ECLI:NL:RBDHA:2023:3638
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag gegrond verklaard
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Iraanse nationaliteit, op 12 februari 2021 een tweede aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, bij brief van 30 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 19 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), is verstreken. Eiser heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.