ECLI:NL:RBDHA:2023:3796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/09/640610 / KG ZA 23-2
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding tolkdienstverlening DJI en RN; beoordeling van de samenvoeging van tolkopdrachten en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen SIGV Tolken en Vertalers Coöperatie U.A. en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen) en Stichting Reclassering Nederland. SIGV vorderde dat de aanbesteding van tolkdienstverlening voor DJI en RN werd ingetrokken en opnieuw werd aanbesteed, omdat zij meende dat de samenvoeging van de tolkopdrachten in strijd was met de Aanbestedingswet 2012 en het vertrouwensbeginsel. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanbestedende dienst, het Inkoopuitvoeringscentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de samenvoeging van de tolkopdrachten op een redelijke en ondubbelzinnige wijze heeft gemotiveerd. De rechter oordeelde dat de motivering voldeed aan de eisen van proportionaliteit en dat de belangen van mkb-ondernemers niet onaanvaardbaar werden geschaad. De voorzieningenrechter concludeerde dat de samenvoeging van de opdrachten niet in strijd was met artikel 1.5 van de Aanbestedingswet 2012 en dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was. De vorderingen van SIGV werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/640610 / KG ZA 23-2
Vonnis in kort geding van 9 maart 2023
in de zaak van
SIGV TOLKEN EN VERTALERS COÖPERATIE U.A.te Zeist,
eiseres,
advocaat mr. A.J. van Heeswijck te Heerenveen,
tegen:
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen)te Den Haag,
2. STICHTING RECLASSERING NEDERLANDte Utrecht,
gedaagden,
advocaat mrs. J.E. Palm en A. Hijmans van den Bergh te Den Haag.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘SIGV’ en gedaagden als ‘DJI’ en ‘RN’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 januari 2023;
- de akte van SIGV houdende overlegging producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord, met productie 1;
- de op 16 februari 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door SIGV pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Het Inkoopuitvoeringscentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: ‘het IUC’) heeft een openbare Europese aanbestedingsprocedure georganiseerd voor tolkdienstverlening ten behoeve van DJI en RN (hierna: ‘de Opdracht’).
2.2.
In het ten behoeve van deze aanbestedingsprocedure door het IUC opgestelde Beschrijvend Document van 22 juni 2022 valt te lezen dat de Opdracht is onderverdeeld in twee percelen, te weten Perceel 1 ‘Tolkdienstverlening DJI en RN i.g.v. risicovolle informatie’ en Perceel 2 ‘Tolkdienstverlening DJI en RN (exclusief risicovolle informatie)’. De omvang van Perceel 1 wordt geraamd op circa 10.250 tolkopdrachten per jaar en circa 15.500 tolkuren op jaarbasis en de omvang van Perceel 2 op circa 24.000 tolkopdrachten per jaar en circa 10.000 tolkuren op jaarbasis. Per perceel wordt met één opdrachtnemer een raamovereenkomst gesloten. Er mag door inschrijvers op beide percelen worden ingeschreven. Gunning vindt op beide percelen plaats aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
2.3.
In paragraaf 1.5.5 van het Beschrijvend Document heeft het IUC een motivering gegeven voor het samenvoegen van de tolkopdrachten van DJI en RN en de gehanteerde perceelindeling. SIGV heeft naar aanleiding van de aanvankelijk gegeven motivering eerst een klacht ingediend bij het klachtenmeldpunt van het IUC en vervolgens bij de Commissie van Aanbestedingsexperts (CvAE). De CvAE heeft de klacht van SIGV in advies 680 van 8 november 2022 gegrond verklaard. Beknopt weergegeven heeft de CvAE als volgt geoordeeld:
2.4.
Het IUC heeft naar aanleiding van het advies van de CvAE de motivering in paragraaf 1.5.5 van het Beschrijvend Document meerdere keren aangepast. Versie 1.5 van het Beschrijvend Document bevat de uiteindelijke motivering. Deze luidt als volgt:
2.5.
De laatste, blauw gemarkeerde, wijzigingen van de motivering in paragraaf 1.5.5 van het Beschrijvend Document zijn aangebracht in het kader van de zesde Nota van Inlichtingen van 9 december 2022. Vraag 1 is gesteld door SIGV en heeft betrekking op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de tolk. Het IUC heeft die vraag als volgt beantwoord:
De aanbestedende dienst is niet op zoek naar een deskundige die in staat is het gedrag van een gedetineerde te analyseren en verlangt niet van de Tolk dat hij/zij in strijd handelt met de Wbtv of de gedragscode.
Om misverstanden te voorkomen, herformuleren we de motivering in 1.5.5 Beschrijvend document als volgt: ‘
Inzet van dezelfde Tolk gedurende het gehele traject van detentie en reclassering, leidt er toe dat de Tolk en de gesprekspartners elkaar beter leren kennen.De kennis en ervaring die zo wordt opgebouwd vergoot bijvoorbeeld de kans dat de Tolk veranderingen in toon, taalgebruik en vocabulaire bij de gedetineerde kan signaleren waarop hij DJI en/of RN kan wijzen.
Een tolk is mede daardoor bijvoorbeeld beter in staat om boosheid of irritatie in de gesproken boodschap van de gesprekspartners weer te geven in zijn vertolking of, meer in het algemeen, onbegrip of misverstanden te voorkomen. Een en ander in het bijzijn van alle gesprekspartners en altijd met het doel om de communicatie beter te laten verlopen.
De aanbestedende dienst is er van overtuigd dat inzet van dezelfde Tolk gedurende het gehele traject van detentie en reclassering, leidt tot een goede/betere communicatie tussen alle gesprekspartners. Daarmee wordt de kwaliteit en efficiency van de trajectgesprekken wordt daarmee vergroot.
Hoewel de verwachting is dat de samenvoeging van opdrachten van DJI en RN al leidt tot het vaker inschakelen van dezelfde Tolk per (ex-) gedetineerde, drukt de ter zake opgenomen inspanningsverplichting nog eens het belang uit dat de aanbestedende dienst daaraan hecht.
Aanbestedende dienst handhaaft de samenvoeging.
2.6.
Het IUC heeft eveneens naar aanleiding van het advies van de CvAE in paragraaf 1.3.2 van het als bijlage 5 bij het Beschrijvend Document gevoegde Programma van Eisen eis 19.1 toegevoegd:
2.7.
De in eis 19.1 genoemde bijlage 13 betreft het ‘Informatieblad Detentie- & re-integratieplan voor ketenpartners’, waarin uitleg wordt gegeven over het persoonsgericht detentie- en re-integratieplan (D&R-plan). Zo valt te lezen dat het D&R-plan de leidraad vormt voor de invulling van de detentie, de detentiefasering en de voorbereiding van het traject na detentie. De gedetineerde is zelf verantwoordelijk voor het opstellen van het D&R-plan, waarmee stapsgewijs wordt toegewerkt naar verlof en detentiefasering. De gedetineerde krijgt bij het opstellen steun van de DJI en haar ketenpartners. Om de afstemming over het D&R-plan te stroomlijnen en een integrale aanpak te bevorderen is in elke PI het trajectgesprek ingevoerd.
2.8.
Voorts heeft het IUC naar aanleiding van het advies van de CvAE aan paragraaf 1.5.1 ‘Scope van de Opdracht’ de volgende zinsnede toegevoegd:
2.9.
In paragraaf 4.3.2 van het Beschrijvend Document zijn de geschiktheidseisen beschreven. In het kader van ‘Geschiktheidseis 2: Referenties’ wordt een inschrijver geacht aan de kerncompetentie ‘Deskundig in het selecteren en inzetten van Tolken’ te voldoen als zijn ingediende referenties aan onder meer de volgende eis voldoen:
  • Perceel 1: de inschrijver heeft binnen een periode van twaalf maanden (in de afgelopen drie jaar) minimaal 4.100 tolkopdrachten uitgevoerd;
  • Perceel 2: de inschrijver heeft binnen een periode van twaalf maanden (in de afgelopen drie jaar) minimaal 9.600 tolkopdrachten uitgevoerd.
2.10.
Inschrijvingen dienden uiterlijk op 20 december 2022 te worden ingediend. SIGV heeft op geen van beide percelen ingeschreven.

3.Het geschil

3.1.
SIGV vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op straffe van verbeurte van een dwangsom
primairDJI en RN te gebieden de aanbesteding van de Opdracht in te trekken en de Opdracht, met inachtneming van dit vonnis, opnieuw aan te besteden, voor zover zij de Opdracht nog wensen te gunnen, dan wel
subsidiairin goede justitie een voorziening te treffen,
zowel primair als subsidiairmet veroordeling van DJI en RN in de proceskosten
3.2.
Daartoe voert SIGV – samengevat – het volgende aan.
3.3.
In de eerste plaats stelt SIGV dat met de samenvoeging van de tolkopdrachten van DJI en RN in strijd wordt gehandeld met artikel 1.5 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012), aangezien de voor die samenvoeging gegeven motivering geen objectieve, proportionele en voldoende duidelijke gronden voor die samenvoeging bevat en die motivering de beslissing tot samenvoeging dus niet kan dragen. Voor zover er al een reden is voor samenvoeging, wegen de voordelen hiervan niet op tegen de nadelige effecten. Er is volgens SIGV bij het samenvoegen onvoldoende acht geslagen op de samenstelling van de relevante markt en de invloed van de samenvoeging op de toegang tot de opdracht voor voldoende bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (hierna: ‘mkb’). Ieder inzicht in de nadelige effecten van de samenvoeging op die toegang ontbreekt in die motivering. De samenvoeging van de opdrachten heeft volgens SIGV onmiskenbaar nadelige invloed op de toegang tot de Opdracht voor mkb-ondernemers doordat het aantal partijen dat voor gunning in aanmerking komt hierdoor afneemt. Doordat de kerncompetenties zijn gekoppeld aan het totale volume per perceel kunnen minder marktpartijen naar de Opdracht meedingen. SIGV noemt hierbij zichzelf als de huidige opdrachtnemer van RN als voorbeeld. Uit de motivering blijkt niet dat de voor- en nadelen van de samenvoeging tegen elkaar zijn afgewogen. Hierdoor kan niet worden getoetst of de samenvoeging proportioneel is. In de motivering dient tevens acht te worden geslagen op de organisatorische gevolgen en risico’s van de samenvoeging voor de aanbestedende dienst. Uit de motivering blijkt dat tot samenvoeging is overgegaan omdat daardoor gedurende het detentie- en reclasseringstraject zoveel mogelijk dezelfde tolk kan worden ingezet. Verwacht wordt kennelijk dat de tolk zich bezighoudt met de communicatie op meta-niveau. Onduidelijk is wat hiermee wordt bedoeld en SIGV betwijfelt of die taak zich verhoudt met de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een beëdigde tolk. Volgens SIGV is er geen bewijs dat de inzet van dezelfde tolk door DJI en RN zal leiden tot een verbeterde communicatie. Daarbij wijst SIGV erop dat het merendeel van de tolkopdrachten in Perceel 2 op afstand wordt verricht en de inzet van dezelfde tolk in Perceel 1 helemaal niet aan de orde is omdat het daarbij gaat om taptolken en vertaalopdrachten. Ook schiet volgens SIGV de huidige motivering tekort ten aanzien van de organisatorische gevolgen en risico’s van de samenvoeging voor de ondernemer. Er lijkt vanuit te worden gegaan dat de intermediair aan wie wordt gegund speciaal voor DJI en RN tolken zal werven, maar dat is volgens SIGV niet juist. Er wordt een beroep gedaan op de bestaande pool van tolken. Het is volgens SIGV een raadsel hoe de samenvoeging kan leiden tot een meer bestendige relatie tussen ondernemer en tolk. De inspanningsverplichting om telkens dezelfde tolk in te zetten leidt er volgens SIGV juist toe dat tolkopdrachten niet eerlijk onder tolken kunnen worden verdeeld en een groot aantal tolken buiten spel wordt gezet. Het argument dat door de samenvoeging het risico wordt verkleind dat tolken niet tot een DJI-locatie worden toegelaten, is naar de mening van SIGV vergezocht. Iedere tolk die een DJI-locatie bezoekt moet aan de geldende toegangsvoorschriften voldoen, ook als het gaat om een voor RN optredende tolk die eerder voor DJI tolkwerkzaamheden heeft verricht. Ook wijst SIGV erop dat het aantal tolkopdrachten op locatie zeer klein is. Ten slotte stelt SIGV dat de mogelijkheid om als samenwerkingsverband in te schrijven geen gevolg of risico betreft dat betrekking heeft op de uitvoering van de Opdracht.
3.4.
In de tweede plaats wordt volgens SIGV met de samenvoeging in strijd gehandeld met het vertrouwensbeginsel. Volgens SIGV heeft de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: ‘de Minister’) herhaaldelijk toegezegd dat hij het aantal actieve intermediairs op de markt van overheidsaanbestedingen wenst te vergroten door opdrachten gevarieerd en in niet te grote volumes in de markt te zetten, zodat deze een voldoende divers spectrum aan inschrijvers aantrekken. Hierdoor zou de individuele tolk meer ruimte moeten krijgen om scherpere keuzes te maken ten aanzien van de voorwaarden waaronder hij of zij bereid is voor een bepaalde intermediair te werken. De samenvoeging van de tolkopdrachten van DJI en RN leidt volgens SIGV juist tot marktverenging in plaats van de door de Minister toegezegde marktverbreding. Ook in dit verband wijst SIGV erop dat zij niet voor gunning van de Opdracht in aanmerking komt. Van een voldoende divers spectrum aan inschrijvers is volgens SIGV geen sprake, nu het vooral grote commerciële bedrijven zijn die voor gunning in aanmerking komen. Het uiteindelijke doel van de marktverbreding (het verstevigen van de positie van de tolk ten opzichte van de intermediairs) wordt volgens SIGV hierdoor niet bereikt.
3.5.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Beoordeeld moet worden of – zoals SIGV stelt en DJI en RN hebben weersproken – de tolkopdrachten voor DJI en RN in de onderhavige aanbestedingsprocedure in strijd met artikel 1.5 Aw 2012 onnodig zijn samengevoegd en/of die samenvoeging een schending van het vertrouwensbeginsel oplevert.
4.2.
Artikel 1.5 Aw 2012 bepaalt dat opdrachten niet onnodig mogen worden samengevoegd. Daarmee wordt blijkens de wetsgeschiedenis beoogd de kansen van het mkb bij een aanbesteding te vergroten (vgl. MvT Kamerstukken II 2009/10, 32 440, 3, p. 54). Niet ter discussie staat dat SIGV tot het mkb behoort en dat zij zich in beginsel dus op die bepaling kan beroepen.
4.3.
Op grond van artikel 1.5, lid 2, Aw 2012 dient een aanbestedende dienst het samenvoegen van opdrachten in de aanbestedingsstukken te motiveren. Uitgangspunt daarbij is dat een aanbestedende dienst vanwege de hem toekomende contractsvrijheid een grote mate van vrijheid toekomt bij het bepalen van de aard, omvang en inrichting van een door hem in de markt te zetten opdracht. De in het kader van een samenvoeging van opdrachten door de aanbestedende dienst te geven motivering dient redelijk en ondubbelzinnig te zijn. Ook moet het samenvoegen van opdrachten op grond van artikel 1.10, lid 2 sub a, Aw 2012 proportioneel zijn. Bij dit alles komt het niet alleen aan op de motivering in de aanbestedingsstukken, maar ook op hetgeen DJI en RN in de onderhavige kortgedingprocedure in aanvulling daarop naar voren hebben gebracht. Uit de motivering moet op grond van artikel 1.5, lid 1, Aw 2012 in ieder geval blijken dat de aanbestedende dienst bij de samenvoeging acht heeft geslagen op de drie aspecten die in deze bepaling worden genoemd, te weten:
  • de samenstelling van de relevante markt en de invloed van de samenvoeging op de toegang tot de opdracht voor voldoende bedrijven uit het mkb;
  • de organisatorische gevolgen en risico’s van de samenvoeging van de opdrachten voor – voor zover thans relevant – de aanbestedende dienst en de ondernemer;
  • de mate van samenhang van de opdrachten.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben DJI en RN de samenvoeging van hun tolkopdrachten op een redelijke en ondubbelzinnige wijze gemotiveerd en uit die motivering volgt ook dat die samenvoeging proportioneel is. DJI en RN hebben in hun motivering acht geslagen op de in artikel 1.5, lid 2, Aw 2012 genoemde drie aspecten en die motivering kan de op deze aspecten aan te leggen toets der kritiek doorstaan. Niet gebleken is dat de samenvoeging de kansen voor het mkb op gunning van de opdracht onaanvaardbaar heeft verkleind. Een en ander zal hierna worden toegelicht.
1.
de samenstelling van de relevante markt en de invloed van de samenvoeging op de toegang tot de opdracht voor voldoende bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf
4.5.
DJI en RN stellen in hun motivering voorop dat de Nederlandse markt voor tolkdiensten uitsluitend bestaat uit ondernemers uit het mkb. SIGV heeft weliswaar gesteld dat uitsluitend grote, niet tot het mkb behorende, ondernemingen voor de Opdracht kunnen inschrijven, maar die stelling wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. DJI en RN hebben onweersproken toegelicht dat op recente aanbestedingen van tolkendiensten vijf verschillende mkb-ondernemers zelfstandig hebben ingeschreven, terwijl dat er bij aanbestedingen van tolkendiensten in 2020 nog slechts drie waren. Deze vijf ondernemers kunnen volgens DJI en RN dus zelfstandig op de Opdracht inschrijven. Niet uit te sluiten valt volgens DJI en RN bovendien dat er ook nog andere mkb-ondernemers op de Opdracht kunnen inschrijven. DJI en RN hebben voorts toegelicht dat bewust is gekozen voor een perceelindeling, waarbij de percelen verschillen in aard en omvang. Hierdoor is volgens DJI en RN de Opdracht voor een brede groep ondernemers uit het mkb aantrekkelijk. Meer in het bijzonder hebben DJI en RN er in het Beschrijvend Document op gewezen dat de eisen voor wat betreft Perceel 2 minder zwaar zijn en dat daardoor mogelijk een groter aantal mkb-ondernemers op dit perceel kan inschrijven. DJI en RN hebben er in het Beschrijvend Document voorts op gewezen dat ook ondernemers die niet zelfstandig op de Opdracht kunnen inschrijven via het aangaan van een samenwerkingsverband voor gunning van de Opdracht in aanmerking kunnen komen. SIGV onderbouwt haar stelling dat de samenvoeging van de tolkopdrachten tot een verenging van de markt heeft geleid door erop te wijzen dat zij als zittende opdrachtnemer van RN niet voor gunning in aanmerking kan komen, omdat zij niet aan de gestelde referentie-eisen kan voldoen. Dit is gelet op de ook voor SIGV bestaande mogelijkheid om via een samenwerkingsverband een inschrijving te doen feitelijk onjuist. Dat SIGV om haar moverende redenen van die mogelijkheid geen gebruik heeft willen maken, laat onverlet dat de Opdracht ook voor haar toegankelijk is geweest. Bovendien verliest SIGV uit het oog dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een verenging van de markt gekeken moet worden naar de totale markt van tolkdiensten. DJI en RN hebben toegelicht dat het aantal ondernemers dat op tolkopdrachten inschrijft de afgelopen jaren is toegenomen en dat een ruim aantal ondernemers op de onderhavige Opdracht kan inschrijven. Dit betekent dat het enkele feit dat dat SIGV niet zelfstandig voor gunning in aanmerking kan komen, niet de conclusie kan rechtvaardigen dat sprake is van verenging van de markt. Met de CvAE is de voorzieningenrechter van oordeel dat DJI en RN met de op dit aspect gegeven motivering voldoende inzicht hebben gegeven in zowel de huidige samenstelling van de markt voor tolkopdrachten als de effecten die de samenvoeging heeft op de toegang tot de Opdracht voor ondernemers uit het mkb. Die motivering kan de beslissing tot samenvoeging op dit aspect dus dragen.
2. de organisatorische gevolgen en risico’s van de samenvoeging van de opdrachten voor de
aanbestedende dienst en de ondernemer
4.6.
Ook op deze aspecten kan de door DJI en RN gegeven motivering de beslissing tot samenvoeging dragen. DJI en RN hebben er in de door hen gegeven motivering in de eerste plaats op gewezen dat het in deze aanbesteding gaat om tolkdienstverlening ten behoeve van één doelgroep, te weten (ex-)gedetineerden, en dat werkprocessen van DJI en RN sterk met elkaar verweven zijn. Een (ex-)gedetineerde doorloopt na detentie een reclasseringstraject en met dit traject wordt met regelmaat al tijdens detentie een aanvang genomen. Om die reden is er volgens DJI en RN tussen hen sprake van een intensieve ketensamenwerking, waarbij informatie over de (ex-)gedetineerde wordt uitgewisseld. SIGV heeft het bestaan van die verwevenheid en intensieve ketensamenwerking niet weersproken. Bedoelde informatie-uitwisseling vindt volgens DJI en RN vooral plaats tijdens de zogenaamde trajectgesprekken tussen hen en de (ex-)gedetineerde. Die gesprekken vinden altijd plaats binnen een DJI-locatie. Volgens DJI en RN is de inzet van een tolk bij die gesprekken noodzakelijk. SIGV heeft die noodzaak evenmin weersproken. DJI en RN hechten aan de inzet van dezelfde tolk tijdens de trajectgesprekken en de samenvoeging van hun tolkopdrachten draagt volgens hen bij aan de verwezenlijking van dit doel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit een nastrevenswaardig doel. Niet onaannemelijk is immers dat het zoveel mogelijk inzetten van dezelfde tolk tijdens zowel het detentie- als het reclasseringstraject kan bijdragen aan de doelmatigheid en het succes van de ketensamenwerking tussen DJI en RN. De tolk en de gesprekspartners leren elkaar op die manier beter kennen en niet onaannemelijk is dat daardoor de communicatie tussen hen beter zal verlopen, hetgeen een positief effect kan hebben op de kwaliteit en de efficiency van de trajectgesprekken. Het gaat er daarbij volgens DJI en RN vooral om dat de inzet van dezelfde tolk kan bijdragen aan het verminderen van onbegrip of het voorkomen van misverstanden tijdens de trajectgesprekken. Met DJI en RN is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het door de tolk leveren van een bijdrage hieraan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de tolk niet in het gedrang komt.
4.7.
DJI en RN hebben in hun motivering tevens oog voor de efficiency-voordelen die samenvoeging oplevert voor zowel henzelf als de ondernemer. DJI en RN stellen als gevolg van de samenvoeging te kunnen volstaan met een gezamenlijke projectgroep en de kosten voor het monitoren en bijsturen van de dienstverlening zijn in die situatie beduidend lager. Ook van de ondernemer worden minder inspanningen gevergd op het gebied van contractmanagement en in dat verband behoeven dus minder kosten door hem te worden gemaakt. Dit komt volgens DJI en RN de efficiëntie van de bedrijfsvoering en de dienstverlening van de ondernemer ten goede. DJI en RN hebben er tevens op gewezen dat de samenvoeging een voordeel voor ondernemers oplevert in het kader van de werving en selectie van tolken, aangezien een ten behoeve van DJI geworven, geselecteerde en ingezette tolk in het kader van (hetzelfde) re-integratietraject kan worden ingezet bij RN. Uitzicht op dergelijke vervolgopdrachten maakt volgens hen de opdrachten van ondernemers bovendien aantrekkelijker en dat vergroot de kans dat tolken zich aan hen willen binden. Deze argumenten komen de voorzieningenrechter steekhoudend voor. Het betoog van SIGV dat zij dergelijke voordelen niet geniet, kan niet tot een ander oordeel leiden. SIGV heeft er weliswaar op gewezen dat het inzetten van dezelfde tolk ten behoeve van zowel DJI als RN er volgens haar juist toe leidt dat door haar maar een beperkt aantal tolken aan het werk gezet kan worden en dat dit haar als intermediair juist onaantrekkelijker maakt, maar dat doet aan het oordeel niet af. Dat dit voor SIGV mogelijk op deze manier uitpakt, is immers een gevolg van het feit dat – zoals ter zitting is gebleken – SIGV wel over een grote tolkenportefeuille beschikt maar niet over een navenant grote opdrachtenportefeuille. Dat dit voor de overige ondernemers in de desbetreffende markt eveneens geldt, is echter gesteld noch gebleken. Er zijn blijkens hetgeen hiervoor is overwogen juist duidelijke aanwijzingen dat de huidige wijze van aanbesteden van tolkopdrachten positief uitwerkt voor ondernemers in de tolkenbranche en de aan hen verbonden tolken. Aan SIGV kan overigens wel worden toegegeven dat niet valt in te zien hoe samenvoeging van de opdrachten eraan kan bijdragen dat aan RN te leveren tolken een (meer) onverstoorde toegang tot DJI-locaties hebben. Die constatering kan SIGV in deze procedure echter niet baten, aangezien de overige onderdelen van de op deze aspecten gegeven motivering de samenvoeging van de opdrachten reeds kunnen dragen.
4.8.
Nu DJI en RN in hun motivering ook acht hebben geslagen op de mate van samenhang van de opdrachten en SIGV daartegen geen afzonderlijke bezwaren heeft aangevoerd, is de slotsom dat van de door SIGV gestelde schending van artikel 1.5 Aw 2012 geen sprake is.
4.9.
Daarmee resteert de vraag of met de samenvoeging het vertrouwensbeginsel wordt geschonden. Van die door SIGV gestelde schending is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin gebleken. Blijkens hetgeen hiervoor is overwogen is aannemelijk dat inmiddels diverse tolkopdrachten in de markt zijn gezet en dat hierop aanzienlijk meer mkb-ondernemers hebben ingeschreven dan bij eerdere aanbestedingen van tolkopdrachten het geval was. Zoals hiervoor is gebleken, konden die ondernemers tevens, al dan niet via het aangaan van een samenwerkingsverband, op de onderhavige Opdracht inschrijven. Onder die omstandigheden is voldoende aannemelijk dat ook met de tolkopdrachten van DJI en RN wordt bijgedragen aan de door de Minister toegezegde verbreding van de markt van tolk- en vertaaldiensten ter versteviging van de positie van tolken in relatie tot intermediairs.
4.10.
Uit al het voorgaande volgt dat er geen aanleiding is om in de onderhavige aanbesteding in te grijpen. De vorderingen van SIGV zullen worden afgewezen, met veroordeling van SIGV, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt SIGV om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan DJI en RN te betalen, tot dusverre aan de zijde van DJI en RN begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat SIGV bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.
mw