ECLI:NL:RBDHA:2023:355
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen: niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak heeft eiser op 28 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 28 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft een verweerschrift ingediend, waarop eiser heeft gereageerd. Op 19 juli 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter het beroep gehandhaafd om te onderzoeken of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of de ingebrekestelling aan de eisen voldoet. Eiser kan ook niet in beroep komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn, omdat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND deze mogelijkheid uitsluit. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de onverbindendheid van deze wet hebben vastgesteld, maar concludeert dat in dit geval het procesbelang ontbreekt.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.