In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is een burengeschil aan de orde over de erfgrens van de achtertuinen van de betrokken partijen. De rechtbank heeft op 8 maart 2023 uitspraak gedaan na bewijslevering, waarbij het eerdere tussenvonnis van 4 mei 2022 als uitgangspunt diende. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben gesteld dat zij met de gedaagde, [gedaagde], zijn overeengekomen dat de erfgrens zou worden vastgesteld door het Kadaster en dat zij zich zouden conformeren aan de uitkomst van deze vaststelling. De rechtbank heeft diverse getuigenverklaringen gewogen, waaronder die van de partijgetuigen en andere getuigen, en heeft geconcludeerd dat de eisers in hun bewijsopdracht zijn geslaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen de erfgrens door het Kadaster te laten vaststellen en dat zij de kosten zouden delen indien het Kadaster in het voordeel van de eisers zou beslissen. De rechtbank heeft de primaire vordering van de eisers toegewezen, waarbij [eiser 1] als eigenaar van de strook grond is erkend. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van zaken die hij op deze strook grond heeft aangebracht, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-naleving. De vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.