ECLI:NL:RBDHA:2023:3716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 wegens niet tijdig aanleveren van gevraagde bewijsmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om uitstel van vertrek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Congolese nationaliteit, had op 28 maart 2022 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de gevraagde medische bewijsmiddelen niet conform de vereisten binnen de gestelde termijn waren ingediend. Eiseres had op 15 juli 2022 een primair besluit ontvangen waarin deze afwijzing werd bevestigd, en haar bezwaar tegen dit besluit werd op 22 november 2022 kennelijk ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op meerdere momenten in de gelegenheid is gesteld om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar dat dit niet is gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag om uitstel van vertrek niet volledig was en dat de gemachtigde van eiseres niet had voldaan aan de verplichtingen om relevante medische informatie te verstrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen hoorplicht was geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de bezwaren van eiseres niet konden leiden tot een andersluidend besluit. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26024

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Congolese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman ).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres (kennelijk) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 20 december 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.15342 (de voorlopige voorziening), op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het volgende.
1.1.
Namens eiseres is op 28 maart 2022 een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 ingediend.
1.2.
Bij schrijven van 31 maart 2022 heeft verweerder aan de (toenmalige) gemachtigde van eiseres medegedeeld dat de onder 1.1. genoemde aanvraag niet compleet is, nu het formulier “
Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling”van behandelaar P.M. Hoekstra ontbreekt. Ook ontbreken de relevante medische gegevens van voornoemde behandelaar en behandelaar S. van Looyengoed in reactie op de vragen van het Bureau Medische Advisering (BMA). Gelet hierop is aan de (toenmalige) gemachtigde van eiseres verzocht om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen en is medegedeeld dat verder uitstel van deze herstelperiode niet wordt verleend. In reactie hierop heeft de (toenmalige) gemachtigde van eiseres op 14 april 2022 verzocht om uitstel voor het aanleveren van de hiervoor genoemde medische stukken. Verweerder heeft dit verzoek ingewilligd en daarbij aangegeven dat verder uitstel niet zal worden verleend. Bij schrijven van 26 april 2022 heeft de (toenmalige) gemachtigde wederom verzocht om uitstel hetgeen door verweerder is geaccepteerd, waarbij is medegedeeld dat verder uitstel niet zal worden verleend. Het namens eiseres op 14 juli 2022 ingediende verzoek om uitstel heeft verweerder bij schrijven van 24 juli 2022 afgewezen. Daarbij heeft verweerder mede gewezen op de omstandigheid dat op 15 juli 2022 het primaire besluit is genomen.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat gebleken is dat de gevraagde bewijsmiddelen niet conform de vereisten, zoals neergelegd in paragraaf A3/7.2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), binnen de gestelde termijn zijn opgestuurd. Evenmin is gebleken van een geldige reden voor het niet aanleveren van de benodigde bewijsmiddelen, aldus verweerder.
1.4.
Op 9 augustus 2022 is namens eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij schrijven van 23 augustus 2022 zijn de gronden van bezwaar aangevoerd.
1.5.
Bij schrijven van 13 oktober 2022 heeft de gemachtigde van eiseres een medisch dossier met bijlagen aan verweerder doen toekomen. Op 1 november 2022 is namens eiseres een “
Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens” overgelegd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
2.1.
Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en namens haar is het volgende aangevoerd. De door verweerder gevraagde medische stukken van de behandelaar Hoekstra waren niet strikt noodzakelijk voor het opvragen van een BMA-advies. De behandelaar Hoekstra en Van Looyengoed werken beiden bij “
Fier Friesland” op dezelfde afdeling en derhalve mag verweerder ervan uitgaan dat behandelaar Van Looyengoed op de hoogte is van de medische situatie van eiseres en de behandeling die zij ontvangt van collega Hoekstra. De aanvraagformulieren van de IND bevat een standaard vragenlijst voor de behandelaars en in de praktijk worden deze vragen nimmer beantwoord en volstaat de “
Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling”. Als verweerder nadien toch nog aanvullende vragen blijkt te hebben, dan wordt een aanvullende nota opgesteld met specifieke vragen die de behandelaar nog dient te beantwoorden. Verweerder gaat in onderhavige procedure dan ook excessief formalistisch te werk door de aanvraag af te wijzen. De informatie afkomstig van Van Looyengoed was voldoende voor verweerder om het BMA in te schakelen voor een medisch advies.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
3.1.
In paragraaf A3/7.2.1 staat vermeld dat de vreemdeling die een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw wil indienen, daarvoor gebruik maakt van het formulier “
Aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw” en daarbij de relevante medische gegevens en bewijsmiddelen toevoegt. Verder staat in deze paragraaf dat de vreemdeling bij de schriftelijke aanvraag alle bewijsmiddelen overlegt als bedoelt in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000.
3.2.
In paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000 is neergelegd welke bewijsmiddelen de vreemdeling bij de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 in ieder geval dient te overleggen. De vreemdeling dient, onder meer, relevante medische gegevens te overleggen, dat wil zeggen gedetailleerde informatie over de actuele klachten en diagnose die de behandelaar heeft geconstateerd, de medische voorgeschiedenis, de aard van de ingezette of in te zetten behandeling, de voorgeschreven medicatie (indien van toepassing) en het beloop van de behandeling en de te verwachten duur ervan.
3.3.
Ingevolge paragraaf A3/7.2.5 van de Vc 2000 vraagt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de vreemdeling in ieder geval om aanvullende informatie of bewijsmiddelen als de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn. De IND geeft de vreemdeling schriftelijk aan welke gegevens ontbreken. Als medische stukken ouder zijn geworden dan drie maanden dan moet de vreemdeling zorgen voor een actualisering van de medische stukken en deze naar de IND zenden. De IND stelt de aanvraag buiten behandeling of wijst de aanvraag af als de vreemdeling niet binnen de door de IND gegeven termijn het verzuim heeft hersteld.
3.4.
Ingevolge paragraaf A3/7.2.6 van de Vc 2000 verzoekt verweerder het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000 overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat verweerder hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
4. De rechtbank stelt vast dat de (toenmalige) gemachtigde van eiseres op 31 maart 2022 door verweerder in de gelegenheid is gesteld om het door verweerder geconstateerde verzuim te herstellen. De door verweerder gevraagde en benodigde gegevens, welke hiervoor onder 1.2. staan vermeld, zijn echter niet overgelegd, hetgeen namens eiseres overigens ook niet is betwist.
4.1.
De aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 dient zo volledig mogelijk onderbouwd te worden ingediend. Het moment van indienen is aan eiseres. Van belang is dat het in procedures omtrent artikel 64 van de Vw 2000 gaat om de beoordeling van de actuele gezondheidsinformatie. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om voldoende en recente medische informatie te verstrekken voor de beoordeling van voornoemde aanvraag. Nu de gemachtigde van eiseres de door verweerder gevraagde gegevens niet conform de vereisten van paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000 heeft overgelegd, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft verweerder de aanvraag van eiseres terecht afgewezen. Het in bezwaar nagezonden medische dossier van eiseres en de “
Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens”, die overigens geen betrekking heeft op de onder 1.2. genoemde behandelaars, maakt dat oordeel niet anders omdat met deze stukken de door verweerder gevraagde gegevens niet zijn overgelegd.
5. Tot slot volgt de rechtbank de gemachtigde van eiseres niet in het betoog dat de hoorplicht geschonden is. Verweerder mag op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht van het horen afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Naar het oordeel van de rechtbank deed zich een dergelijke situatie hier voor. Het bezwaarschrift bood geen aanknopingspunten op grond waarvan verweerder had hoeven verwachten dat tijdens een hoorzitting nog andere feiten of omstandigheden naar voren gebracht zouden worden die tot gegrondverklaring van het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 zouden moeten leiden. Niet in geschil is immers dat namens eiseres niet alle door verweerder verzochte stukken zijn overgelegd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.