Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[gedaagde 1] te [plaats 1] ,
[gedaagde 2]te [plaats 2] ,
[gedaagde 3]te [plaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
€ 900.000, te vermeerderen met een bedrag van € 450.000 aan rente en kosten.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 25.000 aan spaargeld bezaten. Verder heeft ABN AMRO gekeken naar de executiewaarde van het onderpand en meegewogen dat het doel was twee woningen op de percelen te bouwen, waarvan één bestemd was voor de verkoop, en een effectendepot zou worden geopend met een minimale inleg van € 50.000.
€ 35.000 en deze bedragen per e-mail van 8 juli 2005 vervolgens heeft opgehoogd naar respectievelijk € 75.000 en € 50.000. [gedaagden 2+3] hebben zich op het standpunt gesteld dat ABN AMRO deze bedragen nader had moeten toetsen. Op de vraag van de rechtbank aan [gedaagde 2] hoeveel de overwaarde volgens hem zal zijn geweest, heeft hij tijdens de mondelinge behandeling geantwoord dat van overwaarde geen sprake was, althans “misschien” € 15.000 tot € 50.000, waarbij hij wees op de omstandigheid dat de woning nog bewoonbaar moest worden gemaakt. De rechtbank gaat hier niet in mee op basis van het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat ABN AMRO zowel de beschikking had over een taxatierapport van de woning van [gedaagde 2] als over de aangifte inkomstenbelasting van [gedaagde 2] over 2004. Uit het taxatierapport volgt dat de woning op 15 september 2005 een onderhandse verkoopwaarde had van € 400.000. Hierbij is reeds rekening gehouden met de huidige staat van de woning waarbij er nog moest worden verbouwd. Zoals door [gedaagde 1] tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd, wordt in dit rapport immers melding gemaakt van nog uit te voeren werkzaamheden aan de keuken en tuin voor een bedrag van € 20.000. In de aangifte inkomstenbelasting is daarnaast opgenomen dat de hypotheekschuld van [gedaagde 2] per 31 december 2004 € 331.452 was. Hieruit volgt dus al een overwaarde per september 2005 van € 68.548. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde ABN AMRO dus niet te betwijfelen dat de woning van [gedaagde 2] uiteindelijk circa € 75.000 aan overwinst zou opleveren en hoefde zij op dit punt geen nader onderzoek te verrichten. Voor de vraag of er sprake is geweest van overkreditering, zal de rechtbank dan ook van dit bedrag uitgaan.
€ 98.077,16 is aldus aan de norm van zeven keer het jaarinkomen voldaan (€ 686.540,12).