ECLI:NL:RBDHA:2023:3809
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening. Eiser, die getrouwd is met een Nederlandse vrouw, voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat deze beroepsgrond niet slaagde. De rechtbank constateerde dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door niet in te gaan op het verzoek van eiser om aanvullende stukken en de wens van zijn echtgenote om gehoord te worden. Desondanks besloot de rechtbank dat dit zorgvuldigheidsgebrek niet tot benadeling van eiser had geleid, en dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen aanleiding was om de asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.