ECLI:NL:RBDHA:2023:3603
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Wob-verzoek en verzet tegen niet tijdig beslissen door de gemeente Lisse
In deze zaak heeft de Roeivereniging Iris, gevestigd te Lisse, een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders van Lisse. Opposante heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar Wob-verzoek. De rechtbank heeft eerder, op 2 november 2022, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen negen weken een deelbesluit op het Wob-verzoek bekend te maken. Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld, omdat zij van mening is dat de rechtbank niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de termijnen voor de deelbesluiten en dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de voorstellen van verweerder.
De rechtbank heeft het verzet behandeld op 2 februari 2023 en heeft geoordeeld dat verweerder de termijn om op het Wob-verzoek te beslissen heeft overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak niet duidelijk was over wanneer verweerder volledig op het verzoek moest beslissen. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat het toegestaan is om in deelbesluiten op een Wob-verzoek te beslissen, maar dat er wel duidelijkheid moet zijn over de termijnen. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 2 november 2022 komt te vervallen.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk op 27 februari 2023 deelbesluit 2 en op 1 mei 2023 deelbesluit 3 te nemen. Tevens is verweerder een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat hij de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan opposante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 februari 2023.