ECLI:NL:RBDHA:2023:3513
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag
Op 1 juni 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar aanvraag van 21 december 2020 om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend en bij besluit van 18 augustus 2022 heeft de Belastingdienst eiseres de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- toegekend vanwege het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Op 20 september 2022 heeft de Belastingdienst alsnog op de aanvraag van eiseres beslist door vier besluiten te nemen, waarbij compensatiebedragen zijn toegekend voor de toeslagjaren 2007 en 2008, maar de verzoeken om compensatie en tegemoetkoming voor het toeslagjaar 2010 zijn afgewezen. Eiseres heeft op 26 september 2022 aangegeven het beroep te willen handhaven. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres is verschenen met haar gemachtigde en de Belastingdienst vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken zonder besluit, waardoor het beroep terecht is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de Belastingdienst om de maximale dwangsom toe te kennen niet meer ter beoordeling staat, omdat de wet geen ruimte biedt voor afwijking van het maximale bedrag. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Belastingdienst inmiddels op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank verwijst het beroepschrift door naar de Belastingdienst voor behandeling als bezwaarschrift, omdat het beroep zich richt tegen besluiten waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten worden vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2023.