ECLI:NL:RBDHA:2023:354
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bestuurlijke dwangsommen bij asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 26 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 7 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 15 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft echter het beroep gehandhaafd om te onderzoeken of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De vraag of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd, wordt ook behandeld. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen, wat betekent dat er geen bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd. Eiser verwijst naar eerdere uitspraken die stellen dat deze uitsluiting in strijd is met het Unierecht.
De rechtbank concludeert dat de uitsluiting van de bestuurlijke dwangsomregeling in dit geval niet in strijd is met het Unierecht, omdat de mogelijkheid bestaat om bij de rechter te klagen over de schending van de beslistermijn. Aangezien artikel 1 van de Tijdelijke wet de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, ontbreekt het procesbelang voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt. Eiser kan binnen 6 weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.