaat, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.