ECLI:NL:RBDHA:2023:3793
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van procesbelang in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die afkomstig is uit Argentinië, had op 8 november 2022 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, waarin hem werd opgedragen Nederland en de Europese Unie te verlaten en een inreisverbod voor één jaar werd opgelegd. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 zijn zowel de eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is gebaseerd op de overweging dat de eiser vrijwillig heeft voldaan aan zijn terugkeerverplichting en dat er geen bewijs is dat hij nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het inreisverbod. De rechtbank benadrukt dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken, belang houdt bij een inhoudelijke beoordeling van een inreisverbod, mits hij zijn gemachtigde op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats en contact onderhoudt over de voortgang van de procedure. Aangezien de eiser en zijn gemachtigde niet hebben aangetoond dat zij contact hebben onderhouden, concludeert de rechtbank dat er geen procesbelang is.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.