ECLI:NL:RBDHA:2023:3689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
AWB 22/6254 & AWB 22/7715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in asielgerelateerde woningweigering geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een asielzoeker, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had beroep ingesteld tegen twee brieven van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en het COA, waarin hij werd uitgenodigd voor een gesprek over woningweigering. Eiser betoogde dat deze brieven als besluiten moesten worden aangemerkt in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat de rechtbank bevoegd was om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de brieven van VWN en het COA niet als besluiten kunnen worden aangemerkt, omdat zij niet gericht zijn op enig rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat zij onbevoegd was om van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen. Eiser had eerder een asielvergunning gekregen, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor het gesprek over woningweigering geen besluit was en dat er geen rechtsgevolgen aan verbonden waren. De rechtbank heeft daarom de overige beroepsgronden niet besproken en verweerder niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/6254 (beroep) en AWB 22/7715 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter van 15 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser en verzoeker], eiser/verzoeker (hierna: eiser), V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Procesverloop

Bij brief van 19 september 2022 heeft VWN [1] aan de vader van eiser meegedeeld dat zij beiden donderdag 6 oktober 2022 om 11.00 uur worden verwacht bij de woning waarvoor zij zijn voorgedragen.
Bij brief van 21 oktober 2022 is eiser door verweerder uitgenodigd voor een woningweigering gesprek, omdat eiser de op 6 oktober 2022 aangeboden passende huisvesting heeft geweigerd.
Eiser heeft tegen deze brieven beroep ingesteld (AWB 22/6254) en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (AWB 22/7715).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft alleen het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde [2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 22 maart 2022 een asielvergunning gekregen, met ingang van 12 augustus 2021. Zijn vader heeft op 19 september 2022 een brief van VWN (hierna: de brief van VWN) ontvangen. In die brief staat dat eiser met zijn vader is voorgedragen voor een woning en dat zij op 6 oktober 2022 worden verwacht bij de woning voor de sleuteloverdracht. Verweerder heeft eiser met de brief van 21 oktober 2022 (hierna: de uitnodiging) uitgenodigd voor een “gesprek woningweigering” op diezelfde dag, omdat eiser de woning heeft geweigerd die hem op 6 oktober 2022 is aangeboden.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser komt met zijn beroep op tegen de brief van VWN en de uitnodiging. Eiser heeft dit desgevraagd op de zitting bevestigd. Volgens hem zijn dit besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb [3] . Zo is de brief van VWN toe te rekenen aan verweerder en gericht op een rechtsgevolg. Uit de uitnodiging blijkt verder dat de huisvesting naar het oordeel van verweerder passend is. Subsidiair betoogt eiser dat met de brief van VWN en de uitnodiging sprake is van handelingen van verweerder die met een beschikking gelijkgesteld moeten worden [4] .
Inhoudelijk voert eiser aan dat van een woningaanbod voor hem überhaupt geen sprake is, omdat alleen zijn vader op de huurovereenkomst staat. Voor zover er wel een woningaanbod is gedaan, is dat niet passend. Hij heeft namelijk samen met zijn vader een woning aangeboden gekregen, terwijl zij ieder een eigen huishouding voeren. Aan eiser komt als zelfstandig huishouden het recht toe op huisvesting in een zelfstandige woonruimte. De hiervoor beschreven gang van zaken is volgens eiser in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, het verbod op détournement de pouvoir [5] en artikel 32 van de Kwalificatierichtlijn [6] .
2.1.
Verweerder vindt dat de rechtbank onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. Volgens verweerder is aan eiser alleen een mededeling gedaan over van rechtswege ingetreden gevolgen. Er staat daartegen geen beroep open. Het is volgens verweerder dus niet nodig om inhoudelijk op de gronden van eiser in te gaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank ziet zich allereest gesteld voor de vraag of zij bevoegd is van het beroepschrift kennis te nemen. Op grond van artikel 8:1 van de Awb is het mogelijk om beroep in te stellen tegen een besluit. Uit artikel 1:3, eerste lid, van de Awb volgt dat een besluit een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die ziet op een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de brief van VWN niet valt aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Los van het feit dat VWN geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 van de Awb, staat in de brief alleen dat eiser en zijn vader op 6 oktober 2022 worden verwacht bij de woning waarvoor zij zijn voorgedragen. Deze brief is niet gericht op enig rechtsgevolg.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook de brief van 21 oktober 2022 niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. In deze uitnodiging staat enkel vermeld dat aan eiser op 6 oktober 2022 passende huisvesting is aangeboden, dat hij die heeft geweigerd en dat hij de weigering tijdens een gesprek mag toelichten. Verder wordt in de brief uitgelegd dat de woonruimte passend is als eiser geen gegronde redenen heeft om de woonruimte te weigeren. Ook deze uitnodiging is daarmee niet gericht op een rechtsgevolg.
3.3.
De rechtbank volgt eiser tot slot ook niet in zijn betoog dat de handelingen van verweerder gelijkgesteld moeten worden met een beschikking. In tegenstelling tot wat eiser aanvoert, heeft verweerder met de brief van VWN geen handeling tot voordracht voor een woning gedaan. De voordracht is immers gedaan door de betreffende gemeente.
Verder volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat verweerder met de uitnodiging het oordeel heeft gegeven dat de woningaanbieding passende huisvesting betreft en dat deze handeling gelijkgesteld moet worden met een beschikking. Los van het feit dat het hier enkel gaat om een uitnodiging, brengt een mededeling dat aangeboden huisvesting door verweerder passend wordt geacht niet mee dat nieuwe rechtsgevolgen in het leven worden geroepen [7] .
Wat is de conclusie?
4. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet bevoegd is van het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennis te nemen. Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt zij dan ook niet toe.
5. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank/voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u, voor zover dit ziet op het beroep, een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vluchtelingenwerk Nederland.
2.Eisers gemachtigde heeft op de zitting ook als tolk opgetreden.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5.Misbruik van bestuursbevoegdheid.
6.Richtlijn 2011/95/EU.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:925.