ECLI:NL:RBDHA:2023:3595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
NL22.760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Congolese drenkeling na redding door Sea-Watch 3 en de beoordeling van de asielprocedure door de Nederlandse autoriteiten

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Congolese man die eind 2019 door het schip Sea-Watch 3 is gered. Eiser heeft bijna drie weken op zee doorgebracht omdat de lidstaten van de Europese Unie geen toestemming gaven voor ontscheping. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser stelt dat er sprake is van vooringenomenheid bij de beoordeling van zijn aanvraag en dat zijn kwetsbaarheid onvoldoende is meegewogen. De rechtbank concludeert dat de procedure onzorgvuldig is verlopen en dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere kwetsbaarheid van eiser. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugdelijk is gemotiveerd en dat eiser zijn asielrelaas aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vernietigt het besluit van de Staatssecretaris en draagt hem op om binnen vier weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die aanzienlijk zijn door de inspanningen die zijn gemachtigde heeft moeten leveren om het dossier te completeren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.760

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.K. van der Steen-Jhinnou).

ProcesverloopBij besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarbij is tevens besloten geen reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen en evenmin krijgt eiser uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na het behandelen van het beroep en voorafgaand aan het sluiten van het onderzoek ter zitting een voorlopig oordeel gegeven en dit voorlopige oordeel op hoofdlijnen gemotiveerd.

Overwegingen

Eiser is op [geboortedatum] geboren in de Democratische Republiek Congo (hierna: DRC), van welk land hij ook de nationaliteit heeft. Eiser heeft de DRC verlaten in november 2018. Eiser is op 22 december 2019 samen met 31 anderen door het schip Sea-Watch 3 gered en na 19 dagen varend op de Sea-Watch 3 te hebben verbleven, op 9 januari 2019 in Malta aan land gebracht, waarna de Nederlandse autoriteiten hem hebben uitgenodigd om in Nederland een asielaanvraag in te dienen. Eiser heeft op 31 januari 2019, de dag dat hij in Nederland aankwam, in Nederland een asielaanvraag ingediend.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op 19 september 2016 als lid van de volksbeweging Lucha heeft deelgenomen aan een legale demonstratie in Kinshasa, de hoofdstad van de DRC. De demonstranten werden ondanks het feit dat de demonstratie toegestaan was, door de politie tegengehouden. De politie zette traangas in en er werd door de politie geschoten. Het lukte eiser met een aantal anderen om door de politiebarrière heen te breken. Een aantal straten verder, bij het hoofdkantoor van de partij die aan de macht is, stuitten ze weer op politie. De agenten dreigden weer te schieten en dat is ook gebeurd. Eiser is toen met andere personen in gevecht met de politie geraakt. Daarbij heeft uiteindelijk een groep van zes personen, waarvan eiser deel uitmaakte, twee politieagenten doodgeslagen. Omstanders maakten camerabeelden van dat incident met hun telefoon. Eiser is toen gevlucht, maar werd een aantal straten verder alsnog gearresteerd, waarna hij is meegenomen. Eiser is met een aantal anderen in een container opgesloten. Eiser is bij de arrestatie, het vervoer naar de container en tijdens de detentie ernstig mishandeld. Zij werden ervan beschuldigd de agenten te hebben gedood. De vader van één van de andere arrestanten heeft hen, nadat ze vier dagen zonder eten en drinken (behoudens een paar dadels) waren opgesloten, uit de container bevrijd. Eiser is - na een tussenstop bij een voor hem onbekend persoon - naar een vriend gegaan alwaar hij zijn vader heeft gebeld. Een aantal dagen later belde zijn vader hem om te vertellen dat het gezin was aangevallen door nabestaanden van de gedode agenten. Daarbij werden de ouders geslagen en is eisers broertje meegenomen. Twee dagen later werd hij wederom door zijn vader gebeld dat het ouderlijk huis van eiser opnieuw aangevallen was door dezelfde mensen. Dit keer waren er ook politieagenten bij. Zij vader is geslagen en zijn zusje werd meegenomen. Eiser vroeg zich af hoe die nabestaanden wisten dat hij bij het doden van de agenten was betrokken. Zijn vader heeft hem daarover verteld dat hij van iemand uit de straat had gehoord dat eisers foto op openbare plaatsen hing. Eiser heeft toen op advies van zijn vader het land verlaten. Bij terugkeer naar de DRC vreest eiser voor vervolging vanwege de omstandigheid dat tijdens de demonstratie agenten zijn gedood en omdat hij lid is van Lucha en er tegen hem een opsporingsbevel is uitgevaardigd.
3. In het aanvankelijk genomen besluit van 23 december 2019 heeft verweerder de volgende elementen geduid:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • gevangenschap in Chikapu in 2015;
  • mishandeling door een groep christelijke personen in Kinshasa;
  • deelname aan een demonstratie op 19 september 2016;
  • schermutseling met agenten op de Boulevard Triomphal;
  • dood van twee agenten door toedoen van betrokkene;
  • arrestatie, detentie en ontsnapping;
  • bezoek van de autoriteiten aan het huis van betrokkene.
4. Verweerder heeft hiervan de navolgende elementen geloofwaardig geacht:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst
  • gevangenschap in Chikapu in 2015;
  • mishandeling door een groep christelijke personen in Kinshasa;
  • deelname aan een demonstratie op 19 september 2016;
  • schermutseling met agenten op de Boulevard Triomphal;
5. De andere elementen heeft verweerder in dat eerdere besluit niet geloofwaardig geacht en de wel geloofwaardig geachte elementen heeft verweerder onvoldoende zwaarwegend geacht om aan te nemen dat eiser heeft te vrezen bij terugkeer.
6. Bij uitspraak van 2 april 2021 heeft de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam [1] , het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard, het besluit van 23 december 2019 vernietigd en verweerder opgedragen binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. In deze uitspraak is onder meer het navolgende overwogen:
(…)

5. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd, op het standpunt heeft gesteld dat ongeloofwaardig is dat twee agenten door toedoen van eiser zijn gedood.

5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet wordt gevolgd in zijn verklaringen dat twee agenten zijn gedood door zijn toedoen. Eiser heeft er terecht op gewezen dat verweerder beter moet motiveren waarom hij de deelname aan de demonstratie en de betrokkenheid van eiser bij schermutselingen met de politie wel geloofwaardig acht, maar de direct daarop volgende dood van twee agenten door toedoen van eiser niet. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verklaringen van eiser over de dood van de agenten aansluiten bij openbare informatie, zoals verweerder ook heeft erkend. Dat eiser op geen enkele wijze nader zou hebben onderbouwd dat hij persoonlijk betrokken of verantwoordelijk zou zijn geweest voor de dood van de agenten, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft verklaard dat hij met een groepje demonstranten besloot het gevecht met de politie aan te gaan. De demonstranten slaagden erin om de wapens af te pakken van de agenten, waarna de agenten zijn doodgeslagen (nader gehoor, pagina 6). Eiser heeft meegeslagen en is met een groepje van zes demonstranten overgebleven en zij hebben allen de agenten geslagen. Eiser kan evenwel niet zeggen wie de dodelijke klap heeft uitgedeeld. Eiser heeft van een van de agenten gezien dat hij niet meer ademde en dat hij overleden was (nader gehoor, pagina 17 en aanvullend gehoor, pagina’s 8 en 11). Gelet op het voorgaande is eiser zich er weliswaar niet van bewust dat hij degene was die letsel met de dood tot gevolg heeft toegebracht (voornemen, pagina 5), maar het is wel mogelijk dat de agenten mede door zijn toedoen om het leven zijn gekomen. Eiser heeft bovendien niet verklaard dat hij de agenten zelf heeft gedood, maar hij heeft steeds verklaard dat hij deel uitmaakte van een groep waarmee hij op de agenten heeft ingeslagen die als gevolg daarvan zijn overleden. Dat verweerder het vaag acht dat eiser ‘gezien’ zou hebben dat een agent niet meer ademde en dat ‘iemand’ zou hebben geschreeuwd dat de andere agent niet meer in leven zou zijn (voornemen, pagina 5), is - gelet op het tumult van de demonstratie en eisers vermeende rol bij het gevecht - niet zonder meer te volgen.
5.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat ongeloofwaardig is dat twee agenten (mede) door toedoen van eiser zijn gedood. De beroepsgrond slaagt.
Geloofwaardigheid – arrestatie, detentie en ontsnapping (g)

6. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat ongeloofwaardig is dat hij tijdens de demonstratie is gearresteerd, vervolgens in een container is gedetineerd en enkele dagen daarna is ontsnapt.

6.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit paragraaf 3.2.2 van Werkinstructie 2014/10 volgt dat het van belang is dat bij de beoordeling van opeenvolgende gebeurtenissen niet wordt volstaan met de stelling dat gegeven de ongeloofwaardigheid van het ene relevante element, evenmin geloof wordt gehecht aan het daarop volgende relevante element. Ook die opvolgende gebeurtenissen dienen zoveel mogelijk op hun eigen merites te worden beoordeeld.
In dit geval heeft verweerder eiser niet gevolgd in zijn verklaringen over het gestelde aandeel in de dood van de agenten, waardoor hij eiser op voorhand evenmin volgt in zijn verklaringen over de arrestatie, detentie en ontsnapping. Dat acht de rechtbank in strijd met Werkinstructie 2014/10. Weliswaar heeft verweerder de verklaringen over de arrestatie, detentie en ontsnapping vervolgens ook op zichzelf bezien ongeloofwaardig geacht, maar dat leest de rechtbank als een subsidiair standpunt.
6.2.
Daarbij komt dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet valt in te zien waarom eiser op een andere locatie dan waar het incident met de overleden politieagenten plaatsvond, geïdentificeerd zou zijn als een van de daders van dodelijk geweld tegen de agenten en daarom is gearresteerd. Dat de arrestatie in het midden van een mensenmassa en in de chaotische sfeer van de demonstratie zou hebben plaatsgevonden is daartoe onvoldoende. Eiser heeft er op gewezen dat hij mogelijk alleen al vanwege zijn deelname aan de demonstratie is gearresteerd en pas in detentie als moordenaar is geïdentificeerd. Dat eiser daarover niet consistent zou hebben verklaard, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft verklaard dat de politieagenten willekeurig demonstranten probeerden op te pakken. Toen eiser samen met andere demonstranten werd gearresteerd, hoorde hij de agenten tegen de groep zeggen dat zij degenen zijn geweest die politieagenten hadden gedood (nader gehoor, pagina 21). Die verklaringen sluiten elkaar niet uit. Dat de arrestanten zijn beschuldigd van de dood van de agenten kan immers ook komen doordat de politie alle demonstranten daar in eerste instantie voor verantwoordelijk hield. Eiser heeft verklaard dat hij pas in de container naar zijn identiteit werd gevraagd, waarbij hij ook “moordenaar” werd genoemd (aanvullend gehoor, pagina 9). Ook heeft eiser verklaard dat hij werd verdacht van het doden van de agenten nadat dat in de container tegen hem is gezegd (aanvullend gehoor, pagina 11).
6.3.
Ook heeft verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser over de gestelde detentie in 2016 niet kan verklaren om welke specifieke plaats en periode het gaat. Over de plaats van detentie heeft eiser verklaard dat hij niet wist waar hij was, tot hij na zijn ontsnapping de markt in Selembao herkende (nader gehoor, pagina 7 en aanvullend gehoor, pagina 9). Verweerder heeft daar niet op doorgevraagd, zodat de rechtbank niet inziet wat eiser daar nog meer over had moeten verklaren. Over de periode van detentie heeft eiser bovendien specifiek verklaard. Zo heeft eiser verklaard dat hij vier dagen in de container heeft gezeten, en dat hij in de nacht van vrijdag uit de container werd bevrijd (nader gehoor, pagina 7 en 18). De rechtbank ziet niet in wat eiser daarover nog meer had kunnen verklaren.
6.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat ongeloofwaardig is dat eiser is gearresteerd, gedetineerd en ontsnapt. Verweerder zal ook over dit relevante element zijn standpunt beter moeten motiveren en zo nodig een nieuw standpunt moeten innemen. De beroepsgrond slaagt.

7. Verweerder zal bij het nieuw te nemen besluit ook de in beroep overgelegde documenten moeten betrekken.

(…)
7. Verweerder heeft in het nieuw genomen besluit dat thans ter toetsing voorligt aangegeven dat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen bevat:
  • 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • 2. Deelname demonstratie en daaruit volgende arrestatie in de Kasai regio in 2015.
  • 3. Mishandeling door een groep christelijke jongens in Kinshasa.
  • 4. Lid van volksbeweging Lucha.
  • 5. Deelname aan demonstratie op 19 september 2016.
  • 6. Aandeel van betrokkene bij de dood van twee politieagenten tijdens de demonstratie van 19 september 2016.
  • 7. Arrestatie en detentie naar aanleiding van deelname demonstratie en ontsnapping.
  • 8. Problemen als gevolg van ontsnapping.
8. Verweerder acht thans de elementen 1, 2, 3 en 5 geloofwaardig. Verweerder acht ook geloofwaardig dat eiser in Libië is gedetineerd en tijdens deze detentie is mishandeld en verkracht en zware arbeid heeft moeten verrichten ten gevolge waarvan eiser lichamelijke en psychische problemen heeft ontwikkeld. Verweerder acht de elementen 4, 6, 7 en 8 niet geloofwaardig en merkt het relaas, voor zover dit betrekking heeft op de gebeurtenissen in Libië, niet aan als relevant element omdat enkel gebeurtenissen in het land van herkomst deel uit maken van de asieltoets.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen geen rechtsmiddel hebben aangewend tegen de uitspraak van 2 april 2021, zodat de rechtbank thans bij de beoordeling van het beroep in de onderhavige procedure deze uitspraak als vertrekpunt neemt en zal beoordelen of verweerder de door de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, vastgestelde motiveringsgebreken heeft hersteld. Voor zover partijen dus in de procedure opkomen tegen overwegingen van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, zal de rechtbank hier dan ook aan voorbij gaan.
10. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
11. Verweerder heeft niet volstaan met het nader motiveren van het afwijzende besluit op grond van het reeds bestaande dossier, maar heeft eiser op 22 juni 2021 aanvullend gehoord. De rechtbank acht het opmerkelijk dat verweerder dit gehoor niet heeft beperkt tot het stellen van nadere vragen over de elementen waarvan de rechtbank heeft geoordeeld dat onvoldoende was gemotiveerd waarom deze ongeloofwaardig zijn bevonden. Verweerder heeft namelijk niet alleen vragen gesteld over de dood van twee agenten, de arrestatie, detentie en ontsnapping en bezoek van de autoriteiten aan het huis van betrokkene, maar ook over het hebben van identiteitsdocumenten terwijl verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van aanvang af geloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft eiser ook wederom bevraagd over zijn etniciteit en de taal die de Kasai spreken en de uitreis uit de DRC.
12. Eiser is in deze procedure gehoord op 21 januari 2019 (in Malta), op 31 januari 2019, 2 februari 2019, 11 februari 2019, 13 februari 2019, 19 februari 2019 en 22 juni 2021.
Verweerder heeft éénmaal een “medisch advies horen en beslissen” aan het FMMU gevraagd. In dit advies dat door een verpleegkundige is getekend op 7 februari 2019 en door een arts is getekend op 9 februari 2019, is het navolgende overwogen:
(…)
Er is sprake van beperkingen die relevant zijn voor het horen en/of beslissen te weten dat meneer heeft aangegeven dat hij pijnklachten ervaart bij langdurig zitten. Gelieve meneer de ruimte bieden om te staan en/ofte lopen of indien nodig een pauze aanbieden.
Meneer heeft aangegeven dat hij last heeft van hoofdpijnklachten. Mocht meneer hoofdpijn aangeven gedurende het interview, gelieve meneer in de gelegenheid stellen om een pijnstiller in te laten nemen zodat de hoofdpijn kan reduceren.
Tevens geeft meneer aan dat hij zich vaker duizelig voelt wanneer hij opstaat uit een stoel. Mocht meneer aangeven dat hij zich duizelig voelt, gelieve meneer weer laten zitten en meneer laten wachten totdat de duizeligheid afneemt. Vervolgens meneer rustig laten opstaan.
Er moet tevens rekening worden gehouden met emotionaliteit bij meneer wanneer hij
verklaart over zijn asielrelaas en meneer kan hierdoor last kan krijgen van hartkloppingen en/of pijn op borst. Gelieve meneer de ruimte bieden voor zijn emoties, iets te drinken aanbieden of indien nodig een pauze aanbieden. Als laatste heeft meneer aangegeven dat hij moeite heeft met het benoemen van geografische - en tijdsaanduidingen. Gelieve de tijdsaanduidingen bij benadering uit te vragen.
(…)
Betrokkene verklaart dat hij littekens heeft op de volgende locatie: voeten en handen.
(…)
13. Verweerder heeft voorafgaand aan het aanvullende gehoor dat heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021 geen actueel advies opgevraagd aan het FMMU of Medifirst. De beroepsgrond dat dit onzorgvuldig is, slaagt. Het tijdsverloop tussen het uitgebrachte advies en het aanvullende gehoor bedraagt twee jaar en 4 maanden en is dermate groot dat verweerder zich opnieuw had moeten vergewissen of eiser in staat mag worden geacht om adequaat te kunnen verklaren. Artikel 24 van de Procedurerichtlijn bepaalt onder meer het navolgende:
(…)
Artikel 24
Verzoekers die bijzondere procedurele waarborgen behoeven

1. De lidstaten beoordelen binnen een redelijke termijn nadat een verzoek om internationale bescherming wordt gedaan of de verzoeker een verzoeker is die bijzondere procedurele waarborgen behoeft.

(…)

3. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers waarvan is geconstateerd dat zij bijzondere procedurele waarborgen behoeven, zolang de asielprocedure loopt passende steun krijgen, zodat zij aanspraak kunnen maken op de rechten en kunnen voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld.

(…)
14. Dat de mishandelingen en verkrachtingen die eiser in Libië heeft ondergaan niet worden betrokken bij de beoordeling of aan eiser bescherming moet worden verleend, laat onverlet dat verweerder, die de verklaringen van eiser over zijn verblijf in Libië geloofwaardig acht, aan eiser passende procedurele waarborgen moet bieden. Ook indien verweerder na het horen de gestelde gebeurtenissen die wel worden betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag ongeloofwaardig acht, heeft te gelden dat eiser bijzonder kwetsbaar is vanwege de ernstige schendingen van zijn grondrechten die hij in Libië gedurende geruime tijd en meermalen heeft moeten ondergaan.
De rechtbank overweegt voorts dat uit artikel 24 Procedurerichtlijn, welke bepaling ook is “vertaald” in nationale regelgeving en beleid, volgt dat deze verplichting betrekking heeft op de gehele procedure en verweerder zich dus voortdurend moet vergewissen of eiser passende procedurele waarborgen behoeft. Dit geldt dus bovendien te meer nu eiser heeft aangegeven dat, daargelaten het relaas dat betrekking heeft op Libië, hij ernstig is mishandeld, FMMU reeds heeft aangegeven dat er beperkingen zijn die relevant zijn voor het horen en beslissen en gemachtigde van aanvang af van de procedure en bij herhaling heeft aangegeven dat eiser niet in staat is om coherent te verklaren.
15. Het standpunt van verweerder dat voldoende procedurele waarborgen zijn geboden omdat gedurende het gehoor regelmatig aan eiser is gevraagd hoe het met hem ging en uit het gehoorverslag niet blijkt dat het niet goed is gegaan, wordt door de rechtbank verworpen. Of eiser al dan niet coherent kan verklaren vergt een medische beoordeling. Het is de vraag of een vreemdeling die kampt met psychische problematiek en/of getraumatiseerd is in staat is om zelf te kunnen beoordelen of hij adequaat kan verklaren en of verweerder dus rekening moet houden met beperkingen bij het horen en beslissen. Het zich vergewissen of een gehoor kan plaatsvinden is een verantwoordelijkheid van verweerder, aangezien verweerder zal moeten beoordelen op welke wijze het gehoor wordt ingericht en of integraal van de afgelegde verklaringen kan worden uitgegaan. Het gaat dan ook niet aan om aan eiser tegen te werpen dat hij in het gehoor zelf heeft verklaard dat hij in staat was om te worden gehoord en vervolgens daarom onverkort van de verklaringen uit te gaan en elke tegenstrijdigheid die wordt vastgesteld ook tegen te werpen en ten grondslag te leggen aan het ongeloofwaardig achten van het relaas. Door eiser aanvullend te horen zonder eerst een medisch advies te vragen over de vraag of er beperkingen zijn met betrekking tot het horen van eiser of het beoordelen van zijn verklaringen en dus het nemen van een beslissing op de asielaanvraag, is het besluit zodanig onzorgvuldig voorbereid dat de rechtbank reeds hierom het besluit zal vernietigen.
16. De rechtbank wijst in dit kader ook op het gehoor dat verweerder op 21 januari 2019 in Malta heeft afgenomen. Verweerder heeft zich in deze procedure, die inmiddels ruim vier jaar aanhangig is, geruime tijd op het standpunt gesteld dat eiser in Malta niet is gehoord. Gemachtigde van eiser heeft aanzienlijke inspanningen verricht om het verslag van het gehoor dat wél heeft plaatsgevonden in Malta te verkrijgen en heeft terecht aangegeven dat het verdedigingsbeginsel is geschonden doordat dit verslag 2 jaar en 6 maanden na het gehoor ter beschikking is gesteld. Eiser heeft ook terecht aangegeven dat de omstandigheid dat eiser ten tijde van dit aanmeldgehoor in Malta al kort over zijn asielmotieven is bevraagd onzorgvuldig is. Daargelaten dat een aanmeldgehoor niet dient om te asielmotieven uit te vragen, heeft voorafgaand aan dit gehoor geen medische beoordeling plaatsgevonden van de vermogens van eiser om adequaat te kunnen verklaren. Ook heeft eiser geen rechtsbijstand gekregen voorafgaand aan dit gehoor en heeft verweerder zich niet vergewist of eiser enige andere procedurele waarborgen behoefde. Juist in de situatie dat eiser als drenkeling aan boord was gebracht van de Sea-Watch 3, welk reddingschip vervolgens nagenoeg 3 weken op zee heeft moeten blijven omdat de lidstaten van de Unie geen toestemming gaven om de drenkelingen aan land te brengen en adequate medische zorg en opvang te verlenen, had verweerder uiterst zorgvuldig dienen te handelen en zich grondig dienen te vergewissen of eiser in staat was om te worden gehoord en of specifieke procedurele waarborgen moesten worden geboden. De rechtbank merkt op dat het verweerder niet kan zijn ontgaan dat eiser op het moment van het gehoor niet zonder meer in staat kon worden geacht om adequaat te verklaren. Eiser heeft immers in dat gehoor onder meer het navolgende verklaard:
(…)
Hoe voelt u zich vandaag?
Prima.
Zijn er medische problemen waar ik rekening mee moet houden?
Ik voel me prima.
Heeft u stress?
Natuurlijk heb ik stress vanwege mijn reis op de boot en ik heb stress vanwege de onzekere situatie. Het wachten op de boot was het meest stressvolle van allemaal.
En hoe voelt u zich nu?
Nu voel ik me normaal.
(…)
17. De rechtbank overweegt dat ondanks dat eiser heeft verklaard dat hij zich “prima” en “normaal” voelde, het aan verweerder is om zich te vergewissen van de capaciteiten van eiser om te kunnen verklaren. Verweerder heeft dit deels gedaan door te vragen of er medische problemen zijn waar in gehoor rekening mee moet worden gehouden, maar gaat er aan voorbij dat het maar de vraag is of eiser, die heeft verklaard in november 2016 de DRC te hebben verlatenen in december 2018 naar Libië te zijn gegaan en daar gedetineerd is geweest en vervolgens door de Sea-Watch 3 als drenkeling aan boord genomen te zijn om vervolgens nog nagenoeg drie weken op de Sea-Watch 3 te hebben moeten verblijven, in staat is om zelf te overzien of hij in staat is om verklaringen af te leggen. Eiser is ook niet geïnformeerd wat de gevolgen zouden zijn indien hij zou verklaren dat hij niet in staat zou zijn om te verklaren en als hij zou verklaren dat hij zich niet goed voelde.
Ondanks dat dit gehoor heeft plaatsgevonden met als enkele waarborg dat eiser zelf heeft mogen aangeven hoe hij zich voelde en ondanks de omstandigheden die kort voorafgaand aan dit gehoor hebben plaatsgevonden en ondanks dat dit gehoor “slechts” een aanmeldgehoor betreft, werpt verweerder de inhoud van dit gehoor aan eiser tegen om te motiveren dat sprake is van tegenstrijdigheden waardoor het relaas deels ongeloofwaardig is en geen bescherming wordt verleend. De rechtbank overweegt dat deze tegenwerpingen geen stand houden reeds omdat verweerder onvoldoende procedurele waarborgen heeft geboden.
18. Eiser heeft om onder meer nader te onderbouwen dat hij niet in staat is geweest om gedurende de gehoren adequaat te verklaren een iMMO-rapportage overgelegd.
19. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting aangegeven van alle onderliggende stukken die het iMMO heeft betrokken bij de rapportage kennis te willen nemen omdat anders de conclusies “niet inzichtelijk en concludent” zijn en om die reden de iMMO-rapportage buiten beschouwing moet blijven. Op vragen van de rechtbank over de inhoud en strekking van dit standpunt heeft verweerder aangegeven dat verweerder niet weet welke stukken het iMMO heeft betrokken bij het onderzoek. De rechtbank overweegt dat dit standpunt niet begrijpelijk is omdat in paragraaf 1.3 van de rapportage is beschreven van welke drie medische stukken en welke twintig juridische stukken het iMMO kennis heeft genomen en door het iMMO relevant zijn geacht. De rechtbank passeert de stelling van verweerder dat de conclusies in de rapportage niet inzichtelijk zijn omdat verweerder geen kennis zou hebben kunnen nemen van alle onderliggende stukken. Stuk “M03 Dossier huisarts (GZA/GCA) vanaf 01-02-2019 tot 07-07-2021 en van 19-05-2022 tot 11-08-2021” bevindt zich in het dossier en is notabene door verweerder zelf toegevoegd. Dit is namelijk het zogenoemde “patiëntendossier” dat is verstrekt door de huisarts van eiser. De rechtbank merkt het jaartal “2022” overigens aan als een kennelijke verschrijving omdat uit de overige stukken genoegzaam blijkt dat het om het jaar 2021 gaat. De overige twee medische stukken die het iMMO als relevant heeft aangemerkt is het FMMU-advies van 2 februari 2019 en het onderliggende FMMU-onderzoek van diezelfde dag. De rechtbank merkt op dat het FMMU-onderzoek van 2 februari 2019 zich niet in het dossier bevindt. Eiser en de rechtbank hebben dus geen kennis genomen van het onderzoek op grond waarvan het FMMU-advies is gebaseerd. Verweerder heeft echter de totstandkoming van het door hem zelf opgevraagde advies niet betwist, zodat de stelling van verweerder dat hij thans niet in staat is om te beoordelen of de iMMO-rapportage inzichtelijk en concludent is door de rechtbank verder wordt gepasseerd.
20. De rechtbank merkt voorts op dat het patiëntendossier door het iMMO is betrokken bij de beoordeling of het beeld dat is verkregen op basis van eigen onderzoek past bij het beeld zoals dat blijkt bij de eerdere medische rapportage. Het zogenoemde patiëntendossier dient dus om te beoordelen of er redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het klinische beeld en om te bezien of er aanwijzingen blijken voor falsificatie van dit klinische beeld. Het iMMO baseert zijn eigen onderzoeksbevindingen dus niet op het patiëntendossier, maar bekijkt of de conclusies die volgen uit het zelf verrichte onderzoek passen bij het beeld dat naar voren komt uit andere medische stukken. Dit dient dus ter controle van de eigen bevindingen. Het iMMO heeft gemotiveerd waarom de onderzoekers niet twijfelen aan de betrouwbaarheid van het klinische beeld en er ook geen redenen zijn voor falsificatie. Het iMMO heeft hierover in paragraaf 5 het navolgende overwogen:
(...)
Er zijn voor onderzoekers geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het klinische beeld en er zijn geen aanwijzingen voor falsificatie van het klinisch beeld.
Het relaas van betrokkene komt, op enkele details na, overeen met wat hij volgens de
verslaglegging van de IND tijdens de gehoren van de IND heeft verteld.
De genoemde discrepanties op details hebben geen betrekking op wat er volgens betrokkene in Kinshasa is gebeurd tijdens de door hem gestelde demonstratie, detentie en mishandeling.
De indruk die betrokkene maakt op de rapporteurs en de observaties tijdens het onderzoek passen bij wat betrokkene vertelt. In eerdere medische rapportage GZA (M03) worden al de concentratieklachten, de PTSS-klachten, de slaapproblemen en de gebitsproblemen genoemd die betrokkene ook nu naar voren brengt. Ook de tandheelkundige ingreep waarbij drie kiezen tegelijk zijn getrokken en waarna betrokkene in een mentale crisis kwam wordt in het GZA-dossier beschreven.
Uit het dossier wordt ook duidelijk dat betrokkene voor zowel zijn gebitsproblemen als voor zijn klachten van herbeleving en nachtmerries en slaapproblemen bij herhaling hulp heeft gezocht. Dit geldt tevens voor de lichamelijke klachten zoals hoofdpijn en moeite met ademen. Betrokkene geeft in zijn beantwoording van de vragenlijsten op elke vraag weloverwogen antwoord en hij maakt daarin duidelijk onderscheid tussen de verschillende klachten waarnaar gevraagd wordt.
(…)
21. De rechtbank betrekt het iMMO-rapport bij de beoordeling van het beroep. Het iMMO heeft inzichtelijk gemaakt van welke stukken kennis is genomen en op welke wijze het patiëntendossier is betrokken in het onderzoek. Verweerder heeft voorafgaand aan de behandeling ter zitting het patiëntendossier toegevoegd aan het dossier. Voor zover verweerder zou menen dat onvoldoende gelegenheid is geboden om het patiëntendossier te bestuderen overweegt de rechtbank dat het iMMO-rapport is opgemaakt op 11 januari 2023 en door eiser is overgelegd op 2 februari 2023. Verweerder heeft op geen enkel moment voorafgaand aan de behandeling ter zitting kenbaar gemaakt dat hij kennis wil nemen van het patiëntendossier en/of andere stukken omdat hij zelf wil nagaan of de conclusies van het iMMO dat de onderzoeksbevindingen passen bij het beeld dat blijkt uit dit patiëntendossier adequaat zijn. Anders dan verweerder kennelijk doet, twijfelt de rechtbank overigens niet aan de capaciteiten en bereidheid van het iMMO om de inhoud van het patiëntendossier en/of andere geraadpleegde stukken nauwgezet weer te geven in het onderzoeksrapport. Verweerder heeft ter zitting niet verzocht om een nadere termijn om het patiëntendossier te bestuderen en zelf na te gaan of de inhoud adequaat is weergegeven in de iMMO-rapportage. Indien verweerder hier wel om zou hebben verzocht, zou de rechtbank dit verzoek overigens hebben afgewezen. Het tijdsverloop in deze procedure is zodanig aanzienlijk dat de rechtbank elke verdere vertraging onaanvaardbaar acht en het ook in strijd met de goede procesorde acht om verweerder, die sinds 2 februari 2023 op de hoogte is van het iMMO-rapport, dan wel dit had kunnen zijn, nu een nadere termijn te geven. De rechtbank betrekt het iMMO-rapport dan ook bij de beoordeling van het beroep en stelt hierbij vast dat verweerder geen contra-expertise door een deskundige heeft laten verrichten.
22. In de iMMO-rapportage is over de capaciteiten van eiser om adequaat te kunnen verklaren onder meer het navolgende vermeld:
(…)
Onderzoeksmethode
Het doel van het forensisch medisch onderzoek is te beoordelen in welke mate de medische
klachten (lichamelijke en psychische klachten) die aanwezig zijn, kunnen passen bij het gestelde relaas van betrokkene en of er ten tijde van de asielgehoren sprake was van medische problematiek die interfereerde met het vermogen om compleet, consistent en consequent te verklaren.
(…)

7. MEDISCHE PROBLEMATIEK BIJ VERKLAREN

Istanbul Protocol § 141-143, Hoofdstuk VI
Met behulp van de MAPP gradaties wordt aangegeven of de medische problematiek ten tijde van de gehoren van invloed kan zijn geweest op het compleet, coherent en consistent kunnen verklaren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het medisch en juridisch dossier.
De rapporteur van iMMO maakt een zorgvuldige en feitelijke analyse van de medische bevindingen ter objectivering van de klachten.
In de iMMO leeswijzer, onlosmakelijk verbonden met deze rapportage, komt uitgebreid aan bod dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt hoe fysieke en psychische klachten zowel het opslaan van informatie, als het terughalen van deze informatie beïnvloeden.
Fysieke en psychische problematiek kan leiden tot beperkingen die kunnen interfereren met compleet, coherent en consistent verklaren. De invloed van deze problematiek beperkt zich niet slechts tot bepaalde gedeelten van het geheugen maar tast het hele geheugen en het functioneren van een persoon aan. Standaard onderscheid maken tussen wat iemand wel of niet moet kunnen verklaren, is wetenschappelijk onaanvaardbaar. Dat betekent dat het vanuit wetenschappelijk oogpunt onmogelijk is om te voldoen aan het vereiste van het toetsingskader van de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2018:2084/2085/2086), namelijk aan kunnen geven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan hieraan tegemoet worden gekomen, zoals in de leeswijzer omschreven.
In deze rapportage kan niet aan de eis van de Afdeling tegemoet worden gekomen. Wat de onderzoeker wél kan doen is zo specifiek mogelijk ingaan op de beperkingen van betrokkene.
(…)
Samengevat
In het FMMU-advies worden enkele lichamelijke beperkingen genoemd waaronder hoofdpijnklachten. Genoemd wordt de mogelijke emotionaliteit van betrokkene bij het doen van zijn verhaal. Ook wordt genoemd dat betrokkene moeite heeft met geografisch aanduidingen en tijdsaanduidingen. Bij het onderliggende FMMU-onderzoek worden slaapproblemen en nachtmerries gemeld.
In het medisch GZA-dossier worden bij herhaling en in wisselende mate gebitsklachten, PTSS-klachten met slaapproblemen en nachtmerries, depressieklachten en concentratieproblemen gemeld. Ten tijde van het 2 e aanvullend gehoor is betrokkene onder behandeling en krijgt hij traumabehandeling met EMDR.
Concluderend heeft de geconstateerde psychische/ (lichamelijke) problematiek beperkingen gegeven die ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
(…)
23. De rechtbank overweegt dat bij de conclusie of de gevonden psychische/medische problematiek van invloed is op het compleet, coherent en consistent kunnen verklaren het iMMO heeft aangesloten bij de beoordelingswijze van het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (het MAPP). De mate van interfereren wordt uitgedrukt in vijf gradaties waarbij sprake is van een steeds sterkere mate van interferentie. De zwakste gradatie is ‘niet’ en houdt in dat er geen psychische problemen zijn of dat de aard en ernst van de psychische problemen niet interfereren met het compleet, coherent en consistent verklaren. De één na zwakste gradatie is ‘mogelijk’ en houdt in dat er psychische problemen zijn die kunnen interfereren, maar dat niet altijd doen. De middelste gradatie is ‘waarschijnlijk’ en betekent dat de psychische problemen vermoedelijk interfereren maar dat dat niet zeker is. De één na sterkte gradatie is ‘zeer waarschijnlijk’ en houdt in dat er een grote mate van zekerheid is dat de psychische problemen interfereren. De sterkste gradatie is ‘zeker’ en betekent dat de psychische problemen van dien aard en ernst zijn dat ze zeker zullen interfereren of hebben geïnterfereerd. Verweerder heeft zich hiervan bij het beoordelen van de verklaringen die eiser heeft afgelegd en het beslissen of zijn relaas en vrees geloofwaardig zijn onvoldoende rekenschap gegeven. Weliswaar is het iMMO-rapport pas in beroep overgelegd. Verweerder heeft echter na kennis te hebben genomen van deze medische onderzoeksbevindingen zijn besluit gehandhaafd en zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld onverkort vast te houden aan alle in het besluit geformuleerde tegenwerpingen die zien op tegenstrijdige, summiere en vage verklaringen van eiser.
24. De verwijzing door verweerder naar de Afdelingsuitspraak van 7 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3615) vormt, anders dan verweerder meent, geen bevestiging voor het standpunt voor verweerder, maar behelst veeleer een aanwijzing dat verweerder ten onrechte zijn besluit onverkort heeft gehandhaafd. De Afdeling heeft in deze uitspraak onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Het onderdelenvereiste: aanpassing van het toetsingskader

14. Het iMMO heeft zowel in de leeswijzer, in de schriftelijke toelichting als op de zitting, onder verwijzing naar wetenschappelijke artikelen, toegelicht wat de invloed van fysieke en psychische problematiek is op de werking van het geheugen. Het iMMO stelt daarbij dat het vanuit medisch-wetenschappelijk oogpunt onaanvaardbaar is om standaard onderscheid te maken tussen wat iemand wel en niet kan verklaren als gevolg van psychische problemen die het geheugen beïnvloeden.

Meer specifiek verwijst het iMMO in dit verband naar verschillende wetenschappelijke artikelen, opgenomen in noot 12 bij de leeswijzer van maart 2020. Hieruit volgt - in grote lijnen weergegeven - het volgende. Inconsistentie van herinneringen betekent nog niet dat verklaringen daarover minder of niet geloofwaardig zijn. Bij herhaalde interviews kunnen al discrepanties optreden. Daar komt bij dat een traumatische gebeurtenis die een persoon heeft ondergaan invloed kan hebben op de mate waarin deze consistent over deze gebeurtenis kan verklaren. Voor vluchtelingen die symptomen van hoge posttraumatische stress vertonen, kan ook de duur van de aanvraagprocedure van invloed zijn op het aantal discrepanties. Het is verder waarschijnlijker dat herinneringen aan details die de vluchteling minder belangrijk acht, eerder discrepanties vertonen dan herinneringen aan details die voor de vluchteling centraal staan in de verklaring. Dergelijke discrepanties zijn dus nog geen aanwijzing voor een gebrek aan geloofwaardigheid. Daarnaast zijn in de leeswijzer van maart 2020 nog andere oorzaken van beperkingen van de mogelijkheid consistent te verklaren weergegeven.
14.1.
Tegen deze achtergrond kan niet zonder meer worden vastgehouden aan het vereiste dat uit een rapport van het iMMO altijd moet blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren invloed heeft gehad. De staatssecretaris heeft in hoger beroep deze toelichting van het iMMO weliswaar weersproken, maar hij heeft dit niet nader toegelicht en hij heeft ook geen onderbouwing gegeven door een medisch deskundige of anderszins. Hij heeft ook niet concreet toegelicht op grond van welke wetenschappelijke inzichten het onderdelenvereiste wel in stand kan blijven. De staatssecretaris zal daarom moeten uitgaan van de stelling van het iMMO dat alleen in uitzonderlijke individuele gevallen kan worden beoordeeld over welke onderdelen van het asielrelaas iemand wel of niet kan verklaren.
14.2.
De Afdeling komt daarmee terug van wat in de uitspraak van 27 juni 2018 over het onderdelenvereiste is overwogen. Niet langer geldt als uitgangspunt dat uit het iMMO-rapport moet blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, invloed heeft gehad. Als het iMMO dit in een concreet geval wel kan beoordelen, dan blijft het iMMO daartoe gehouden. De rest van het toetsingskader blijft onveranderd. Ter verduidelijking hiervan overweegt de Afdeling nog als volgt.
14.3.
Als de staatssecretaris bestrijdt dat het iMMO-rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de gevolgde redenering niet begrijpelijk is, bijvoorbeeld omdat de onderliggende feiten niet kloppen, of de conclusie niet aansluit op de redenering, dan zal hij nader moeten motiveren waarom. In dat geval hoeft hij geen medisch deskundige in te schakelen.
Bestrijdt de staatssecretaris niet zozeer de zorgvuldige wijze van de totstandkoming van het iMMO-rapport, maar de inhoud van dit rapport, waaronder de bevindingen en de conclusie van het iMMO, dan kan hij hieraan niet voorbijgaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Dit betekent dat hij een tegenrapport zal moeten inbrengen waarin een medisch deskundige het iMMO-rapport op inhoud bestrijdt (uitspraak van 27 juni 2018, onder 10.5).
14.4.
Als de staatssecretaris geen medisch deskundige inschakelt, en de conclusie in het iMMO-rapport aldus niet bestrijdt, maar het asielrelaas toch ongeloofwaardig acht, zal hij nader moeten motiveren waarom dit volgens hem het geval is. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door er deugdelijk gemotiveerd op te wijzen dat de verklaringen in het asielrelaas niet stroken met informatie uit algemene bronnen. De staatssecretaris zal wel het hele asielrelaas, in het licht van de conclusie van het iMMO, opnieuw moeten bekijken. De staatssecretaris moet de conclusie van het iMMO kenbaar bij zijn beoordeling betrekken en motiveren welke gevolgen hij verbindt aan de conclusies van het rapport voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De conclusie dat de medische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, kan gevolgen hebben voor wat de vreemdeling in het kader van de geloofwaardigheid kan worden tegengeworpen. De staatssecretaris zal dan bijvoorbeeld niet zonder meer kunnen tegenwerpen dat de vreemdeling tegenstrijdig, inconsistent of summier heeft verklaard en dat het relaas alleen al daarom ongeloofwaardig is.
(…)
25. Verweerder neemt de conclusies van de bevindingen van het iMMO niet onverkort over, maar heeft bij elke reeds in het besluit geformuleerde tegenwerping -kort gezegd- aangegeven waarom de nadien opgemaakte iMMO-rapportage hier niet aan af doet.
In het verweerschrift is voorts het navolgende overwogen:
(…)
Ten eerste heeft verweerder terecht geen nader FMMU onderzoek opgestart voordat hij eiser (aanvullend) heeft gehoord.
(…)
Ten tweede heeft verweerder voldoende procedurele waarborgen geboden. Eiser is onderworpen aan een FMMU onderzoek en tijdens de gehoren is ook regelmatig gevraagd hoe het ging. Hij heeft steeds verklaard in staat te zijn geweest om te worden gehoord en het verslag van het gehoor zelf getuigt er niet van dat dit niet het geval zou zijn geweest.
(…)
Achteraf heeft eiser ook steeds bevestigd dat het goed ging. Eiser licht zijn stelling dat hij tijdens de gehoren een verwarde indruk maakte overigens ook niet toe en dat volgt ook niet uit het gehoor. Ten derde heeft verweerder in de besluitvorming rekening gehouden met de medische situatie van eiser door per argument te motiveren waarom dat argument tegengeworpen kon worden in zijn situatie.
(…)
26. De rechtbank verwerpt al deze argumenten. Een FMMU-advies is een medisch advies en het beoordelen óf sprake is van beperkingen en op welke wijze deze beperkingen hadden moeten worden betrokken in dit aanvullende gehoor vereist dan ook medische expertise. Het volstaat niet om aan eiser te vragen of hij “zich lichamelijk en geestelijk in staat voelt om dit gehoor nu te laten plaatsvinden” en na afloop van het gehoor te vragen of “het goed is gegaan”. Eiser heeft van aanvang af aangegeven (ook) stress te ervaren vanwege deze procedure en het tijdsverloop. De gemachtigde van eiser heeft ook van aanvang af en bij herhaling gewag gemaakt van de (psychische) problematiek van eiser. Tijdens het gehoor is door eiser en zijn gemachtigde ook aangegeven dat eiser erg gespannen was (pagina 6 verslag aanvullend gehoor) en moeite heeft met emoties (pagina 9 verslag aanvullend gehoor). Eiser heeft gedurende het gehoor ook aangegeven dat hij “zich niet heel erg goed voelt (…) en zich daarom dingen niet goed kan herinneren en het nu niet meer goed weet” (pagina 13 aanvullend gehoor).
De hoormedewerker heeft daarop aangegeven “Ik snap dat u gespannen bent en bepaalde details niet meer weet. Maar het gaat om een heel belangrijk onderdeel van uw relaas.”. waarop de gemachtigde heeft gereageerd met “Het geheugen werkt niet zo. Mijn cliënt is getraumatiseerd. Daarom kan het zijn dat hij zich niet alles meer kan herinneren.” (pagina 13 aanvullend gehoor). Aan het einde van het gehoor heeft de hoormedewerker het navolgende opgemerkt: “
Ik wou zelf nog wel wat opmerken. Er zijn best veel verklaringen in de verschillende gehoren die er geweest zijn die niet met elkaar overeenstemmen.
U gaf eerder al aan dat betrokkene getraumatiseerd is. Heeft u misschien medische stukken of kunt u aan medische stukken komen om dit te onderbouwen?”
27. De rechtbank overweegt dat gedurende dit gehoor meerdere indicaties zijn gebleken dat eiser niet onverkort in staat kan worden geacht om adequaat te verklaren. Dat er beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen bestaan is ten behoeve van een eerder gehoor reeds vastgesteld door het FMMU. Verweerder had voorafgaand aan dit aanvullende gehoor, vanwege de eerder vastgestelde beperkingen en vanwege het aanzienlijke tijdsverloop tussen de gehoren, een actueel FMMU-advies moeten opvragen. Verweerder had bovendien gedurende het gehoor moet vaststellen dat er signalen waren van problematiek die wellicht interfereerde met het adequaat kunnen verklaren en op die momenten alsnog het gehoor moeten afbreken en moeten beslissen tot het opvragen van een FMMU-advies. Het aan het einde van het gehoor aan eiser vragen of eiser medische stukken kan overleggen, miskent dat het aan verweerder is om, teneinde zorgvuldig te handelen, procedurele waarborgen te bieden en in dat kader onder meer een medisch advies op te vragen. De rechtbank wijst in dit kader naar Werkinstructie 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure”, waarin het toetsingskader en de relevante regelgeving is weergegeven.
Verweerder heeft dus een eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of er beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen zijn en kan zich niet beperken tot het aan eiser vragen of hij in staat is om te worden gehoord.
Daargelaten dat het complex is voor eiser om zelf te beoordelen of er ten aanzien van hem beperkingen zijn waar verweerder rekening mee moet houden, is niet onaannemelijk dat hij het uitstellen van het gehoor zodanig onwenselijk vindt dat hij zich zonder medisch onderzoek zal laten horen ook indien hij liever wel eerst een medisch onderzoek zou wensen. Bovendien kan niet worden aangenomen dat een verzoeker om internationale bescherming overziet op welke wijze zijn verklaringen worden beoordeeld en in hoeverre “summiere” of “tegenstrijdige” verklaringen de geloofwaardigheidsbeoordeling regarderen. Door enkel aan eiser te vragen of hij zich in staat acht te worden gehoord en dat hij het kan aangeven als hij een pauze wil, wordt miskend dat eiser niet zal overzien wat de gevolgen zijn als hij zijn relaas niet aannemelijk weet te maken met zijn verklaringen terwijl verweerder wellicht bij niet alleen bij het horen maar ook bij het beslissen rekening had moeten houden met beperkingen maar dit niet is vastgesteld door het FMMU. Verweerder had derhalve zonder FMMU-advies niet mogen overgaan tot het aanvullend horen van eiser, waarbij bovendien te gelden heeft dat verweerder reeds over een eerder FMMU-advies beschikte waaruit medische problematiek blijkt. Het is in een situatie van een aanvullend gehoor niet aan eiser om te onderbouwen dat zijn medische problematiek een nader FMMU-advies vergt, maar aan verweerder om gedurende de gehele procedure zich er van te vergewissen of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Dit geldt te meer nu eiser gewag maakt van problemen, zijn gemachtigde dit bevestigt en van aanvang af om medisch onderzoek vraagt, het FMMU eerder beperkingen heeft aangenomen en de kern van het relaas van eiser ziet op het ondergaan van martelingen en zwaar lichamelijk en geestelijk geweld.
28. De rechtbank overweegt dat verweerder miskent dat hij niet in staat is om een medische rapportage zelf te weerleggen. De conclusies van het iMMO bevestigen in sterke mate het advies van het FMMU. Eiser heeft terecht aangevoerd dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de medische bevindingen en dus ten onrechte verklaringen die in de verschillende gehoren met aanzienlijk tijdsverloop zijn afgelegd tegenstrijdig heeft geacht en ten onrechte heeft aangenomen dat eiser minder “vaag” en dus gedetailleerder had moeten kunnen verklaren. Verweerder heeft weliswaar het gehoor zorgvuldig ingericht door pauzes te houden. De beperkingen die het FMMU en het iMMO hebben geconstateerd hebben echter óók betrekking op het beslissen. Het zorgvuldig inrichten van een procedure door onder meer een aantal keren aan eiser te vragen hoe het gaat en door af en toe te pauzeren heft beperkingen niet op.
29. Het aanvullende gehoor had niet mogen plaatsvinden zonder een actueel advies van het FMMU op te vragen. Het besluit is dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Uit het eerdere FMMU-advies en de iMMO-rapportage blijkt dat eiser psychische/ lichamelijke problematiek heeft die beperkingen hebben gegeven die ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Verweerder heeft deze medische bevindingen niet weerlegd met een contra-expertise en heeft deze bevindingen onvoldoende kenbaar betrokken bij zijn besluit. Het besluit is op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd.
30. Voor zover wel onverkort van de verklaringen van eiser die in het aanvullend gehoor zijn afgelegd zou kunnen worden uitgegaan overweegt de rechtbank voorts als volgt.
31. Verweerder heeft in het eerdere besluit geloofwaardig geacht dat eiser lid is geweest van volksbeweging Lucha. Verweerder stelt zich thans op het standpunt dat dit niet langer geloofwaardig is en heeft dit ook als zelfstandig relevant element geduid. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hier niet meer op kan terugkomen en dat overigens de motivering van verweerder op dit punt niet deugt. De rechtbank overweegt dat ook deze beroepsgrond slaagt en dat de verwijzing van verweerder in dit kader naar Afdelingsjurisprudentie waaruit volgt wanneer hij kan terugkomen op eerder ingenomen standpunten dit niet anders maakt.
Ten tijde van de eerdere uitspraak heeft verweerder dit deel van het relaas zonder voorbehoud geloofwaardig geacht en dit is dus bij de eerdere uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, niet aan de orde geweest. Dat het in eerste instantie geloofwaardig achten van het lidmaatschap van Lucha na de beoordeling van het relaas heeft plaatsgevonden en dus een inhoudelijk oordeel behelst blijkt duidelijk uit de door eiser opgevraagde minuut van dat besluit. In die minuut is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
De antwoorden die betrokkene geeft in de gehoren over zijn herkomst, zijn aannemelijk. Er is geen reden daaraan te twijfelen.
Dat hij lid is van een burgerbeweging moet wel geloofwaardig zijn . Betrokkene vertelt hierover geen tegenstrijdigheden . Ook de deelname aan de demonstraties kan moeilijk worden ontkend . Ze waren massaal en de indruk wordt gewekt dat iedere inwoner van Kinshasa meedeed.
(…)
32. Verweerder acht het lidmaatschap thans niet langer geloofwaardig omdat eiser de naam van de vriend die hem met Lucha in aanraking heeft gebracht niet goed herinnert en over die naam nu anders verklaart dan bij zijn eerdere gehoren. De rechtbank overweegt dat deze motivering niet overtuigt. Eiser heeft verklaard dat hij door een vriend in aanraking is gekomen met Lucha en uit zijn verklaringen blijkt ook dat hij in zijn gehele relaas verwijst naar slechts één vriend. Verweerder werpt nu tegen dat eiser wisselend verklaard over een deel van de naam van deze vriend en heeft daarbij overwogen dat ondanks de omstandigheid dat eiser wellicht getraumatiseerd is en/of er beperkingen moeten worden aangenomen om te kunnen verklaren, eiser in staat moet worden geacht om eenduidig over de naam van deze vriend te verklaren omdat het herinneren van een naam anders is dan het herinneren van een gebeurtenissen en mogelijke trauma’s hiermee geen verband houden. De rechtbank overweegt dat deze tegenwerping gebaseerd is op aannames en daarom geen stand houdt. Verweerder neemt aan dat eiser zijn vrienden bij voor- en achternaam kent, dat wil zeggen dat in zijn land van herkomst net zoveel gewicht toekomt aan het kennen en gebruiken van een volledige voor- en achternaam als hier te lande. Verweerder neemt ook aan dat ondergane trauma’s geen invloed hebben op de werking van het geheugen voor zover gevraagd wordt een naam te herinneren. Verweerder heeft geen enkele onderbouwing gegeven voor deze overweging over de werking van het geheugen en heeft ook niet onderbouwd zelf deskundig te zijn en over deze gespecialiseerde kennis te beschikken en dus in staat te zijn om valide uitspraken over de werking van het geheugen te kunnen doen. Verweerder heeft zich overigens geen enkele wijze rekenschap gegeven van het aanzienlijke tijdsverloop tussen de gehoren en of dit tijdsverloop in ogenschouw moet worden genomen bij het tegenwerpen van tegenstrijdige verklaringen. Verweerder heeft dus niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij het lidmaatschap van eiser van de beweging Lucha niet langer geloofwaardig acht. De rechtbank merkt overigens op dat het weinig zorgvuldig is dat verweerder in deze procedure meer dan eens zijn geloofwaardigheidsbeoordeling van dezelfde verklaringen van eiser wijzigt. Verweerder heeft in een eerdere fase van de procedure een voornemen van 14 maart 2019 ingetrokken op 7 mei 2019 een voornemen uitgebracht waarin een andere geloofwaardigheidsbeoordeling is verricht. Ook het voornemen dat is uitgebracht op 16 september 2021 verschilt hier weer van. Het relaas van eiser is in essentie beknopt en overzichtelijk. Niet valt in te zien waarom steeds een andere beoordeling plaatsvindt van dit relaas en het uiteindelijke besluit daarenboven 18 pagina’s beslaat en het verweerschrift ook 11 pagina’s bedraagt. Weliswaar heeft verweerder in het briefverweer moeten reageren op het na het beroep overgelegde iMMO-rapport, echter het relaas van eiser is overzichtelijk en heeft betrekking op een zeer korte periode met slechts enkele gebeurtenissen. Eiser heeft immers verklaard op een bepaalde dag te hebben gedemonstreerd, betrokken te zijn geraakt bij een vechtpartij waarbij agenten om het leven zijn gekomen, vervolgens te zijn gearresteerd en gedetineerd en na een paar dagen te zijn ontsnapt en te zijn gevlucht. Niet valt in te zien waarom verweerder niet in staat is om dit relaas in één keer deugdelijk te beoordelen op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid. Daargelaten het tijdsverloop dat is gemoeid met het wijzigen van een geloofwaardigheidsbeoordeling komt dit weinig zorgvuldig voor en maakt dit het procederen voor eiser ook onnodig complex. Dit geldt te meer nu eiser aanzienlijke inspanningen heeft moeten verrichten om alle relevante stukken te verkrijgen nu verweerder van meerdere gesprekken en overleggen eerst heeft aangegeven dat deze niet hebben plaatsgevonden en vervolgens heeft aangegeven dat daar geen verslaglegging van heeft plaatsgevonden. Gemachtigde van eiser heeft meerdere stukken enkel kunnen verkrijgen door verzoeken in te dienen op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Wet open overheid en over afwijzende besluiten separate procedures te entameren.
33. Daargelaten dat het verweerder niet vrij staat om hierop terug te komen en de inhoudelijke motivering ook ondeugdelijk is, overweegt de rechtbank dat ook als verweerder op dit punt wel gevolgd zou worden, verweerder hiermee niet kan onderbouwen dat eisers relaas ongeloofwaardig moet worden geacht en eiser geen bescherming behoeft. Verweerder heeft immers geloofwaardig geacht dat eiser heeft deelgenomen aan de bewuste demonstratie waarbij agenten om het leven zijn gekomen en heeft geloofwaardig geacht dat de autoriteiten vele arrestaties hebben verricht. Of eiser nu wel of niet tijdens die demonstratie lid was van Lucha is in dit kader van weinig belang. Het in het eerste besluit geloofwaardig geachte lidmaatschap van Lucha is enkel relevant voor zover het relaas van eiser met betrekking tot zijn reeds ondergane 3 EVRM-schendingen niet geloofwaardig is. Immers eerst dan komt de vraag aan de orde of het enkele lidmaatschap van Lucha en het hebben deelgenomen aan de demonstratie gelet op het door eiser overgelegde opsporingsbevel reeds een zodanig refoulementrisico met zich brengt dat de asielaanvraag van eiser moet worden ingewilligd.
34. De rechtbank constateert voorts dat verweerder niet heeft voldaan aan het herstellen van de motiveringsgebreken die de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft vastgesteld. De tegenwerpingen houden geen stand omdat ze, zoals toegelicht ter zitting in het voorlopig oordeel, ofwel geen betrekking hebben op de kern van het relaas, ofwel zien op het bevreemdend achten van gedragingen van derden, dan wel gebaseerd zijn op aannames over hoe mensen zich gedragen in traumatiserende situaties en op aannames in hoeverre waarnemingen gedaan kunnen worden tijdens traumatiserende ervaringen en in hoeverre verwacht mag worden dat over de ondergane trauma’s kan worden verklaard. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder in wezen de motivering herhaalt waarover de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, reeds een oordeel heeft gegeven.
35. De rechtbank overweegt verder dat verweerder tegenwerpingen heeft geformuleerd die betrekking hebben op het afleggen van wisselende verklaringen in de verschillende gehoren die eiser heeft gehad. Daargelaten dat het tijdsverloop tussen de onderscheiden gehoren aanzienlijk is en het de vraag is of in het algemeen verwacht kan worden dat steeds identiek kan worden verklaard en ook als de vragen in het gehoor niet de hoofdlijnen van een vluchtrelaas betreffen, overweegt de rechtbank dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom deze tegenstrijdige verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de hoofdlijnen van het relaas en de vluchtmotieven.
36. De rechtbank overweegt dat eiser met de overgelegde iMMO-rapportage, die hij heeft ingebracht nadat het besluit is genomen, ook poogt zijn asielrelaas te ondersteunen. Verweerder is in zijn verweerschrift uitgebreid ingegaan op de iMMO-rapportage en heeft aangegeven zijn besluit te handhaven en de bevindingen uit het rapport niet over te nemen.
37. In de eerder genoemde iMMO-rapportage is in dit kader onder meer het navolgende overwogen:
(…)
6. BEOORDELING CAUSALITEIT VOLGENS DE ISTANBUL PROTOCOL GRADATIES
Istanbul Protocol § 187-188
Met behulp van de Istanbul Protocol gradaties wordt de causaliteit tussen de medische problematiek en de wijze van ontstaan zoals gesteld in het asielrelaas beoordeeld.
(…)
6.1
Lichamelijke problematiek
Huidverkleuringen en littekens 1: De huidverkleuringen en littekens aan de voeten, enkels en beide ellebogen.
(…)
Beoordeling:
De huidverkleuringen en littekens aan de enkels en voeten (een 25-tal) en aan de ellebogen
(beiderzijds een 4-tal boven de elleboog) worden als zeer consistent beoordeeld met het gestelde geweldrelaas volgens het Istanbul Protocol, namelijk dat betrokkene op de bodem van een jeep, met ijzerdraad om zijn enkels en ellebogen vastgebonden, geschopt werd door de bewakers.
(…)
Huidverkleuringen en littekens 2: De huidverkleuringen en littekens op borst, rug en
onderbenen.
(…)
Beoordeling:
De huidverkleuringen en littekens op borst (1), rug (3) en onderbenen (7) worden, gezien de
hoeveelheid, lokalisatie en verspreiding als zeer consistent beoordeeld met het gestelde
geweldrelaas volgens het Istanbul Protocol, namelijk dat betrokkene in een container door zijn bewakers werd geslagen met metalen kabels en riemen met gespen, waarbij betrokkene stelt dat hij voorovergebogen in elkaar gekrompen zat met zijn handen voor zijn gezicht.
(…)
6.1b Fysieke klachten/ verschijnselen
Voor de fysieke klachten die betrokkene stelt te hebben (spierpijn en vermoeidheid, pijn op de borst, moeite met ademhalen, duizeligheid en hoofdpijn) worden bij oriënterend onderzoek geen lichamelijke oorzaken gevonden. Zij zijn in hoge mate stress gerelateerd.
Derhalve worden de fysieke klachten en verschijnselen van betrokkene niet geclassificeerd volgens het Istanbul Protocol.
6.1c Conclusie
Bij het lichamelijk onderzoek zijn een groot aantal huidverkleuringen en littekens waargenomen.
Deze zijn in twee groepen beoordeeld.
De eerste groep bevat huidverkleuringen en littekens aan de enkels, voeten en ellebogen die
volgens betrokkene ontstaan zijn tijdens het vervoer in een jeep na de demonstratie in Kinshasa in september 2016. Deze worden als zeer consistent beoordeeld met de verklaring van betrokkene. De tweede groep bevat littekens en huidverkleuringen op de borst, rug en onderbenen die volgens betrokkene ontstaan zijn in de container-gevangenis in Kinshasa, eveneens in september 2016. Ook deze worden als zeer consistent beoordeeld met de verklaring van betrokkene.
6.2
Psychische problematiek
Uit het medisch onderzoek komen specifieke klachten naar voren die te relateren zijn aan het door betrokkene gestelde ondergane geweld. Zowel in de anamnese, het psychiatrisch onderzoek, het diagnostisch onderzoek als de observaties uit hoofdstuk 2 worden aanwijzingen gevonden.
Specifieke klachten betreffen de herhaalde herbelevingen die betrokkene meldt aan de door hem gestelde gevangenneming en mishandeling in Kinshasa in 2016 en de nachtmerries die betrokkene heeft over de gestelde gevangenneming. De herbelevingen betreffen herinneringen aan de neergeschoten mede demonstranten, de bloedende politieagent die op de grond viel, de herhaalde klappen die de gevangenen in de container moesten ondergaan, de bijbehorende heftige gevoelens van angst, hopeloosheid en herinneringen aan de stank in de gevangeniscontainer. De nachtmerries gaan over voortdurend geslagen worden.
De genoemde herbelevingen treden vooral op als betrokkene alleen is en geen afleiding heeft. Betrokkene gaat de situatie waarin hij alleen is sinds hij in Nederland is zo veel mogelijk uit de weg.
De door betrokkene gemelde specifieke herbelevingen, nachtmerries en vermijding passen qua aard en inhoud nadrukkelijk bij het gestelde ondergane geweld. Hieraan wordt de Istanbul Protocol gradatie typerend toegekend.
De overige psychische klachten betreffen vooral stemmingsklachten en cognitieve klachten en
herbelevingen aan de boot-overtocht vanuit Libië naar Europa.
(…)
Betrokkene beschrijft herbelevingen die duidelijk samen met de beangstigende boot-overtocht van
Libië naar Europa.
(…)
Met deze andere stressvolle ervaringen is rekening gehouden bij het toekennen van de gradatie,
conform §105 (e) van het Istanbul Protocol.
(…)
6.3
Algehele beoordeling volgens het Istanbul Protocol
De medische problematiek van betrokkene (de lichamelijke en psychische problematiek) wordt gezamenlijk beoordeeld volgens het Istanbul Protocol als typerend voor het gestelde ondergane geweld. De lichamelijke beoordeling is hierbij ondersteunend aan de psychische beoordeling, waarbij het gaat om een totaal oordeel van alle klachten tezamen.
(…)
38. Het iMMO heeft de causale relatie tussen de medische bevindingen en het asielrelaas beoordeeld volgens de vijf gradaties die zijn neergelegd in paragraaf 187 van het Istanbul Protocol, Manual on the Effective Investigation and Documentation of Torture and Other Cruel, Inhuman of Degerading Treatment or Punishment van de Verenigde Naties. Bij die vijf gradaties is sprake van een steeds sterker causaal verband. Naarmate de gradatie sterker is, is er minder ruimte voor de mogelijkheid dat de klacht een andere oorzaak heeft dan die waaraan de asielzoeker de klacht toeschrijft. De zwakste gradatie is 'niet consistent' en houdt in dat het litteken of de lichamelijke en/of psychische problematiek niet kan zijn veroorzaakt op de door de vreemdeling gestelde wijze. De één na zwakste gradatie is ‘consistent’ en houdt in dat het litteken of de lichamelijke en/of psychische problematiek kan zijn veroorzaakt op de door de vreemdeling gestelde wijze, maar dat er veel andere mogelijke oorzaken zijn. De middelste gradatie is ‘zeer consistent’ en betekent dat het litteken of de lichamelijke en/of psychische problematiek kan zijn veroorzaakt op de door de vreemdeling gestelde wijze, maar dat er een paar andere mogelijke oorzaken zijn. De één na sterkste gradatie is ‘typerend’ en houdt in dat het litteken of de lichamelijke en/of psychische problematiek meestal wordt waargenomen bij dit type mishandeling of gebeurtenis, maar dat er ook andere mogelijke oorzaken zijn. De sterkste gradatie is 'kenmerkend' en houdt in dat het litteken of de lichamelijke en/of psychische problematiek niet op andere wijze kan zijn ontstaan dan op de manier zoals de vreemdeling die beschrijft.
39. De rechtbank stelt voorop dat medische rapporten waarin een verband wordt gelegd tussen gebeurtenissen in het land van herkomst en littekens en/of medische klachten van een asielzoeker, de geloofwaardigheid van verklaringen over eerder ondergane marteling of mishandeling kunnen onderbouwen. Wanneer geloofwaardig wordt geacht dat een asielzoeker eerder gemarteld of mishandeld is, dan is dat een belangrijke aanwijzing dat dit bij terugkeer naar het land van herkomst opnieuw zal gebeuren en dus dat de asielzoeker in zijn land van herkomst een gegronde vrees heeft voor vervolging of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
40. De jurisprudentie van het EHRM in zaken waarin een asielzoeker, ter staving van de stelling dat hij in het land van herkomst of bestendig verblijf een onmenselijke behandeling heeft ondergaan, een door een arts geproduceerd bewijsmiddel heeft overgelegd, kan als volgt worden samengevat.
41. Indien dat bewijsmiddel een sterke aanwijzing vormt dat de gestelde onmenselijke behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf het letsel van de asielzoeker heeft veroorzaakt, verschuift de bewijslast en is het aan de betrokken staat om nader onderzoek naar dat bewijsmiddel te laten verrichten om zo iedere twijfel over de oorzaak van de littekens en het risico dat de asielzoeker na uitzetting wordt onderworpen aan een behandeling in strijd met artikel 3 van EVRM weg te nemen. Of dat bewijsmiddel tot nader onderzoek noopt, moet de staat beoordelen in het licht van de gestaafde dan wel geloofwaardig te achten persoonlijke situatie van de asielzoeker en tegen de achtergrond van de algemene situatie in het desbetreffende land. Ook een medische verklaring die door een (huis)arts is opgesteld en een sterke aanwijzing vormt dat de littekens kunnen zijn veroorzaakt door mishandeling en marteling is voldoende om de bewijslast te verschuiven (zie het arrest R.C. tegen Zweden, van 9 maart 2010, nr. 41827/07, het arrest D.N.W. tegen Zweden, van 6 december 2012, nr. 29946/10, het arrest I. tegen Zweden, van 5 september 2013, nr. 61204/09 en het arrest R.J. tegen Frankrijk, van 19 september 2013, nr. 10466/11). Sterker nog, het EHRM neemt zelfs een schending van artikel 3 van het EVRM aan zolang de autoriteiten de medische aanwijzingen van marteling niet door middel van grondig onderzoek hebben weerlegd (zie paragraaf 43 van voormeld arrest R.J. tegen Frankrijk)
42. Dat andere onderdelen van het asielrelaas ongeloofwaardig zijn, hoeft niet in de weg te staan aan het ontstaan van voormelde verplichting, met name niet indien op het lichaam van de asielzoeker significante littekens of verwondingen zichtbaar zijn, deze littekens of verwondingen stroken met zijn stelling dat autoriteiten van het desbetreffende land hem onmenselijk hebben behandeld, deze stelling bevestiging vindt in betrouwbare algemene informatie over dat land en uit deze informatie ook kan worden afgeleid dat autoriteiten van dat land personen als de asielzoeker na terugkeer mogelijk aan een onderzoek onderwerpen en zij tijdens dat onderzoek onmiddellijk van de littekens of verwondingen op de hoogte kunnen raken (zie paragrafen 67 t/m 69 van voormeld arrest I. tegen Zweden, paragrafen 39 en 42 van voormeld arrest R.J. tegen Frankrijk en paragrafen 66 en 72 van het arrest Z.M. tegen Frankrijk, van 14 november 2013, nr. 40042/11).
43. Verweerder heeft in zijn verweerschrift onder meer - kort gezegd- aangegeven dat de vastgestelde gradaties meerdere andere oorzaken van de geestelijke en lichamelijke littekens openhouden en dat het dossier ook aanknopingspunten geeft voor andere oorzaken zoals de gebeurtenissen in Libië. Verweerder heeft overigens alle tegenwerpingen die hij in het bestreden besluit heeft opgenomen onverkort gehandhaafd en daarbij aangegeven dat uit het iMMO-rapport niet volgt dat eiser in het geheel niet in staat is of was om consistent of coherent te verklaren.
44. De rechtbank overweegt dat verweerder blijk geeft de aard en strekking van medisch forensisch onderzoek te miskennen omdat dit onderzoek nu juist betrekking heeft op
het causale verbandtussen het asielrelaas en de vastgestelde medische en psychische problematiek.
45. Verweerder miskent ook dat de bewijsdrempel “slechts” behelst dat eiser zijn relaas aannemelijk moet maken en niet hoeft te “bewijzen”. Verweerder miskent voorts dat hij niet in staat is om zelf een medisch deskundigenrapport te weerleggen, en indien hij de inhoud van de iMMO-rapportage wil weerleggen hij een contra-expertise dient te laten opmaken. Zoals hiervoor overwogen stelt de rechtbank vast dat de wijze van totstandkoming van de iMMO-rapportage inzichtelijk is en de inhoud concludent.
Verweerder is niet in staat om valide “medische uitspraken” te doen. Voor zover verweerder dan ook bijvoorbeeld in het verweerschrift opmerkt dat hij mag verwachten dat eiser eenduidig verklaart over de naam van zijn vriend omdat “van belang is dat de herinnering van een naam een andersoortige herinnering is dan bijvoorbeeld de herinnering aan een gebeurtenis of tijdsaanduiding die al dan niet gerelateerd is aan trauma”, passeert de rechtbank al dit soort opmerkingen. Ook de tegenwerping van verweerder dat hij een tegenstrijdigheid wel mag tegenwerpen als eiser meerdere malen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd ter beantwoording van dezelfde vraag passeert de rechtbank. Verweerder is niet medisch deskundig en de beoordeling van de vraag of en zo ja in welke mate, het afleggen van tegenstrijdige verklaringen, summiere verklaringen of weinig gedetailleerde verklaringen kunnen worden tegengeworpen, vergt in de procedure van eiser, gelet op onder meer de bevindingen van het iMMO, een medische beoordeling.
46. Verweerder heeft in de reactie op het iMMO-rapport steeds aangegeven waarom wel van eiser zou mogen worden verwacht dat hij consistent en coherent verklaart. Daargelaten dat al deze tegenwerpingen niet slagen, heeft verweerder er geen enkele blijk van gegeven dat de iMMO-rapportage zeer sterk steunbewijs oplevert voor de kern van het relaas van eiser, te weten de demonstratie, de arrestatie en de detentie.
47. Verweerder heeft er voor gekozen om, ondanks dat hij hiertoe wellicht uit eigen beweging verplicht was gelet op artikel 18 Procedurerichtlijn en ondanks dat gemachtigde van eiser van aanvang af heeft verzocht om een dergelijk FMO, geen forensisch medisch onderzoek te entameren om zich er van te vergewissen of eiser adequaat kan verklaren en om invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht en te onderzoeken of medisch onderzoek de verklaringen van eiser kan ondersteunen en dus steunbewijs oplevert. Verweerder heeft ook, nadat eiser een iMMO-rapportage heeft overgelegd, er voor gekozen om geen medisch deskundigenrapport bij wijze van contra-expertise te doen opmaken.
47. De rechtbank overweegt expliciet dat het in strijd moet worden geacht met de goede procesorde indien verweerder nu om een termijn zou hebben verzocht om alsnog een FMO te doen opmaken om het iMMO-rapport te kunnen weerleggen, daargelaten de vraag waarom verweerder deze bevindingen zou willen weerleggen in plaats van “gewoon” uit te gaan van dit deskundigenbericht omdat het iMMO op objectieve wijze onderzoek verricht en de bevindingen rapporteert. Het iMMO-rapport levert zodanig sterk steunbewijs op voor de kern van het asielrelaas dat verweerder had moeten motiveren waarom het relaas niet reeds integraal geloofwaardig is geacht vanwege deze medische bevindingen.
49. Eiser heeft voorts om zijn relaas te ondersteunen documenten overgelegd, te weten een krant Echo du Sud, uitgegeven op 23 september 2016, een opsporingsbevel afgegeven op 29 maart 2019 en een krant Le Potentiel uitgegeven op 22 september 2016. Bureau Documenten heeft deze documenten onderzocht en in de verklaring van onderzoek van 8 maart 2021 het navolgende opgenomen:
(…)
Omschrijving van het te onderzoeken document:
Volgnummer : 319092
Soort : Krant Echo du Sud
Land : Democratische Republiek Congo
Nummer : 49
Uitgegeven op : 23 september 2016
Uitgegeven te : Kinshasa
2.1
Controle
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
Er zijn geen zichtbare sporen van gewijzigde gegevens aangetroffen.
2.2
Conclusie
Betreffende de echtheid, de opmaak en afgifte van het document:
Gelet op het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal kan niet worden
vastgesteld of het document echt is.
Betreffende de inhoud van het document:
Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
Omschrijving van het te onderzoeken document:
Volgnummer : 319091
Soort : Opsporingsbevel
Land : Democratische Republiek Congo
Nummer : -
Afgegeven op : 29 maart 2019
Afgegeven te : Kinshasa
3.1
Controle
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
Er zijn geen zichtbare sporen van gewijzigde gegevens aangetroffen.
3.2
Conclusie
Betreffende de echtheid, de opmaak en afgifte van het document:
Gelet op het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal kan niet worden
vastgesteld of het document echt is.
Betreffende de inhoud van het document:
Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
Omschrijving van het te onderzoeken document:
Volgnummer : 319093
Soort : Krant Le Potentiel
Land : Democratische Republiek Congo
Nummer : 6837
Uitgegeven op : 22 september 2016
Uitgegeven te : Kinshasa
4.1
Controle
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
Er zijn geen zichtbare sporen van gewijzigde gegevens aangetroffen.
4.2
Conclusie
Betreffende de echtheid, de opmaak en afgifte van het document:
Gelet op de technische kenmerken is het document waarschijnlijk echt.
Betreffende de inhoud van het document:
Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
(…)
50. De conclusie in dit onderzoek betekent dat Bureau Documenten ten aanzien van twee documenten geen vergelijkbare documenten heeft die als referentiemateriaal kunnen fungeren en daarom geen uitspraak kan worden gedaan over de vraag of de weergegeven inhoud juist is en ten aanzien van de krant Le Potentiel ook geen uitspraak over de inhoud kan worden gedaan maar het document wel waarschijnlijk echt is. De conclusie betekent echter ook dat er geen indicaties zijn dat de documenten niet echt zijn, zijn vervalst of de inhoud niet juist is. Daargelaten dat het Hof van Justitie in het arrest LH van 10 juni 2021 (C-921/21, ECLI:EU:C:2021:478, punten 44-46) -kort gezegd- onder meer heeft aangegeven dat alle, zelfs vervalste, verklaringen moeten worden beoordeeld bij de vraag of bescherming moet worden verleend, dient verweerder dus te onderzoeken en na te gaan of deze documenten het relaas van eiser ondersteunen.
De rechtbank overweegt dat verweerder ten onrechte geen (doorslaggevende) bewijswaarde toekent aan deze documenten.
51. In de overgelegde krant Echo du Sud is een artikel opgenomen over de demonstratie waaraan eiser stelt te hebben deelgenomen en naar aanleiding waarvan hij is gearresteerd en gedetineerd. In dat artikel wordt melding gemaakt van een demonstrant met dezelfde voornaam en dezelfde achternaam als eiser als een van de personen die is gearresteerd. De betreffende passage op pagina 4 van de overlegde krant luidt als volgt:
(…)
C’est ainsi quún peut mettre un nom sur certains de ces malheureux disparus qiu doivent au mieux croupier dans quelques cachots infects, si leur sort n’est pas des plus dramatique. Dan ce lot on cite les plus connus:
(…)
Vervolgens worden de namen van 12 personen genoemd, waaronder een persoon met dezelfde voornaam en dezelfde achternaam als eiser.
52. In de krant Le Potentiel is melding gemaakt van de dood van drie agenten tijdens deze demonstratie, dat met scherp is geschoten, dat er willekeurige arrestaties hebben plaatsgevonden en dat de arrestanten werden onderworpen aan fouilleringen en martelingen. Eiser heeft deze krantenartikelen overgelegd om zijn relaas te onderbouwen. Verweerder kent “beperkte bewijswaarde” toe aan deze documenten en heeft dit in het verweerschrift als volgt gemotiveerd:
(…)
Zoals ook overwogen in het bestreden besluit, is van belang dat de omstandigheid dat het krantenbericht melding maakt van een persoon met de naam van eiser in het voordeel van de
geloofwaardigheid werkt van de arrestatie, maar anderzijds is de bewijswaarde van het krantenknipsel Echo du Sud beperkt omdat deze niet echt is bevonden. Daarbij komt dat het niet aannemelijk is dat de persoon waarover wordt gesproken in die krant ook daadwerkelijk eiser is, ondanks dat hij dezelfde naam draagt. Dat klemt eens temeer nu er op die dag en masse mensen zijn gearresteerd, wat de kans groter maakt dat iemand anders met dezelfde naam toen is gearresteerd. Een ander punt dat de bewijswaarde van dit bericht van het door eiser gestelde vermindert, is de omstandigheid dat in het bericht staat dat er niets meer van de arrestanten zou zijn vernomen, terwijl eiser heeft verklaard dat hij met deze personen zou zijn ontsnapt. De stelling in beroep dat de ouders van eiser de krant hierover wellicht niet zullen informeren, kan worden gevolgd, maar dat maakt niet dat verweerder het ten onrechte vreemd acht dat de krant van deze ontsnapping in het geheel niet op de hoogte zou zijn, omdat er dus veel andere personen met eiser zouden zijn ontsnapt. Het ligt dan niet in de rede dat die informatie niet bij de krant of betreffende journalist terecht komt. Wat betreft het stuk uit de krant de Potentiel is van belang dat dit krantenknipsel weliswaar echt is bevonden en melding maakt van de dood van drie agenten, maar daaruit niet volgt dat eiser daarmee iets te maken heeft gehad. De bewijswaarde van dit stuk is dan ook beperkt, omdat het, zoals overwogen in het bestreden besluit, algemene informatie betreft die het persoonlijk relaas van eiser onvoldoende onderbouwen.
(…)
53. De rechtbank acht deze tegenwerpingen onbegrijpelijk. Eiser heeft verklaringen afgelegd over de demonstratie die op 19 september 2016 in Kinshasa heeft plaatsgevonden. Verweerder acht geloofwaardig dat eiser heeft deelgenomen aan deze demonstratie. Eiser heeft verklaard dat er twee agenten om het leven zijn gekomen bij schermutselingen die tussen een groepje demonstranten waartoe hij behoorde en agenten hebben plaatsgevonden. Eiser legt een krantenartikel over waarin hij met voornaam en achternaam wordt genoemd als een van de personen die tijdens die demonstratie is gearresteerd en legt een krantenartikel over waarin wordt vermeld dat er agenten zijn gedood tijdens die demonstratie. Beide documenten ondersteunen het relaas van eiser en het beeld dat uit deze documenten naar voren komt over die bewuste demonstratie past ook bij overige openbare informatie. Verweerder wijst hier ook zelf op maar overweegt vervolgens dat de Joint Human Right Office ook heeft gerapporteerd over de mensenrechtenschendingen die gedurende deze demonstratie hebben plaatsgevonden maar dat uit bevindingen van deze UNJHRO zou volgen dat er vier agenten zijn gedood en deels in andere wijken dan de wijk waarover eiser heeft verklaard. Verweerder overweegt dat dit meebrengt dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig kunnen worden bevonden. Verweerder heeft overigens zijn tegenweringen gebaseerd op tegenstrijdigheden en met name op bevreemdingwekkende situaties, maar miskent dat de kern van het relaas past bij het beeld dat uit alle algemene informatie blijkt. Eiser heeft deelgenomen aan een grootschalige demonstratie waarbij agenten zijn gedood en vele demonstranten zijn gearresteerd en heeft documenten overgelegd om de gevolgen die hij zelf heeft ondervonden van de deelname aan de demonstratie overgelegd. Enerzijds werpt verweerder tegen dat in een krantenartikel niet volgt dat eiser iets met de beschreven situatie te maken heeft en in het krantenartikel waarin eiser met voornaam en achternaam wordt genoemd wordt aangegeven dat dit niet uitsluit dat er meer mensen met dezelfde naam zijn. De rechtbank acht het op deze wijze beoordelen van steunbewijs en het daarmee beoordelen of eiser bescherming behoeft buitengewoon onzorgvuldig en een grove miskenning van verweerder van zijn samenwerkingsplicht en zijn gehoudenheid om de gestelde beschermingsbehoefte van eiser grondig te onderzoeken en welwillend te beoordelen.
54. Verweerder heeft voorts tegengeworpen dat het bevreemdt dat de vriend van eiser die betrokken is geweest bij de demonstratie naar het politiebureau zou gaan om documenten voor eiser te bemachtigden omdat hij dan wellicht zelf risico’s zou lopen. Op zichzelf is dit een terechte vraag. Verweerder heeft echter bij deze tegenwerping niet betrokken wat eiser hierover heeft verklaard en wat de gemachtigde van eiser als nadere toelichting heeft aangegeven. De rechtbank wijst hierbij op pagina 4 van het verslag van het aanvullend gehoor waarin onder meer het navolgende is weergegeven:
(…)
U heeft in beroep een verklaring overgelegd waarin staat dat een persoon met uw naam en leeftijd gezocht wordt. Dit document is afgegeven 24 sep 2019. Ik heb begrepen dat uw vriend [xxx] dit voor u heeft verkregen. Kunt u aangeven hoe dit is gegaan?
(Betrokkene vraagt om welk document het gaat. Het document wordt getoond op het computerscherm.)
Ik had van mijn advocaat begrepen dat het belangrijk was om documenten te hebben. Toen heb ik contact opgenomen met [xxx] en uitgelegd wat er nodig was. Ik was er niet zelf dus ik heb hem uitgelegd hoe hij het moest doen. Ik heb hem adressen gegeven van waar ik gearresteerd was en zo is hij naar de politie gegaan en heeft met de verantwoordelijke van de politie gesproken en is dit document aan hem gegeven.
(…)
Kan iedereen een dergelijk document opvragen over u?
Mijn advocaat had het belang van documenten benadrukt. Het was moeilijk om [xxx] te overtuigen om naar de politie te gaan. Hij durfde niet omdat we allemaal in dezelfde positie zaten. Maar ik heb hem mijn situatie uitgelegd en gezegd dat het risico bestond dat ik terug zou moeten. Ik heb hem gevraagd zich over zijn eigen angst heen te zetten. [xxx] is ook vaak op reis en het heeft veel tijd gekost, maar het heeft geholpen.
Gemachtigde: we hebben ook contact met een advocaat in de DRC gezocht om op die manier meer stukken te krijgen. Ik heb ook veel druk om mijn cliënt uitgeoefend om die stukken te krijgen.
(…)
55. Verweerder kan dit document dus zonder nadere motivering niet ter zijde leggen vanwege de wijze van verkrijging. Verweerder heeft voorts overwogen dat de bewijswaarde beperkt is omdat er in het opsporingsbevel geen link is gelegd met het door eiser gestelde incident. De rechtbank overweegt dat dit onverlet laat dat eiser terecht heeft aangevoerd dat uit dit document blijkt dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn.
56. Eiser heeft dus terecht aangevoerd dat niet valt in te zien dat deze documenten zijn relaas niet ondersteunen en geloofwaardig maken. Eiser wordt met voornaam en achternaam in de krant genoemd als zijnde betrokken bij de demonstratie en arrestaties, welke deelname aan de demonstratie verweerder geloofwaardig acht, én er is een opsporingsbevel tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank wijst er overigens op de tegenwerpingen van verweerder die zien op het aandeel van eiser bij de dood van twee politieagenten tijdens de demonstratie van 19 september 2016 in wezen een herhaling zijn van de tegenwerpingen waarover de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, reeds heeft geoordeeld. Reeds hierom heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij dit zesde element niet geloofwaardig acht. Daarbij komt dat verweerder ten onrechte te weinig ondersteunende bewijswaarde aan de door eiser overgelegde documenten heeft toegekend.
57. De rechtbank merkt tot slot op dat in een eerdere fase in deze procedure verweerder heeft laten doorschemeren dat indien -kort gezegd- wel aannemelijk zou zijn geacht dat eiser betrokken was bij het doodslaan van de agenten tijdens de demonstratie, verweerder zou overwegen om eiser te horen in het kader van een mogelijke zogenoemde “1F-tegenwerping”. De rechtbank vermag absoluut niet in te zien waarop dit is gebaseerd en overweegt dat uit het zeer omvangrijke dossier dat inmiddels ruim 700 pagina’s betreft, geen enkele indicatie blijkt dat tijdens de demonstratie in Kinshasa op 19 september 2016 door demonstranten feiten zijn gepleegd die kunnen worden gekwalificeerd als feiten waarop 1F betrekking heeft en ook geen enkele indicaties uit het vluchtrelaas van eiser blijken dat hij zich schuldig gemaakt zou hebben aan dergelijke bijzonder ernstige feiten. De rechtbank acht het dan ook niet alleen misplaatst en onzorgvuldig, maar ook onbehoorlijk jegens eiser om in het verweerschrift in een voetnoot het navolgende op te nemen: “
In reactie op wat eiser over artikel 1F van het vluchtelingenverdrag aanvoert onder punt 43,
volstaat verweerder met de opmerking datvooralsnoggeen sprake is van een 1F tegenwerping, maar dat hij zich uitdrukkelijk het recht behoudt dat tegen te werpen.(onderstreping door verweerder). De rechtbank overweegt dat eiser op 21 januari 2019 in Malta voor de eerste keer is gehoord, dat eiser op 31 januari 2019 om internationale bescherming heeft verzocht en dat verweerder in de ruim vier jaar dat deze procedure thans duurt geen enkel 1F-onderzoek heeft verricht. De rechtbank kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat deze opmerking enkel is gemaakt als wijze van voorbehoud en waarschuwing voor het geval het afwijzende besluit door de rechtbank wordt vernietigd. Het “boven de markt laten hangen” van een dergelijke 1F-dreiging acht de rechtbank dermate ongepast en onbehoorlijk dat aan het door verweerder gemaakte “voorbehoud” geen enkele waarde wordt toegekend en de rechtbank overweegt dat het verweerder niet vrijstaat om nu alsnog dit onderzoek “spontaan” en dus zonder dat verweerder uit andere hoofde nadere informatie ontvangt te gaan verrichten. Verweerder heeft ter zitting, nadat de rechtbank dit heeft besproken expliciet en zonder enig voorbehoud aangegeven dat deze 1F-opmerking in het verweerschrift als niet geschreven mag worden beschouwd. Verweerder heeft ter zitting voorts desgevraagd expliciet en zonder enig voorbehoud aangegeven dat er thans geen enkele indicatie bestaat dat eiser betrokken zou zijn bij zogenoemde 1F-feiten en dat er thans geen enkele aanleiding bestaat om hier onderzoek naar te doen. De rechtbank heeft beide partijen aangegeven dat de rechtbank dit uitdrukkelijk op zal nemen in de uitspraak en in de zittingsaantekeningen.
58. De rechtbank concludeert als volgt.
59. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door eiser in Malta reeds kort te bevragen over zijn asielmotieven zonder dat eiser op dat gehoor was voorbereid door een gemachtigde en zonder dat verweerder zich op dat moment had vergewist of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoefde. Dit had te meer gemoeten nu eiser kort daarvoor in Malta aan wal is gebracht na drie weken op de Sea-Watch 3 te hebben moeten verblijven nadat hij als drenkeling door Sea-Watch was gered. Het is evident dat deze omstandigheden traumatiserend kunnen werken. Eiser heeft hier bij het iMMO over verklaard dat “de oversteek op de Middellandse zee vreselijk was omdat ze met 150 man 3 dagen op een boot zat en er velen zijn overleden onder andere van de kou”. Uit openbare bronnen is voorts bekend dat de omstandigheden waaronder de Sea-Watch 3 de drenkelingen, waaronder minderjarigen, aan boord moest onderbrengen, verzorgen en voeden zeer moeilijk waren.
Verweerder had in de onderhavige procedure dit onzorgvuldig handelen dienen te compenseren met het buiten beschouwing laten van de op Malta door eiser afgelegde verklaringen. Verweerder heeft evenwel deze verklaring vergeleken met andere door eiser afgelegde verklaringen en een tegenstrijdigheid geconstateerd en die aan het ongeloofwaardig bevinden van het asielrelaas ten grondslag gelegd. De rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft in de eerdergenoemde uitspraak van 1 april 2021, geen overwegingen gewijd aan het gehoor dat heeft plaatsgevonden in Malta. De gemachtigde van eiser heeft echter in een AVG-procedure het ter beschikking stellen van het gehele “Malta-dossier” moeten afdwingen. De gemachtigde van eiser heeft onbetwist aangegeven dat eerst op 21 juni 2021, en dus nadat de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, uitspraak heeft gedaan, het verslag van het gehoor dat in Malta heeft plaatsgevonden twee dagen voordat eiser in Nederland asiel heeft aangevraagd, aan hem ter beschikking is gesteld.
60. Verweerder heeft voorts onzorgvuldig gehandeld door voorafgaand aan het aanvullend gehoor dat heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021 geen actueel “advies horen en beslissen” op te vragen. Verweerder heeft miskend dat het eerdere advies en het aanzienlijke tijdsverloop tussen de gehoren noopten tot het zich wederom vergewissen van de vraag of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Dit is een verplichting waaraan verweerder uit eigen beweging gedurende de gehele procedure moet voldoen. Het is niet aan eiser om te beoordelen en aan te geven of hij in staat is om gehoord te worden en in staat is om adequaat te verklaren. Ook is dit geen taak voor de gemachtigde die om eiser bij te staan het gehoor heeft bijgewoond. Of eiser adequaat kan verklaren en of er beperkingen zijn met betrekking tot het horen en beslissen behelst bovendien een medisch oordeel.
61. Verweerder miskent dat zowel in het FMMU-advies van 9 februari 2019 als in het iMMO-rapport van 11 januari 2023 is vastgesteld dat de geconstateerde psychische/ lichamelijke problematiek ten tijde van de gehoren beperkingen heeft gegeven die zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
Dit zijn medische bevindingen en conclusies die zijn gebaseerd op medisch onderzoek en het advies en het rapport hebben dus te gelden als deskundigenbericht. De Afdeling heeft in zijn eerder genoemde uitspraak van 7 december 2022, die de Afdeling heeft bevestigd in de uitspraak van 8 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:8990), onder meer uiteengezet waarom en op welke wijze is teruggekomen van de jurisprudentie over het zogenoemde “onderdelenvereiste”. De Afdeling heeft ook uiteengezet wanneer verweerder van de inhoud van een iMMO-rapport moet uitgaan, wanneer hij een deskundige moet inschakelen en op welke wijze hij anders rekening moet houden met de inhoud van het rapport. De rechtbank heeft gemotiveerd waarom het standpunt van verweerder dat conclusies van het iMMO-rapport “niet inzichtelijk en concludent” zouden zijn waardoor de iMMO-rapportage buiten beschouwing zou moeten blijven wordt verworpen. Verweerder heeft geen contra-expertise door een medisch deskundige laten verrichten zodat verweerder van de bevindingen van het iMMO moet uitgaan. Verweerder heeft dit niet genoegzaam gedaan omdat hij bij elke in het besluit geformuleerde tegenwerping eenvoudigweg heeft gesteld dat “het iMMO-rapport hier niet aan af doet” en “eiser wel in staat moet worden geacht om gedetailleerder en consistenter te verklaren dan hij heeft gedaan”. Verweerder heeft hiermee miskend dat hij niet over medische expertise beschikt en verweerder dus het deskundigenrapport niet op deze wijze kan weerleggen. Verweerder heeft het iMMO-rapport weliswaar niet uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten maar heeft, gelet op de overwegingen in het verweerschrift, geen waarde toegekend aan de bevindingen en onverkort vastgehouden aan al zijn tegenwerpingen.
62. Verweerder heeft dus niet onverkort mogen uitgaan van de verklaringen die eiser in alle gehoren gedurende deze procedure heeft afgelegd. Voor zover verweerder zijn standpunt dat het relaas ongeloofwaardig is heeft gebaseerd op tegenstrijdige, niet consistente, summiere of vage verklaringen, kunnen deze tegenwerpingen dus geen stand houden omdat verweerder de medische bevindingen enkel heeft benoemd maar niet daadwerkelijk heeft betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser.
63. Verweerder heeft overigens een te hoge “bewijsdrempel” aangelegd en heeft ten onrechte nagenoeg geen bewijswaarde toegekend aan het door eiser aangedragen steunbewijs.
Eiser hoeft zijn asielrelaas en daaruit voortvloeiende vrees slechts aannemelijk te maken en hoeft niet te bewijzen dat hij naar waarheid heeft verklaard.
Eiser heeft, zoals de rechtbank ter zitting heeft benoemd, ten volle invulling gegeven aan zijn inspanningsplicht om zijn asielrelaas te staven. Eiser is zeven keer gehoord. Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met zijn eigen verklaringen, met landeninformatie, met medisch onderzoek en met diverse documenten.
De rechtbank heeft uitdrukkelijk benoemd dat het verlenen van medewering aan het iMMO-onderzoek, hoewel dit op verzoek van eiser heeft plaatsgevonden, een grote inspanning van eiser heeft gevergd. Het psychiatrisch onderzoek is verricht op 11 augustus 2022 en heeft inclusief pauze 5,5 uur geduurd. Het medisch onderzoek is verricht op 12 september 2022 en heeft 2 uur en 15 minuten geduurd. Uit de iMMO-rapportage en met name de daarin weergegeven observaties blijkt in welke mate het moeten praten over het (gestelde) zware geweld dat hij heeft ondergaan en het terughalen van herinneringen belastend is geweest.
64. Verweerder dient actief en welwillend te onderzoeken of eiser bescherming behoeft. De rechtbank overweegt dat verweerder onvoldoende blijk heeft gegeven van deze verplichting.
Verweerder heeft vele tegenwerpingen geformuleerd en daarbij alle gehoren met elkaar vergeleken en tegenstrijdigheden geduid om te motiveren waarom het relaas niet geloofwaardig wordt bevonden. Verweerder heeft hierbij, zoals hiervoor overwogen, onvoldoende gewicht toegekend aan de medische bevindingen met betrekking tot de capaciteiten van eiser om adequaat te verklaren. De meeste overige tegenwerpingen zien op het niet kunnen verklaren of het bevreemdend achten van gedragingen van derden. Eiser is echter niet verantwoordelijk voor gedragingen van derden en ook valt niet in te zien waarom hij in staat moet worden geacht om uitleg te geven over gedragingen van derden. Verweerder heeft overigens meerdere aannames aan zijn geloofwaardigheidsbeoordeling ten grondslag gelegd, welke aannames niet begrijpelijk zijn. Verweerder heeft bijvoorbeeld nagelaten om uit te leggen waar hij zich op baseert als hij tegenwerpt dat de verklaringen van ongeloofwaardig zijn omdat mensen zich anders zullen gedragen in een vluchtsituatie of dat het vanzelfsprekend is dat je vrienden bij hun volledige naam kent.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser dus niet zorgvuldig beoordeeld en niet goed gemotiveerd waarom hij de verklaringen op zich zelf beschouwd ongeloofwaardig acht. De beroepsgrond van eiser dat verweerder in strijd met de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling niet alle verklaringen in onderlinge samenhang heeft beoordeeld slaagt ook. Verweerder heeft meerdere elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet alleen niet voldaan aan de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, door wederom niet deugdelijk te motiveren waarom sommige elementen niet geloofwaardig zijn, maar heeft hierbij ook niet betrokken dat hij sommige elementen wel geloofwaardig heeft geacht.
65. Verweerder heeft niet onderkend welke bewijswaarde aan het door eiser geleverde steunbewijs toekomt. Verweerder erkent dat de verklaringen van eiser over de demonstratie, de arrestatie en de detentie en het uitgeoefende zware geweld tijdens de detentie past in het beeld dat blijkt uit algemene informatie. Verweerder is op de hoogte van de demonstratie die op 19 september 2016 heeft plaatsgevonden in Kinshasa. Verweerder acht de deelname van eiser aan deze demonstratie geloofwaardig. Verweerder is ook op de hoogte van de grootschalige arrestaties van demonstranten die dag. Verweerder is ook op de hoogte van de detentieomstandigheden in de DRC en is op de hoogte, althans kan en dus dient dat te zijn, van de omstandigheid dat gedetineerden worden gemarteld tijdens de detentie. Dat de Joint Human Right Office (UNJHRO) heeft vastgesteld dat er vier agenten tijdens de demonstratie op 19 september 2016 om het leven zijn gekomen en eiser heeft verklaard dat hij aanwezig is geweest bij het om het leven komen van twee agenten, maakt het relaas van eiser niet ongeloofwaardig. Verweerder laat evenwel na om de vaststelling van UNJHRO als steunbewijs voor het relaas van eiser aan te merken. Eiser stelt dat hij is gearresteerd omdat tijdens de demonstratie, die was toegestaan door de Congolese autoriteiten, agenten om het leven zijn gekomen. Eiser heeft verklaard dat tijdens de detentie werd geroepen dat hij een “moordenaar” was en eiser heeft ook een opsporingsbevel overgelegd waarin staat dat hij wordt gezocht in verband met een moord. Verweerder heeft bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende gewicht toegekend aan de algemene informatie en de vaststelling dat eisers relaas past binnen deze algemene informatie.
66. Verweerder heeft voorts niet onderkend dat het iMMO-rapport de verklaringen van eiser in zeer sterke mate ondersteunt gelet op de door het iMMO gehanteerde gradaties om het causale verband tussen het asielrelaas enerzijds en de vastgestelde lichamelijke en psychische problematiek anderzijds te duiden. Verweerder blijft in deze (en andere procedures) vasthouden aan het standpunt dat ook de sterkste gradaties uit het Istanbulprotocol andere oorzaken van lichamelijke en psychische problematiek niet uitsluiten. Eiser hoeft echter geen sluitend bewijs te leveren van zijn asielrelaas. Het iMMO heeft bovendien gemotiveerd en uitgelegd dat en op welke wijze wordt nagegaan of het medische beeld dat is verkregen op basis van het zelf verrichte onderzoek betrouwbaar is. De rechtbank overweegt in dit kader tot slot dat verweerder, voor zover hij er van uitgaat dat derdelanders wellicht in strijd met de waarheid verklaren om voor verblijf in aanmerking te komen, hij kan en moet uitgaan van medische bevindingen. Waar de keuze kan worden gemaakt om willens en wetens in strijd met de waarheid te verklaren, liegen de waarneembare gevolgen van het hebben moeten ondergaan van zwaar lichamelijk geweld op het lichaam en de psyche niet en zijn de onderzoekers bovendien uitdrukkelijk nagegaan of er aanwijzingen zijn voor falsificatie van het klinisch beeld. Het lijkt daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, nagenoeg onmogelijk om de door het iMMO bij eiser geconstateerde psychische problematiek voor te wenden. Het iMMO heeft hierbij aangegeven dat de observaties tijdens het onderzoek passen bij wat eiser heeft verteld en dat deze klachten ook blijken uit eerdere medische informatie.
67. De rechtbank overweegt dat verweerder ten onrechte geen bewijswaarde heeft toegekend aan de door eiser overlegde documenten en dat de rechtbank, zoals eerder overwogen, de tegenwerpingen van verweerder in dit kader onbegrijpelijk acht. Uit krantenartikelen blijkt dat tijdens de demonstratie op 19 september 2016 agenten zijn gedood en dat een persoon met een identieke voornaam en identieke achternaam als eiser vermist wordt en in verband wordt gebracht met een arrestatie en detentie. Eiser heeft voorts een opsporingsbevel overgelegd waaruit blijkt dat hij wordt gezocht voor moord. Verweerder sluit zijn ogen voor de bewijswaarde die van deze documenten uitgaat door zich te richten op de wijze van verkrijging en de aanname dat het niet waarschijnlijk is dat de vriend van eiser deze stukken heeft weten te bemachtigen en dat er wellicht iemand die dag is gearresteerd die dezelfde voornaam en achternaam als eiser heeft.
67. De rechtbank overweegt dat de gestelde ontsnapping en de problemen ten gevolge van de ontsnapping geen nadere bespreking behoeven omdat ook als dit element door verweerder ongeloofwaardig zou mogen worden geacht, dit niet kan afdoen aan de vaststelling dat eiser de kern van zijn relaas en daarmee zijn beschermingsbehoefte aannemelijk heeft gemaakt.
69. Of verweerder aan eiser het voordeel van de twijfel had moeten gunnen acht de rechtbank niet relevant. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn relaas en daarmee ook zijn beschermingsbehoefte méér dan aannemelijk gemaakt en is voor twijfel aan de geloofwaardigheid van het relaas geen plaats.
70. Wanneer geloofwaardig is dat een asielzoeker eerder gemarteld of mishandeld is, is dat een belangrijke aanwijzing dat dit bij terugkeer naar het land van herkomst opnieuw zal gebeuren en dus dat de asielzoeker in zijn land van herkomst een gegronde vrees heeft voor vervolging of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank overweegt in aanvulling daarop dat eiser ook gemotiveerd heeft aangevoerd dat uit algemene openbare landeninformatie blijkt dat uit het lidmaatschap van Lucha en het opsporingsbevel, waaruit blijkt dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn, op zich zelf reeds een reëel en voorzienbaar risico om na terugkeer in een met artikel 3 EVRM-strijdige situatie terecht te komen volgt. Verweerder heeft dit betwist door aan te geven dat het lidmaatschap van Lucha niet geloofwaardig is. Zoals hiervoor overwogen kan verweerder in deze procedure niet terugkomen op het eerder geloofwaardig achten van het lidmaatschap. De rechtbank overweegt dat eiser genoegzaam heeft onderbouwd dat, ook indien de arrestatie, detentie en het op hem uitgeoefende geweld niet geloofwaardig geacht zouden hoeven te worden, hij te vrezen heeft bij terugkeer en reeds daarom bescherming behoeft.
71. De rechtbank heeft ter zitting, na behandeling van het beroep en bij wijze van voorlopig oordeel, aan eiser uitgelegd dat de rechtbank tot de conclusie komt dat eiser op hoofdlijnen consistent heeft verklaard en dat gelet op de medische bevindingen niet van eiser verwacht kan worden dat hij gedetailleerder of consistenter
kánverklaren. De rechtbank heeft tevens aan eiser uitgelegd dat hij alle inspanningen heeft geleverd die van hem verwacht mogen worden om zijn relaas te onderbouwen en dat met name het ondergaan van het iMMO-onderzoek een zeer grote belasting lijkt te zijn geweest omdat eiser heeft moeten praten over gebeurtenissen die hij, zoals blijkt uit het dossier, probeert te vergeten en herinneringen hieraan probeert te vermijden. De rechtbank heeft verder aangegeven dat het iMMO-rapport zeer sterk steunbewijs oplevert voor de kern van zijn asielrelaas, te weten de demonstratie, de detentie en het zware geweld dat hij heeft moeten ondergaan tijdens die detentie. De rechtbank heeft ook uitgelegd dat de drie documenten die eiser heeft overgelegd zijn relaas ook onderbouwen en dat wat eiser heeft verklaard over de demonstratie die op 19 september 2016 in Kinshasa heeft plaatsgevonden overeenkomt met openbare informatie die bekend is over die bewuste demonstratie. Ook is uit openbare informatie bekend dat er politieagenten zijn gedood en er vele arrestaties hebben plaatsgevonden en demonstranten zijn gedetineerd en wat de detentieomstandigheden zijn.
72. De rechtbank heeft eiser uitgelegd dat naar het oordeel van de rechtbank tot inwilliging van het verzoek om internationale bescherming moet worden overgegaan en dat de rechtbank weliswaar heeft uitgesproken dat het tijdsverloop in deze procedure onaanvaardbaar groot is, maar de rechtbank toch niet zelf zal voorzien door te bepalen dat het besluit wordt vernietigd en deze uitspraak daarvoor in de plaats komt. De rechtbank heeft eiser deze keuze toegelicht en heeft proberen uit te leggen dat het zelf voorzien door de rechtbank zeer waarschijnlijk zal leiden tot het instellen van hoger beroep door verweerder en dan ook vervolgens zeer waarschijnlijk zal leiden tot vernietiging van deze uitspraak door de Afdeling. De rechtbank zal -enkel om deze reden- niet zelf voorzien omdat de rechtbank het zeer in het belang van eiser acht dat aan deze procedure na ruim 4 jaar een einde komt. Verweerder heeft niet voldaan aan het herstellen van de door de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, vastgestelde motiveringsgebreken, het tijdsverloop in deze procedure is onaanvaardbaar lang, verweerder heeft onvoldoende zorgvuldig gehandeld en verweerder heeft een ondeugdelijke geloofwaardigheidsbeoordeling verricht en onvoldoende gewicht toegekend aan het steunbewijs. Verweerder mag gelet op de medische bevindingen met betrekking tot de vermogens van eiser om adequaat te kunnen verklaren niet integraal uitgaan van de door eiser afgelegde verklaringen en de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling houdt geen stand, terwijl de rechtbank het in strijd acht met de goede procesorde als verweerder nu nader onderzoek zou willen verrichten door eiser nogmaals, nadat eiser reeds 7 keer is gehoord, te horen en/of alsnog forensisch medisch onderzoek zou willen verrichten. De rechtbank zal evenwel volstaan met het vernietigen van het besluit, de gegrondverklaring van het beroep en het verweerder opdragen wederom opnieuw, dus voor de derde keer, te beslissen op de asielaanvraag die eiser op 21 januari 2019 heeft ingediend omdat de rechtbank dit in het belang van eiser acht.
73. Eiser heeft zich van aanvang af in deze procedure op het standpunt gesteld dat verweerder vooringenomen was en de asielaanvraag hoe dan ook zou worden afgewezen. De gemachtigde van eiser heeft met verzoeken op grond van de AVG en de Woo en de noodzaak om hierover te procederen tot aan de hoogste rechter stukken verkregen van verweerder en verslagen van gesprekken verkregen waarvan het bestaan geruime tijd is ontkend. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023 blijkt onder meer dat het eerdere standpunt van verweerder dat verweerder niet beschikte over gespreksverslagen, rapporten en/of documenten van het overleg met Sea-Watch pas in een aanvullend besluit is prijsgegeven. Uit de door gemachtigde van eiser uiteindelijk verkregen stukken blijkt op welke wijze de ontscheping van de Sea-Watch 3 en de relocatie van de drenkelingen tot stand is gekomen en op welke wijze is gecommuniceerd over welke drenkelingen met welke nationaliteit door welke lidstaten zou worden overgenomen nadat ze aan wal waren gebracht en welke motieven ten grondslag hebben gelegen aan deze keuzes.
74. De rechtbank heeft ter zitting uitgesproken kennis te hebben genomen van al deze stukken en de gang van zaken ontluisterend en onthutsend te vinden.
75. De rechtbank overweegt dat de onderhavige procedure onzorgvuldig is verlopen, verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere kwetsbaarheid van eiser en onvoldoende heeft zorggedragen voor het bieden van de daaruit voortvloeiende behoefte aan bijzondere procedurele waarborgen. De rechtbank overweegt ook dat het besluit moet worden vernietigd omdat het onzorgvuldig is voorbereid en zeer gebrekkig is gemotiveerd en in het geheel niet is voldaan aan de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. Verweerder heeft een te hoge bewijsdrempel aangelegd en niet onderkend dat eiser zijn asielrelaas -tenminste- aannemelijk heeft gemaakt en zijn verzoek om internationale bescherming moet worden ingewilligd gelet op het geloofwaardige asielrelaas, de daaruit voortvloeiende vrees bij terugkeer en de vrees voor terugkeer die reeds voortvloeit uit het lid zijn van de volksbeweging Lucha en het opsporingsbevel.
De rechtbank kan echter op grond van dit omvangrijke dossier niet vaststellen dat de afwijzing van de asielaanvraag voortkomt uit vooringenomenheid en de beslissing om ongeacht het asielrelaas en ongeacht het steunbewijs de aanvraag nimmer te zullen inwilligen. Uit de door eiser verkregen documenten valt zonder meer af te leiden dat gewenst en verwacht werd dat de zes drenkelingen die door Nederland zouden worden uitgenodigd om een asielaanvraag in te dienen een korte procedure zouden kunnen doorlopen waarbij is geanticipeerd op het niet door alle drenkelingen in aanmerking komen voor internationale bescherming. Dat de procedure onzorgvuldig is verlopen, onaanvaardbaar lang duurt, het besluit zeer slecht is gemotiveerd en de rechtbank concludeert dat eiser zijn asielrelaas en beschermingsbehoefte aannemelijk heeft gemaakt, is echter onvoldoende om vast te stellen dat verweerder vooringenomen was en de afwijzende beslissing in feite was genomen voordat eiser zijn aanvraag had ingediend en was gehoord. Uit de overgelegde stukken en de daarop gegeven toelichting blijkt niet dat verweerder de intentie had om onzorgvuldig te handelen en blijkt niet dat willens en wetens een niet deugdelijke geloofwaardigheidsbeoordeling is verricht.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
76. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het besluit vernietigen en verweerder opdragen opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder daarvoor een termijn van vier weken geven. Dat is een relatief lange termijn omdat enkel ter toetsing voorligt of verweerder op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, maar de rechtbank wil voorkomen dat het bepalen van een kortere termijn leidt tot het instellen van hoger beroep door verweerder enkel om zich nader te kunnen beraden of berust zal worden in deze uitspraak en dus berust zal worden in verblijfsaanvaarding en de op 31 januari 2019 ingediende asielaanvraag wordt ingewilligd. De rechtbank geeft verweerder mee, omdat verweerder openlijk uitdraagt invulling te willen geven aan de menselijke maat in het vreemdelingenrecht, de procedure van eiser na ruim vier jaar te beëindigen en tot inwilliging van het verzoek om internationale bescherming over te gaan. Eiser heeft zijn land van herkomst in november 2016 verlaten en is dus al ruim 6 jaar “op de vlucht” waarbij verweerder de verklaringen van eiser over de mishandelingen en verkrachtingen in Libië geloofwaardig acht. Gelet op de reeds onaanvaardbare lange duur van de procedure, de zeer aanzienlijke medische en psychische problematiek van eiser en de omstandigheid dat de afwijzende beslissing thans voor de tweede keer wordt vernietigd, doet verweerder er goed aan om zich te beraden of gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheid om een rechtsmiddel aan te wenden. Indien verweerder hiervan afziet en opnieuw zal beslissen op de aanvraag van eiser zal verweerder deze uitspraak volledig in acht moeten nemen en moeten realiseren dat in een procedure die reeds ruim vier jaar duurt, het in strijd is met de goede procesorde om thans nader onderzoek te gaan verrichten. Eiser hoeft zijn asielrelaas en zijn beschermingsbehoefte “slechts” aannemelijk te maken. Voor het geval dat verweerder nog steeds zou twijfelen aan de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen, overweegt de rechtbank dat verweerder gehouden is om aan eiser het voordeel van de twijfel te geven. Dat de ontscheping van de Sea-Watch 3 en de relocatie en met name het niet op eerste verzoek ter beschikking stellen van documenten hierover, deze procedure buitengewoon beladen maakt mag hieraan niet in de weg staan. Verweerder zal in deze procedure vergelijkbaar moeten handelen als in alle andere procedures waarin wordt verzocht om internationale bescherming.
77. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank een proceskostenveroordeling uitspreken. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank zal 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- toekennen.
De rechtbank kent aan elk punt een wegingsfactor van 2 toe zoals bedoeld in de bij het Besluit proceskosten bestuursrecht behorende Bijlage onder C1. omdat de rechtbank deze procedure aanmerkt als “zeer zwaar”. Weliswaar is het asielrelaas niet bijzonder complex, past het asielrelaas bij de algemene informatie over de bewuste demonstratie in de DRC en heeft eiser veel steunbewijs aangedragen dat zijn verklaringen ondersteunt. De gemachtigde van eiser heeft echter buitengewoon veel inspanningen moeten leveren om het dossier te completeren en stukken, waarvan door verweerder geruime tijd is betwist dat deze bestaan te verkrijgen en te onderbouwen dat gesprekken waarvan Sea-Watch heeft aangegeven dat deze hebben plaatsgevonden, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De gemachtigde van eiser heeft deze stukken, naar de rechtbank aanneemt, voornamelijk willen verkrijgen om te onderbouwen dat sprake is van vooringenomenheid aan de zijde van verweerder. Deze beroepsgrond slaagt weliswaar niet, maar de rechtbank overweegt dat begrijpelijk is waarom deze beroepsgrond is aangevoerd en deze stukken dragen bovendien bij aan een beter begrip van de procedure en het verloop hiervan. De rechtbank betrekt deze inspanningen dan ook op deze wijze bij de proceskostenveroordeling in deze procedure.
Door deze “proceshouding” van verweerder is de procedure, die juridisch overzichtelijk is, complex geworden en daarmee “zeer zwaar” als bedoeld in de Bijlage bij het Besluit proceskosten. De rechtbank stelt voorts vast dat de gemachtigde van eiser aanzienlijke inspanningen heeft verricht om eiser bij te staan in deze procedure door het bijwonen van het aanvullende gehoor, door het veelvuldig met verweerder te (moeten) communiceren over onder meer de voortgang van de procedure en door op verschillende wijzen steunbewijs aan te dragen voor een relaas dat op hoofdlijnen, ondanks de beperkingen van eiser om adequaat te kunnen verklaren, consistent is en past binnen het beeld dat uit openbare bronnen blijkt over de demonstratie en de arrestaties die op 19 september 2016 in Kinshasa hebben plaatsgevonden en de detentie-omstandigheden in de DRC. Het Besluit proceskosten bestuursrecht voorziet evenwel niet in de mogelijkheid om deze -doorgaans niet noodzakelijke- inspanningen te betrekken in een proceskostenveroordeling en daar punten aan toe te kennen.
78. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.348,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 2).
79. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder gehouden is de kosten van de iMMO-rapportage te voldoen nu het laten opmaken van het iMMO-rapportage redelijk was en de rechtbank de kosten van dit medisch onderzoek zal aanmerken als proceskosten in de zin van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft de hoogte van de factuur van het iMMO en de omvang van de door het iMMO verrichte werkzaamheden niet betwist. Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van de kosten van zijn in de procedure gebrachte iMMO rapportage tot een bedrag van € 5.460,- .
80. De rechtbank bepaalt de hoogte van de proceskosten in totaal op € 8.808,- ( € 3.348,- + € 5.460,-).
81. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser en daarbij deze uitspraak in acht te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van eiser tot een bedrag van € 8.808,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B.J. Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 20 maart 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.