ECLI:NL:RBDHA:2023:3792
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen inreisverbod en terugkeerverplichting van vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vreemdeling die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgedragen Nederland te verlaten. De eiser, die afkomstig is uit Argentinië, had op 8 november 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat hem een inreisverbod voor de duur van één jaar oplegde. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 zijn zowel de eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser vrijwillig heeft voldaan aan zijn terugkeerverplichting en dat er geen bewijs was dat hij nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het inreisverbod. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen contact had onderhouden met zijn gemachtigde over zijn verblijfplaats en de voortgang van de procedure, wat essentieel is voor het behoud van procesbelang. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling ter ondersteuning van haar beslissing.