4.2Conclusie
Betreffende de echtheid, de opmaak en afgifte van het document:
Gelet op de technische kenmerken is het document waarschijnlijk echt.
Betreffende de inhoud van het document:
Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
(…)
50. De conclusie in dit onderzoek betekent dat Bureau Documenten ten aanzien van twee documenten geen vergelijkbare documenten heeft die als referentiemateriaal kunnen fungeren en daarom geen uitspraak kan worden gedaan over de vraag of de weergegeven inhoud juist is en ten aanzien van de krant Le Potentiel ook geen uitspraak over de inhoud kan worden gedaan maar het document wel waarschijnlijk echt is. De conclusie betekent echter ook dat er geen indicaties zijn dat de documenten niet echt zijn, zijn vervalst of de inhoud niet juist is. Daargelaten dat het Hof van Justitie in het arrest LH van 10 juni 2021 (C-921/21, ECLI:EU:C:2021:478, punten 44-46) -kort gezegd- onder meer heeft aangegeven dat alle, zelfs vervalste, verklaringen moeten worden beoordeeld bij de vraag of bescherming moet worden verleend, dient verweerder dus te onderzoeken en na te gaan of deze documenten het relaas van eiser ondersteunen.
De rechtbank overweegt dat verweerder ten onrechte geen (doorslaggevende) bewijswaarde toekent aan deze documenten.
51. In de overgelegde krant Echo du Sud is een artikel opgenomen over de demonstratie waaraan eiser stelt te hebben deelgenomen en naar aanleiding waarvan hij is gearresteerd en gedetineerd. In dat artikel wordt melding gemaakt van een demonstrant met dezelfde voornaam en dezelfde achternaam als eiser als een van de personen die is gearresteerd. De betreffende passage op pagina 4 van de overlegde krant luidt als volgt:
(…)
C’est ainsi quún peut mettre un nom sur certains de ces malheureux disparus qiu doivent au mieux croupier dans quelques cachots infects, si leur sort n’est pas des plus dramatique. Dan ce lot on cite les plus connus:
(…)
Vervolgens worden de namen van 12 personen genoemd, waaronder een persoon met dezelfde voornaam en dezelfde achternaam als eiser.
52. In de krant Le Potentiel is melding gemaakt van de dood van drie agenten tijdens deze demonstratie, dat met scherp is geschoten, dat er willekeurige arrestaties hebben plaatsgevonden en dat de arrestanten werden onderworpen aan fouilleringen en martelingen. Eiser heeft deze krantenartikelen overgelegd om zijn relaas te onderbouwen. Verweerder kent “beperkte bewijswaarde” toe aan deze documenten en heeft dit in het verweerschrift als volgt gemotiveerd:
(…)
Zoals ook overwogen in het bestreden besluit, is van belang dat de omstandigheid dat het krantenbericht melding maakt van een persoon met de naam van eiser in het voordeel van de
geloofwaardigheid werkt van de arrestatie, maar anderzijds is de bewijswaarde van het krantenknipsel Echo du Sud beperkt omdat deze niet echt is bevonden. Daarbij komt dat het niet aannemelijk is dat de persoon waarover wordt gesproken in die krant ook daadwerkelijk eiser is, ondanks dat hij dezelfde naam draagt. Dat klemt eens temeer nu er op die dag en masse mensen zijn gearresteerd, wat de kans groter maakt dat iemand anders met dezelfde naam toen is gearresteerd. Een ander punt dat de bewijswaarde van dit bericht van het door eiser gestelde vermindert, is de omstandigheid dat in het bericht staat dat er niets meer van de arrestanten zou zijn vernomen, terwijl eiser heeft verklaard dat hij met deze personen zou zijn ontsnapt. De stelling in beroep dat de ouders van eiser de krant hierover wellicht niet zullen informeren, kan worden gevolgd, maar dat maakt niet dat verweerder het ten onrechte vreemd acht dat de krant van deze ontsnapping in het geheel niet op de hoogte zou zijn, omdat er dus veel andere personen met eiser zouden zijn ontsnapt. Het ligt dan niet in de rede dat die informatie niet bij de krant of betreffende journalist terecht komt. Wat betreft het stuk uit de krant de Potentiel is van belang dat dit krantenknipsel weliswaar echt is bevonden en melding maakt van de dood van drie agenten, maar daaruit niet volgt dat eiser daarmee iets te maken heeft gehad. De bewijswaarde van dit stuk is dan ook beperkt, omdat het, zoals overwogen in het bestreden besluit, algemene informatie betreft die het persoonlijk relaas van eiser onvoldoende onderbouwen.
(…)
53. De rechtbank acht deze tegenwerpingen onbegrijpelijk. Eiser heeft verklaringen afgelegd over de demonstratie die op 19 september 2016 in Kinshasa heeft plaatsgevonden. Verweerder acht geloofwaardig dat eiser heeft deelgenomen aan deze demonstratie. Eiser heeft verklaard dat er twee agenten om het leven zijn gekomen bij schermutselingen die tussen een groepje demonstranten waartoe hij behoorde en agenten hebben plaatsgevonden. Eiser legt een krantenartikel over waarin hij met voornaam en achternaam wordt genoemd als een van de personen die tijdens die demonstratie is gearresteerd en legt een krantenartikel over waarin wordt vermeld dat er agenten zijn gedood tijdens die demonstratie. Beide documenten ondersteunen het relaas van eiser en het beeld dat uit deze documenten naar voren komt over die bewuste demonstratie past ook bij overige openbare informatie. Verweerder wijst hier ook zelf op maar overweegt vervolgens dat de Joint Human Right Office ook heeft gerapporteerd over de mensenrechtenschendingen die gedurende deze demonstratie hebben plaatsgevonden maar dat uit bevindingen van deze UNJHRO zou volgen dat er vier agenten zijn gedood en deels in andere wijken dan de wijk waarover eiser heeft verklaard. Verweerder overweegt dat dit meebrengt dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig kunnen worden bevonden. Verweerder heeft overigens zijn tegenweringen gebaseerd op tegenstrijdigheden en met name op bevreemdingwekkende situaties, maar miskent dat de kern van het relaas past bij het beeld dat uit alle algemene informatie blijkt. Eiser heeft deelgenomen aan een grootschalige demonstratie waarbij agenten zijn gedood en vele demonstranten zijn gearresteerd en heeft documenten overgelegd om de gevolgen die hij zelf heeft ondervonden van de deelname aan de demonstratie overgelegd. Enerzijds werpt verweerder tegen dat in een krantenartikel niet volgt dat eiser iets met de beschreven situatie te maken heeft en in het krantenartikel waarin eiser met voornaam en achternaam wordt genoemd wordt aangegeven dat dit niet uitsluit dat er meer mensen met dezelfde naam zijn. De rechtbank acht het op deze wijze beoordelen van steunbewijs en het daarmee beoordelen of eiser bescherming behoeft buitengewoon onzorgvuldig en een grove miskenning van verweerder van zijn samenwerkingsplicht en zijn gehoudenheid om de gestelde beschermingsbehoefte van eiser grondig te onderzoeken en welwillend te beoordelen.
54. Verweerder heeft voorts tegengeworpen dat het bevreemdt dat de vriend van eiser die betrokken is geweest bij de demonstratie naar het politiebureau zou gaan om documenten voor eiser te bemachtigden omdat hij dan wellicht zelf risico’s zou lopen. Op zichzelf is dit een terechte vraag. Verweerder heeft echter bij deze tegenwerping niet betrokken wat eiser hierover heeft verklaard en wat de gemachtigde van eiser als nadere toelichting heeft aangegeven. De rechtbank wijst hierbij op pagina 4 van het verslag van het aanvullend gehoor waarin onder meer het navolgende is weergegeven:
(…)
U heeft in beroep een verklaring overgelegd waarin staat dat een persoon met uw naam en leeftijd gezocht wordt. Dit document is afgegeven 24 sep 2019. Ik heb begrepen dat uw vriend [xxx] dit voor u heeft verkregen. Kunt u aangeven hoe dit is gegaan?
(Betrokkene vraagt om welk document het gaat. Het document wordt getoond op het computerscherm.)
Ik had van mijn advocaat begrepen dat het belangrijk was om documenten te hebben. Toen heb ik contact opgenomen met [xxx] en uitgelegd wat er nodig was. Ik was er niet zelf dus ik heb hem uitgelegd hoe hij het moest doen. Ik heb hem adressen gegeven van waar ik gearresteerd was en zo is hij naar de politie gegaan en heeft met de verantwoordelijke van de politie gesproken en is dit document aan hem gegeven.
(…)
Kan iedereen een dergelijk document opvragen over u?
Mijn advocaat had het belang van documenten benadrukt. Het was moeilijk om [xxx] te overtuigen om naar de politie te gaan. Hij durfde niet omdat we allemaal in dezelfde positie zaten. Maar ik heb hem mijn situatie uitgelegd en gezegd dat het risico bestond dat ik terug zou moeten. Ik heb hem gevraagd zich over zijn eigen angst heen te zetten. [xxx] is ook vaak op reis en het heeft veel tijd gekost, maar het heeft geholpen.
Gemachtigde: we hebben ook contact met een advocaat in de DRC gezocht om op die manier meer stukken te krijgen. Ik heb ook veel druk om mijn cliënt uitgeoefend om die stukken te krijgen.
(…)
55. Verweerder kan dit document dus zonder nadere motivering niet ter zijde leggen vanwege de wijze van verkrijging. Verweerder heeft voorts overwogen dat de bewijswaarde beperkt is omdat er in het opsporingsbevel geen link is gelegd met het door eiser gestelde incident. De rechtbank overweegt dat dit onverlet laat dat eiser terecht heeft aangevoerd dat uit dit document blijkt dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn.
56. Eiser heeft dus terecht aangevoerd dat niet valt in te zien dat deze documenten zijn relaas niet ondersteunen en geloofwaardig maken. Eiser wordt met voornaam en achternaam in de krant genoemd als zijnde betrokken bij de demonstratie en arrestaties, welke deelname aan de demonstratie verweerder geloofwaardig acht, én er is een opsporingsbevel tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank wijst er overigens op de tegenwerpingen van verweerder die zien op het aandeel van eiser bij de dood van twee politieagenten tijdens de demonstratie van 19 september 2016 in wezen een herhaling zijn van de tegenwerpingen waarover de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, reeds heeft geoordeeld. Reeds hierom heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij dit zesde element niet geloofwaardig acht. Daarbij komt dat verweerder ten onrechte te weinig ondersteunende bewijswaarde aan de door eiser overgelegde documenten heeft toegekend.
57. De rechtbank merkt tot slot op dat in een eerdere fase in deze procedure verweerder heeft laten doorschemeren dat indien -kort gezegd- wel aannemelijk zou zijn geacht dat eiser betrokken was bij het doodslaan van de agenten tijdens de demonstratie, verweerder zou overwegen om eiser te horen in het kader van een mogelijke zogenoemde “1F-tegenwerping”. De rechtbank vermag absoluut niet in te zien waarop dit is gebaseerd en overweegt dat uit het zeer omvangrijke dossier dat inmiddels ruim 700 pagina’s betreft, geen enkele indicatie blijkt dat tijdens de demonstratie in Kinshasa op 19 september 2016 door demonstranten feiten zijn gepleegd die kunnen worden gekwalificeerd als feiten waarop 1F betrekking heeft en ook geen enkele indicaties uit het vluchtrelaas van eiser blijken dat hij zich schuldig gemaakt zou hebben aan dergelijke bijzonder ernstige feiten. De rechtbank acht het dan ook niet alleen misplaatst en onzorgvuldig, maar ook onbehoorlijk jegens eiser om in het verweerschrift in een voetnoot het navolgende op te nemen: “
In reactie op wat eiser over artikel 1F van het vluchtelingenverdrag aanvoert onder punt 43,
volstaat verweerder met de opmerking datvooralsnoggeen sprake is van een 1F tegenwerping, maar dat hij zich uitdrukkelijk het recht behoudt dat tegen te werpen.(onderstreping door verweerder). De rechtbank overweegt dat eiser op 21 januari 2019 in Malta voor de eerste keer is gehoord, dat eiser op 31 januari 2019 om internationale bescherming heeft verzocht en dat verweerder in de ruim vier jaar dat deze procedure thans duurt geen enkel 1F-onderzoek heeft verricht. De rechtbank kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat deze opmerking enkel is gemaakt als wijze van voorbehoud en waarschuwing voor het geval het afwijzende besluit door de rechtbank wordt vernietigd. Het “boven de markt laten hangen” van een dergelijke 1F-dreiging acht de rechtbank dermate ongepast en onbehoorlijk dat aan het door verweerder gemaakte “voorbehoud” geen enkele waarde wordt toegekend en de rechtbank overweegt dat het verweerder niet vrijstaat om nu alsnog dit onderzoek “spontaan” en dus zonder dat verweerder uit andere hoofde nadere informatie ontvangt te gaan verrichten. Verweerder heeft ter zitting, nadat de rechtbank dit heeft besproken expliciet en zonder enig voorbehoud aangegeven dat deze 1F-opmerking in het verweerschrift als niet geschreven mag worden beschouwd. Verweerder heeft ter zitting voorts desgevraagd expliciet en zonder enig voorbehoud aangegeven dat er thans geen enkele indicatie bestaat dat eiser betrokken zou zijn bij zogenoemde 1F-feiten en dat er thans geen enkele aanleiding bestaat om hier onderzoek naar te doen. De rechtbank heeft beide partijen aangegeven dat de rechtbank dit uitdrukkelijk op zal nemen in de uitspraak en in de zittingsaantekeningen.
58. De rechtbank concludeert als volgt.
59. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door eiser in Malta reeds kort te bevragen over zijn asielmotieven zonder dat eiser op dat gehoor was voorbereid door een gemachtigde en zonder dat verweerder zich op dat moment had vergewist of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoefde. Dit had te meer gemoeten nu eiser kort daarvoor in Malta aan wal is gebracht na drie weken op de Sea-Watch 3 te hebben moeten verblijven nadat hij als drenkeling door Sea-Watch was gered. Het is evident dat deze omstandigheden traumatiserend kunnen werken. Eiser heeft hier bij het iMMO over verklaard dat “de oversteek op de Middellandse zee vreselijk was omdat ze met 150 man 3 dagen op een boot zat en er velen zijn overleden onder andere van de kou”. Uit openbare bronnen is voorts bekend dat de omstandigheden waaronder de Sea-Watch 3 de drenkelingen, waaronder minderjarigen, aan boord moest onderbrengen, verzorgen en voeden zeer moeilijk waren.
Verweerder had in de onderhavige procedure dit onzorgvuldig handelen dienen te compenseren met het buiten beschouwing laten van de op Malta door eiser afgelegde verklaringen. Verweerder heeft evenwel deze verklaring vergeleken met andere door eiser afgelegde verklaringen en een tegenstrijdigheid geconstateerd en die aan het ongeloofwaardig bevinden van het asielrelaas ten grondslag gelegd. De rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft in de eerdergenoemde uitspraak van 1 april 2021, geen overwegingen gewijd aan het gehoor dat heeft plaatsgevonden in Malta. De gemachtigde van eiser heeft echter in een AVG-procedure het ter beschikking stellen van het gehele “Malta-dossier” moeten afdwingen. De gemachtigde van eiser heeft onbetwist aangegeven dat eerst op 21 juni 2021, en dus nadat de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, uitspraak heeft gedaan, het verslag van het gehoor dat in Malta heeft plaatsgevonden twee dagen voordat eiser in Nederland asiel heeft aangevraagd, aan hem ter beschikking is gesteld.
60. Verweerder heeft voorts onzorgvuldig gehandeld door voorafgaand aan het aanvullend gehoor dat heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021 geen actueel “advies horen en beslissen” op te vragen. Verweerder heeft miskend dat het eerdere advies en het aanzienlijke tijdsverloop tussen de gehoren noopten tot het zich wederom vergewissen van de vraag of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Dit is een verplichting waaraan verweerder uit eigen beweging gedurende de gehele procedure moet voldoen. Het is niet aan eiser om te beoordelen en aan te geven of hij in staat is om gehoord te worden en in staat is om adequaat te verklaren. Ook is dit geen taak voor de gemachtigde die om eiser bij te staan het gehoor heeft bijgewoond. Of eiser adequaat kan verklaren en of er beperkingen zijn met betrekking tot het horen en beslissen behelst bovendien een medisch oordeel.
61. Verweerder miskent dat zowel in het FMMU-advies van 9 februari 2019 als in het iMMO-rapport van 11 januari 2023 is vastgesteld dat de geconstateerde psychische/ lichamelijke problematiek ten tijde van de gehoren beperkingen heeft gegeven die zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
Dit zijn medische bevindingen en conclusies die zijn gebaseerd op medisch onderzoek en het advies en het rapport hebben dus te gelden als deskundigenbericht. De Afdeling heeft in zijn eerder genoemde uitspraak van 7 december 2022, die de Afdeling heeft bevestigd in de uitspraak van 8 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:8990), onder meer uiteengezet waarom en op welke wijze is teruggekomen van de jurisprudentie over het zogenoemde “onderdelenvereiste”. De Afdeling heeft ook uiteengezet wanneer verweerder van de inhoud van een iMMO-rapport moet uitgaan, wanneer hij een deskundige moet inschakelen en op welke wijze hij anders rekening moet houden met de inhoud van het rapport. De rechtbank heeft gemotiveerd waarom het standpunt van verweerder dat conclusies van het iMMO-rapport “niet inzichtelijk en concludent” zouden zijn waardoor de iMMO-rapportage buiten beschouwing zou moeten blijven wordt verworpen. Verweerder heeft geen contra-expertise door een medisch deskundige laten verrichten zodat verweerder van de bevindingen van het iMMO moet uitgaan. Verweerder heeft dit niet genoegzaam gedaan omdat hij bij elke in het besluit geformuleerde tegenwerping eenvoudigweg heeft gesteld dat “het iMMO-rapport hier niet aan af doet” en “eiser wel in staat moet worden geacht om gedetailleerder en consistenter te verklaren dan hij heeft gedaan”. Verweerder heeft hiermee miskend dat hij niet over medische expertise beschikt en verweerder dus het deskundigenrapport niet op deze wijze kan weerleggen. Verweerder heeft het iMMO-rapport weliswaar niet uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten maar heeft, gelet op de overwegingen in het verweerschrift, geen waarde toegekend aan de bevindingen en onverkort vastgehouden aan al zijn tegenwerpingen. 62. Verweerder heeft dus niet onverkort mogen uitgaan van de verklaringen die eiser in alle gehoren gedurende deze procedure heeft afgelegd. Voor zover verweerder zijn standpunt dat het relaas ongeloofwaardig is heeft gebaseerd op tegenstrijdige, niet consistente, summiere of vage verklaringen, kunnen deze tegenwerpingen dus geen stand houden omdat verweerder de medische bevindingen enkel heeft benoemd maar niet daadwerkelijk heeft betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser.
63. Verweerder heeft overigens een te hoge “bewijsdrempel” aangelegd en heeft ten onrechte nagenoeg geen bewijswaarde toegekend aan het door eiser aangedragen steunbewijs.
Eiser hoeft zijn asielrelaas en daaruit voortvloeiende vrees slechts aannemelijk te maken en hoeft niet te bewijzen dat hij naar waarheid heeft verklaard.
Eiser heeft, zoals de rechtbank ter zitting heeft benoemd, ten volle invulling gegeven aan zijn inspanningsplicht om zijn asielrelaas te staven. Eiser is zeven keer gehoord. Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met zijn eigen verklaringen, met landeninformatie, met medisch onderzoek en met diverse documenten.
De rechtbank heeft uitdrukkelijk benoemd dat het verlenen van medewering aan het iMMO-onderzoek, hoewel dit op verzoek van eiser heeft plaatsgevonden, een grote inspanning van eiser heeft gevergd. Het psychiatrisch onderzoek is verricht op 11 augustus 2022 en heeft inclusief pauze 5,5 uur geduurd. Het medisch onderzoek is verricht op 12 september 2022 en heeft 2 uur en 15 minuten geduurd. Uit de iMMO-rapportage en met name de daarin weergegeven observaties blijkt in welke mate het moeten praten over het (gestelde) zware geweld dat hij heeft ondergaan en het terughalen van herinneringen belastend is geweest.
64. Verweerder dient actief en welwillend te onderzoeken of eiser bescherming behoeft. De rechtbank overweegt dat verweerder onvoldoende blijk heeft gegeven van deze verplichting.
Verweerder heeft vele tegenwerpingen geformuleerd en daarbij alle gehoren met elkaar vergeleken en tegenstrijdigheden geduid om te motiveren waarom het relaas niet geloofwaardig wordt bevonden. Verweerder heeft hierbij, zoals hiervoor overwogen, onvoldoende gewicht toegekend aan de medische bevindingen met betrekking tot de capaciteiten van eiser om adequaat te verklaren. De meeste overige tegenwerpingen zien op het niet kunnen verklaren of het bevreemdend achten van gedragingen van derden. Eiser is echter niet verantwoordelijk voor gedragingen van derden en ook valt niet in te zien waarom hij in staat moet worden geacht om uitleg te geven over gedragingen van derden. Verweerder heeft overigens meerdere aannames aan zijn geloofwaardigheidsbeoordeling ten grondslag gelegd, welke aannames niet begrijpelijk zijn. Verweerder heeft bijvoorbeeld nagelaten om uit te leggen waar hij zich op baseert als hij tegenwerpt dat de verklaringen van ongeloofwaardig zijn omdat mensen zich anders zullen gedragen in een vluchtsituatie of dat het vanzelfsprekend is dat je vrienden bij hun volledige naam kent.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser dus niet zorgvuldig beoordeeld en niet goed gemotiveerd waarom hij de verklaringen op zich zelf beschouwd ongeloofwaardig acht. De beroepsgrond van eiser dat verweerder in strijd met de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling niet alle verklaringen in onderlinge samenhang heeft beoordeeld slaagt ook. Verweerder heeft meerdere elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet alleen niet voldaan aan de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, door wederom niet deugdelijk te motiveren waarom sommige elementen niet geloofwaardig zijn, maar heeft hierbij ook niet betrokken dat hij sommige elementen wel geloofwaardig heeft geacht.
65. Verweerder heeft niet onderkend welke bewijswaarde aan het door eiser geleverde steunbewijs toekomt. Verweerder erkent dat de verklaringen van eiser over de demonstratie, de arrestatie en de detentie en het uitgeoefende zware geweld tijdens de detentie past in het beeld dat blijkt uit algemene informatie. Verweerder is op de hoogte van de demonstratie die op 19 september 2016 heeft plaatsgevonden in Kinshasa. Verweerder acht de deelname van eiser aan deze demonstratie geloofwaardig. Verweerder is ook op de hoogte van de grootschalige arrestaties van demonstranten die dag. Verweerder is ook op de hoogte van de detentieomstandigheden in de DRC en is op de hoogte, althans kan en dus dient dat te zijn, van de omstandigheid dat gedetineerden worden gemarteld tijdens de detentie. Dat de Joint Human Right Office (UNJHRO) heeft vastgesteld dat er vier agenten tijdens de demonstratie op 19 september 2016 om het leven zijn gekomen en eiser heeft verklaard dat hij aanwezig is geweest bij het om het leven komen van twee agenten, maakt het relaas van eiser niet ongeloofwaardig. Verweerder laat evenwel na om de vaststelling van UNJHRO als steunbewijs voor het relaas van eiser aan te merken. Eiser stelt dat hij is gearresteerd omdat tijdens de demonstratie, die was toegestaan door de Congolese autoriteiten, agenten om het leven zijn gekomen. Eiser heeft verklaard dat tijdens de detentie werd geroepen dat hij een “moordenaar” was en eiser heeft ook een opsporingsbevel overgelegd waarin staat dat hij wordt gezocht in verband met een moord. Verweerder heeft bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende gewicht toegekend aan de algemene informatie en de vaststelling dat eisers relaas past binnen deze algemene informatie.
66. Verweerder heeft voorts niet onderkend dat het iMMO-rapport de verklaringen van eiser in zeer sterke mate ondersteunt gelet op de door het iMMO gehanteerde gradaties om het causale verband tussen het asielrelaas enerzijds en de vastgestelde lichamelijke en psychische problematiek anderzijds te duiden. Verweerder blijft in deze (en andere procedures) vasthouden aan het standpunt dat ook de sterkste gradaties uit het Istanbulprotocol andere oorzaken van lichamelijke en psychische problematiek niet uitsluiten. Eiser hoeft echter geen sluitend bewijs te leveren van zijn asielrelaas. Het iMMO heeft bovendien gemotiveerd en uitgelegd dat en op welke wijze wordt nagegaan of het medische beeld dat is verkregen op basis van het zelf verrichte onderzoek betrouwbaar is. De rechtbank overweegt in dit kader tot slot dat verweerder, voor zover hij er van uitgaat dat derdelanders wellicht in strijd met de waarheid verklaren om voor verblijf in aanmerking te komen, hij kan en moet uitgaan van medische bevindingen. Waar de keuze kan worden gemaakt om willens en wetens in strijd met de waarheid te verklaren, liegen de waarneembare gevolgen van het hebben moeten ondergaan van zwaar lichamelijk geweld op het lichaam en de psyche niet en zijn de onderzoekers bovendien uitdrukkelijk nagegaan of er aanwijzingen zijn voor falsificatie van het klinisch beeld. Het lijkt daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, nagenoeg onmogelijk om de door het iMMO bij eiser geconstateerde psychische problematiek voor te wenden. Het iMMO heeft hierbij aangegeven dat de observaties tijdens het onderzoek passen bij wat eiser heeft verteld en dat deze klachten ook blijken uit eerdere medische informatie.
67. De rechtbank overweegt dat verweerder ten onrechte geen bewijswaarde heeft toegekend aan de door eiser overlegde documenten en dat de rechtbank, zoals eerder overwogen, de tegenwerpingen van verweerder in dit kader onbegrijpelijk acht. Uit krantenartikelen blijkt dat tijdens de demonstratie op 19 september 2016 agenten zijn gedood en dat een persoon met een identieke voornaam en identieke achternaam als eiser vermist wordt en in verband wordt gebracht met een arrestatie en detentie. Eiser heeft voorts een opsporingsbevel overgelegd waaruit blijkt dat hij wordt gezocht voor moord. Verweerder sluit zijn ogen voor de bewijswaarde die van deze documenten uitgaat door zich te richten op de wijze van verkrijging en de aanname dat het niet waarschijnlijk is dat de vriend van eiser deze stukken heeft weten te bemachtigen en dat er wellicht iemand die dag is gearresteerd die dezelfde voornaam en achternaam als eiser heeft.
67. De rechtbank overweegt dat de gestelde ontsnapping en de problemen ten gevolge van de ontsnapping geen nadere bespreking behoeven omdat ook als dit element door verweerder ongeloofwaardig zou mogen worden geacht, dit niet kan afdoen aan de vaststelling dat eiser de kern van zijn relaas en daarmee zijn beschermingsbehoefte aannemelijk heeft gemaakt.
69. Of verweerder aan eiser het voordeel van de twijfel had moeten gunnen acht de rechtbank niet relevant. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn relaas en daarmee ook zijn beschermingsbehoefte méér dan aannemelijk gemaakt en is voor twijfel aan de geloofwaardigheid van het relaas geen plaats.
70. Wanneer geloofwaardig is dat een asielzoeker eerder gemarteld of mishandeld is, is dat een belangrijke aanwijzing dat dit bij terugkeer naar het land van herkomst opnieuw zal gebeuren en dus dat de asielzoeker in zijn land van herkomst een gegronde vrees heeft voor vervolging of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank overweegt in aanvulling daarop dat eiser ook gemotiveerd heeft aangevoerd dat uit algemene openbare landeninformatie blijkt dat uit het lidmaatschap van Lucha en het opsporingsbevel, waaruit blijkt dat de autoriteiten naar hem op zoek zijn, op zich zelf reeds een reëel en voorzienbaar risico om na terugkeer in een met artikel 3 EVRM-strijdige situatie terecht te komen volgt. Verweerder heeft dit betwist door aan te geven dat het lidmaatschap van Lucha niet geloofwaardig is. Zoals hiervoor overwogen kan verweerder in deze procedure niet terugkomen op het eerder geloofwaardig achten van het lidmaatschap. De rechtbank overweegt dat eiser genoegzaam heeft onderbouwd dat, ook indien de arrestatie, detentie en het op hem uitgeoefende geweld niet geloofwaardig geacht zouden hoeven te worden, hij te vrezen heeft bij terugkeer en reeds daarom bescherming behoeft.
71. De rechtbank heeft ter zitting, na behandeling van het beroep en bij wijze van voorlopig oordeel, aan eiser uitgelegd dat de rechtbank tot de conclusie komt dat eiser op hoofdlijnen consistent heeft verklaard en dat gelet op de medische bevindingen niet van eiser verwacht kan worden dat hij gedetailleerder of consistenter
kánverklaren. De rechtbank heeft tevens aan eiser uitgelegd dat hij alle inspanningen heeft geleverd die van hem verwacht mogen worden om zijn relaas te onderbouwen en dat met name het ondergaan van het iMMO-onderzoek een zeer grote belasting lijkt te zijn geweest omdat eiser heeft moeten praten over gebeurtenissen die hij, zoals blijkt uit het dossier, probeert te vergeten en herinneringen hieraan probeert te vermijden. De rechtbank heeft verder aangegeven dat het iMMO-rapport zeer sterk steunbewijs oplevert voor de kern van zijn asielrelaas, te weten de demonstratie, de detentie en het zware geweld dat hij heeft moeten ondergaan tijdens die detentie. De rechtbank heeft ook uitgelegd dat de drie documenten die eiser heeft overgelegd zijn relaas ook onderbouwen en dat wat eiser heeft verklaard over de demonstratie die op 19 september 2016 in Kinshasa heeft plaatsgevonden overeenkomt met openbare informatie die bekend is over die bewuste demonstratie. Ook is uit openbare informatie bekend dat er politieagenten zijn gedood en er vele arrestaties hebben plaatsgevonden en demonstranten zijn gedetineerd en wat de detentieomstandigheden zijn.
72. De rechtbank heeft eiser uitgelegd dat naar het oordeel van de rechtbank tot inwilliging van het verzoek om internationale bescherming moet worden overgegaan en dat de rechtbank weliswaar heeft uitgesproken dat het tijdsverloop in deze procedure onaanvaardbaar groot is, maar de rechtbank toch niet zelf zal voorzien door te bepalen dat het besluit wordt vernietigd en deze uitspraak daarvoor in de plaats komt. De rechtbank heeft eiser deze keuze toegelicht en heeft proberen uit te leggen dat het zelf voorzien door de rechtbank zeer waarschijnlijk zal leiden tot het instellen van hoger beroep door verweerder en dan ook vervolgens zeer waarschijnlijk zal leiden tot vernietiging van deze uitspraak door de Afdeling. De rechtbank zal -enkel om deze reden- niet zelf voorzien omdat de rechtbank het zeer in het belang van eiser acht dat aan deze procedure na ruim 4 jaar een einde komt. Verweerder heeft niet voldaan aan het herstellen van de door de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, vastgestelde motiveringsgebreken, het tijdsverloop in deze procedure is onaanvaardbaar lang, verweerder heeft onvoldoende zorgvuldig gehandeld en verweerder heeft een ondeugdelijke geloofwaardigheidsbeoordeling verricht en onvoldoende gewicht toegekend aan het steunbewijs. Verweerder mag gelet op de medische bevindingen met betrekking tot de vermogens van eiser om adequaat te kunnen verklaren niet integraal uitgaan van de door eiser afgelegde verklaringen en de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling houdt geen stand, terwijl de rechtbank het in strijd acht met de goede procesorde als verweerder nu nader onderzoek zou willen verrichten door eiser nogmaals, nadat eiser reeds 7 keer is gehoord, te horen en/of alsnog forensisch medisch onderzoek zou willen verrichten. De rechtbank zal evenwel volstaan met het vernietigen van het besluit, de gegrondverklaring van het beroep en het verweerder opdragen wederom opnieuw, dus voor de derde keer, te beslissen op de asielaanvraag die eiser op 21 januari 2019 heeft ingediend omdat de rechtbank dit in het belang van eiser acht.
73. Eiser heeft zich van aanvang af in deze procedure op het standpunt gesteld dat verweerder vooringenomen was en de asielaanvraag hoe dan ook zou worden afgewezen. De gemachtigde van eiser heeft met verzoeken op grond van de AVG en de Woo en de noodzaak om hierover te procederen tot aan de hoogste rechter stukken verkregen van verweerder en verslagen van gesprekken verkregen waarvan het bestaan geruime tijd is ontkend. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023 blijkt onder meer dat het eerdere standpunt van verweerder dat verweerder niet beschikte over gespreksverslagen, rapporten en/of documenten van het overleg met Sea-Watch pas in een aanvullend besluit is prijsgegeven. Uit de door gemachtigde van eiser uiteindelijk verkregen stukken blijkt op welke wijze de ontscheping van de Sea-Watch 3 en de relocatie van de drenkelingen tot stand is gekomen en op welke wijze is gecommuniceerd over welke drenkelingen met welke nationaliteit door welke lidstaten zou worden overgenomen nadat ze aan wal waren gebracht en welke motieven ten grondslag hebben gelegen aan deze keuzes.
74. De rechtbank heeft ter zitting uitgesproken kennis te hebben genomen van al deze stukken en de gang van zaken ontluisterend en onthutsend te vinden.
75. De rechtbank overweegt dat de onderhavige procedure onzorgvuldig is verlopen, verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere kwetsbaarheid van eiser en onvoldoende heeft zorggedragen voor het bieden van de daaruit voortvloeiende behoefte aan bijzondere procedurele waarborgen. De rechtbank overweegt ook dat het besluit moet worden vernietigd omdat het onzorgvuldig is voorbereid en zeer gebrekkig is gemotiveerd en in het geheel niet is voldaan aan de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. Verweerder heeft een te hoge bewijsdrempel aangelegd en niet onderkend dat eiser zijn asielrelaas -tenminste- aannemelijk heeft gemaakt en zijn verzoek om internationale bescherming moet worden ingewilligd gelet op het geloofwaardige asielrelaas, de daaruit voortvloeiende vrees bij terugkeer en de vrees voor terugkeer die reeds voortvloeit uit het lid zijn van de volksbeweging Lucha en het opsporingsbevel.
De rechtbank kan echter op grond van dit omvangrijke dossier niet vaststellen dat de afwijzing van de asielaanvraag voortkomt uit vooringenomenheid en de beslissing om ongeacht het asielrelaas en ongeacht het steunbewijs de aanvraag nimmer te zullen inwilligen. Uit de door eiser verkregen documenten valt zonder meer af te leiden dat gewenst en verwacht werd dat de zes drenkelingen die door Nederland zouden worden uitgenodigd om een asielaanvraag in te dienen een korte procedure zouden kunnen doorlopen waarbij is geanticipeerd op het niet door alle drenkelingen in aanmerking komen voor internationale bescherming. Dat de procedure onzorgvuldig is verlopen, onaanvaardbaar lang duurt, het besluit zeer slecht is gemotiveerd en de rechtbank concludeert dat eiser zijn asielrelaas en beschermingsbehoefte aannemelijk heeft gemaakt, is echter onvoldoende om vast te stellen dat verweerder vooringenomen was en de afwijzende beslissing in feite was genomen voordat eiser zijn aanvraag had ingediend en was gehoord. Uit de overgelegde stukken en de daarop gegeven toelichting blijkt niet dat verweerder de intentie had om onzorgvuldig te handelen en blijkt niet dat willens en wetens een niet deugdelijke geloofwaardigheidsbeoordeling is verricht.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
76. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het besluit vernietigen en verweerder opdragen opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder daarvoor een termijn van vier weken geven. Dat is een relatief lange termijn omdat enkel ter toetsing voorligt of verweerder op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, maar de rechtbank wil voorkomen dat het bepalen van een kortere termijn leidt tot het instellen van hoger beroep door verweerder enkel om zich nader te kunnen beraden of berust zal worden in deze uitspraak en dus berust zal worden in verblijfsaanvaarding en de op 31 januari 2019 ingediende asielaanvraag wordt ingewilligd. De rechtbank geeft verweerder mee, omdat verweerder openlijk uitdraagt invulling te willen geven aan de menselijke maat in het vreemdelingenrecht, de procedure van eiser na ruim vier jaar te beëindigen en tot inwilliging van het verzoek om internationale bescherming over te gaan. Eiser heeft zijn land van herkomst in november 2016 verlaten en is dus al ruim 6 jaar “op de vlucht” waarbij verweerder de verklaringen van eiser over de mishandelingen en verkrachtingen in Libië geloofwaardig acht. Gelet op de reeds onaanvaardbare lange duur van de procedure, de zeer aanzienlijke medische en psychische problematiek van eiser en de omstandigheid dat de afwijzende beslissing thans voor de tweede keer wordt vernietigd, doet verweerder er goed aan om zich te beraden of gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheid om een rechtsmiddel aan te wenden. Indien verweerder hiervan afziet en opnieuw zal beslissen op de aanvraag van eiser zal verweerder deze uitspraak volledig in acht moeten nemen en moeten realiseren dat in een procedure die reeds ruim vier jaar duurt, het in strijd is met de goede procesorde om thans nader onderzoek te gaan verrichten. Eiser hoeft zijn asielrelaas en zijn beschermingsbehoefte “slechts” aannemelijk te maken. Voor het geval dat verweerder nog steeds zou twijfelen aan de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen, overweegt de rechtbank dat verweerder gehouden is om aan eiser het voordeel van de twijfel te geven. Dat de ontscheping van de Sea-Watch 3 en de relocatie en met name het niet op eerste verzoek ter beschikking stellen van documenten hierover, deze procedure buitengewoon beladen maakt mag hieraan niet in de weg staan. Verweerder zal in deze procedure vergelijkbaar moeten handelen als in alle andere procedures waarin wordt verzocht om internationale bescherming.
77. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank een proceskostenveroordeling uitspreken. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank zal 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- toekennen.
De rechtbank kent aan elk punt een wegingsfactor van 2 toe zoals bedoeld in de bij het Besluit proceskosten bestuursrecht behorende Bijlage onder C1. omdat de rechtbank deze procedure aanmerkt als “zeer zwaar”. Weliswaar is het asielrelaas niet bijzonder complex, past het asielrelaas bij de algemene informatie over de bewuste demonstratie in de DRC en heeft eiser veel steunbewijs aangedragen dat zijn verklaringen ondersteunt. De gemachtigde van eiser heeft echter buitengewoon veel inspanningen moeten leveren om het dossier te completeren en stukken, waarvan door verweerder geruime tijd is betwist dat deze bestaan te verkrijgen en te onderbouwen dat gesprekken waarvan Sea-Watch heeft aangegeven dat deze hebben plaatsgevonden, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De gemachtigde van eiser heeft deze stukken, naar de rechtbank aanneemt, voornamelijk willen verkrijgen om te onderbouwen dat sprake is van vooringenomenheid aan de zijde van verweerder. Deze beroepsgrond slaagt weliswaar niet, maar de rechtbank overweegt dat begrijpelijk is waarom deze beroepsgrond is aangevoerd en deze stukken dragen bovendien bij aan een beter begrip van de procedure en het verloop hiervan. De rechtbank betrekt deze inspanningen dan ook op deze wijze bij de proceskostenveroordeling in deze procedure.
Door deze “proceshouding” van verweerder is de procedure, die juridisch overzichtelijk is, complex geworden en daarmee “zeer zwaar” als bedoeld in de Bijlage bij het Besluit proceskosten. De rechtbank stelt voorts vast dat de gemachtigde van eiser aanzienlijke inspanningen heeft verricht om eiser bij te staan in deze procedure door het bijwonen van het aanvullende gehoor, door het veelvuldig met verweerder te (moeten) communiceren over onder meer de voortgang van de procedure en door op verschillende wijzen steunbewijs aan te dragen voor een relaas dat op hoofdlijnen, ondanks de beperkingen van eiser om adequaat te kunnen verklaren, consistent is en past binnen het beeld dat uit openbare bronnen blijkt over de demonstratie en de arrestaties die op 19 september 2016 in Kinshasa hebben plaatsgevonden en de detentie-omstandigheden in de DRC. Het Besluit proceskosten bestuursrecht voorziet evenwel niet in de mogelijkheid om deze -doorgaans niet noodzakelijke- inspanningen te betrekken in een proceskostenveroordeling en daar punten aan toe te kennen.
78. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.348,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 2).
79. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder gehouden is de kosten van de iMMO-rapportage te voldoen nu het laten opmaken van het iMMO-rapportage redelijk was en de rechtbank de kosten van dit medisch onderzoek zal aanmerken als proceskosten in de zin van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft de hoogte van de factuur van het iMMO en de omvang van de door het iMMO verrichte werkzaamheden niet betwist. Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van de kosten van zijn in de procedure gebrachte iMMO rapportage tot een bedrag van € 5.460,- .
80. De rechtbank bepaalt de hoogte van de proceskosten in totaal op € 8.808,- ( € 3.348,- + € 5.460,-).
81. Beslist wordt als volgt.