ECLI:NL:RBDHA:2023:3475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/09/618191 / HA ZA 21-844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking na inbraak in telecomwinkel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en de verzekeraars Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en Achmea Schadeverzekering N.V. [eiser01] heeft schadevergoeding geëist na een inbraak in zijn telecomwinkel op 1 en 2 februari 2017, waarbij machines en voorraden zijn gestolen. De verzekeraars weigerden uitbetaling, omdat zij van mening waren dat [eiser01] hen had misleid over de eigendom van de gestolen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser01] verzekerd was voor de schade en dat de verzekeraars niet konden aantonen dat er sprake was van opzet tot misleiding. De rechtbank heeft de vordering van [eiser01] tot uitkering van de schade toegewezen, maar de schadevergoeding zelf is afgewezen omdat de hoogte ervan niet kon worden vastgesteld. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten toegewezen en zijn de proceskosten aan de zijde van [eiser01] begroot op € 2.156,52. De vordering in reconventie van de verzekeraars is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [eiser01] hen heeft misleid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/618191 / HA ZA 21-844
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
[eiser01] h.o.d.n. [bedrijf]te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Koert te Rotterdam,
tegen

1.NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.te Den Haag,

2.
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.te Apeldoorn,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. C. Banis te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser01] en NN c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 13 september 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 2 december 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
In de nacht van 1 op 2 februari 2017 is ingebroken in de telecomwinkel van [eiser01] . Hierbij zijn machines en voorraden gestolen. [eiser01] heeft aangifte gedaan bij de politie en heeft de schade bij zijn verzekeraars NN c.s. geclaimd. NN c.s. weigert tot uitbetaling over te gaan. Volgens NN c.s. is [eiser01] geen eigenaar van de gestolen machines en voorraden en heeft hij NN c.s. daarover misleid. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht dat NN c.s. tot uitkering van de schade moet overgaan, toewijzen. Het gevorderde schadebedrag en de vordering in reconventie zullen worden afgewezen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
Wat vorderen partijen?
2.2.
[eiser01] vordert uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat NN c.s. gehouden is over te gaan tot uitkering onder de verzekering voor de inbraak en diefstal die op of omstreeks 1 en 2 februari 2017 heeft plaatsgevonden;
veroordeling van NN c.s. tot betaling van € 60.135,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2017, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeling van NN c.s. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, door de rechtbank volgens de toepasselijke staffel te begroten, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot aan de dag van volledige betaling;
met veroordeling van NN c.s. in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
2.3.
Kort samengevat stelt [eiser01] dat hij zijn diensten wilde uitbreiden met het repareren van telefoonschermen. Daarvoor heeft hij in januari 2017 de heer [werknemer] (hierna: [werknemer] ) in dienst genomen, die eerder als zelfstandige telefoonschermen repareerde. [werknemer] heeft zijn machines en voorraden tegen betaling aan [eiser01] overgedragen. [eiser01] is daarmee eigenaar geworden van de machines en voorraden van [werknemer] . Enige tijd later is er ingebroken en zijn (onder meer) deze zaken gestolen. [eiser01] stelt dat hij is verzekerd bij NN c.s. en dat zijn schade van € 60.135,70 daarom moet worden vergoed. De schade bestaat uit een bedrag van € 38.341,78 aan de van [werknemer] overgenomen machines en voorraad, een voorraad uit Denemarken ter waarde van € 14.695,00, een gedeelte van een voorraad uit China en de schade aan een ruit van samen € 7.098,92.
2.4.
Volgens NN c.s. heeft [eiser01] in strijd met de garantieclausule in haar polisvoorwaarden een werknemer ( [werknemer] ) in dienst genomen, waardoor alleen al om deze reden geen recht op uitkering bestaat. Daarnaast heeft [eiser01] (nog) niet voor de machines en voorraden van [werknemer] betaald, waardoor juridische overdracht niet heeft plaatsgevonden en deze zaken dus niet onder de dekking van de verzekering vallen. Bovendien heeft [eiser01] NN c.s. misleid door NN c.s. te laten geloven dat hij heeft betaald voor de machines en voorraden van [werknemer] . Dit leidt tot het verval van het recht van [eiser01] op een uitkering onder de verzekeringsovereenkomst. Daarnaast is NN c.s. in haar redelijke belangen geschaad doordat zij de nodige onderzoeks- en juridische kosten heeft moeten maken. NN c.s. vordert onder de voorwaarde dat – kort gezegd – (een gedeelte van) de vordering van [eiser01] wordt afgewezen wegens misleiding, [eiser01] wordt veroordeeld tot betaling van de expertise- en juridische kosten van in totaal € 23.048,86.
De vordering in conventie
NN c.s. moet dekking verlenen onder de polis
[eiser01] is bij NN c.s. verzekerd voor diefstal
2.5.
Met ingang van 7 maart 2016 heeft [eiser01] een verzekeringsovereenkomst met (de rechtsvoorgangers) van NN c.s. gesloten. Op grond daarvan zijn zaken en inventaris tot een bedrag van € 200.000,00 gedekt. In artikel 2.1.6. van de toepasselijke Bijzondere voorwaarden Bedrijfsmiddelenverzekering is bepaald dat materiële schade aan de verzekerde zaken die zich bevinden in het bedrijfspand van [eiser01] gedekt zijn in geval van diefstal, waarbij de dader zich toegang heeft verschaft door inbraak. Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is van diefstal als gevolg van een inbraak. De materiële schade van [eiser01] is daarmee in beginsel gedekt onder de verzekering.
De garantieclausule ziet niet op deze situatie
2.6.
NN c.s. heeft in haar conclusie van antwoord allereerst aangevoerd dat niet is voldaan aan de garantieclausule als genoemd op het clausuleblad, omdat [eiser01] [werknemer] als werknemer in dienst heeft genomen en dit niet aan NN c.s. heeft gemeld. Zij verwijst daartoe naar bepaling D3120 ZZP. Voor zover NN c.s. dit verweer heeft gehandhaafd, gaat het niet op.
2.7.
Onder “R2900 Garanties” op het clausuleblad is bepaald dat als niet wordt voldaan aan één of meer garantieclausules op de polis, de verzekeraar(s) niet verplicht is/zijn om schadevergoeding te betalen, tenzij [eiser01] aantoont dat de schade niet door het niet-nakomen van de garantie veroorzaakt of vergroot is. In “BZ99 Bijzondere bepaling(en) en nadere specificatie(s)” is onder “D3120 ZZP” het volgende bepaald:

Bij het vaststellen van de premie en voorwaarden is er van uitgegaan dat u een zelfstandige
ondernemer bent zonder werknemer(s). Daarom verleent de maatschappij in tegenstelling tot wat in de voorwaarden staat geen rechtsbijstand in uw hoedanigheid van werkgever bij een arbeidsrechtelijk- of sociaalverzekeringsrechtelijk probleem. U moet dan ook binnen 2 maanden na indiensttreding van een werknemer de maatschappij hiervan berichten, De maatschappij heeft dan het recht om de premie en/of voorwaarden van de verzekering aan te passen.
2.8.
De rechtbank overweegt dat, anders dan de boven D3120 ZZP genoemde bepalingen, waar steeds “(garantie)” achter de betreffende artikelen is vermeld, deze toevoeging bij D3120 ZZP ontbreekt. Ook maakt deze bepaling onderdeel uit van de bijzondere bepaling(en) en nadere specificatie(s) en is zij niet vermeld onder de opsomming van de garantiebepalingen. Daarnaast volgt ondubbelzinnig uit de tekst van D3120 ZZP dat indienstneming van een werknemer (wat [eiser01] een werkgever maakt) geen recht biedt op rechtsbijstand bij een arbeids- of sociaalverzekeringsrechtelijk probleem en mogelijk leidt tot een premiewijziging. Dat hierdoor het recht op uitkering bij schade vervalt, volgt niet uit deze bepaling. Gelet hierop faalt het verweer van NN c.s. dat [eiser01] met indienstneming van [werknemer] geen recht meer heeft op uitkering van schade.
Ook zaken van derden zijn gedekt
2.9.
NN c.s. heeft aangevoerd dat juridische overdracht van de machines en voorraden van [werknemer] (nog) niet had plaatsgevonden ten tijde van de diefstal en deze zaken daardoor niet onder de dekking vallen. [eiser01] had namelijk nog niet betaald voor die zaken. NN c.s. verwijst in dit verband naar de getuigenverhoren die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan deze procedure. Vooral de verklaring van [werknemer] is daarbij van belang, omdat hij heeft verklaard dat hij, ondanks de gemaakte afspraken en opgestelde facturen, geen geld heeft gekregen voor zijn zaken die hij aan [eiser01] heeft overgedragen. [eiser01] bestrijdt de juistheid van de verklaring van [werknemer] en verwijst naar de getuigenverklaringen van onder meer zijn broer en diens vriend die verklaren dat zij [eiser01] [werknemer] contant geld hebben zien geven.
2.10.
Of [eiser01] al dan niet eigenaar van de zaken van [werknemer] is geworden, is voor de beantwoording van de vraag of die zaken onder de dekking van de verzekering vallen niet relevant. In artikel 6 van de Bijzondere voorwaarden Bedrijfsmiddelenverzekering is namelijk het volgende opgenomen:
Zaken van derden
Voor zover niet elders verzekerd zijn zaken van derden – mits in bewaring bij verzekeringnemer - van dezelfde soort als de op het polisblad omschreven zaken, alsmede persoonlijke eigendommen van directie, firmanten en personeel die zich bevinden in het omschreven (gedeelte van het) gebouw, onder de verzekering begrepen. Deze dekking geldt slechts indien en voor zover het verzekerd bedrag de waarde van de bedrijfsmiddelen overtreft. (…)”.
Niet gesteld of gebleken is dat de zaken van [werknemer] elders zijn verzekerd, terwijl ze wel van hetzelfde soort zijn als de op het polisblad omschreven zaken en de waarde van deze zaken het verzekerde bedrag van € 200.000,00 niet overtreft. Hierdoor is de schade gedekt, ook als de betaling van de zaken aan [werknemer] (nog) niet zou hebben plaatsgevonden, zodat dit verweer van NN c.s. faalt. Dat is alleen anders als [werknemer] , zoals NN c.s. stelt, onjuiste verklaringen heeft afgelegd met het opzet om NN c.s. te misleiden.
Misleiding van NN c.s. kan niet worden vastgesteld
2.11.
NN c.s. stelt zich op het standpunt dat [eiser01] haar opzettelijk heeft misleid over de aankoop van de machines en voorraden van [werknemer] . Zij verwijst in dit verband onder meer naar het feit dat tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over de betaling aan [werknemer] . [werknemer] heeft namelijk bij het onderzoek van DEKRA verklaard dat hij een contant bedrag van € 7.000,00 à € 8.000,00 heeft ontvangen van [eiser01] . Tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft [werknemer] echter onder ede verklaard dat [eiser01] hem niet heeft betaald en dat druk op hem is uitgeoefend om een valse verklaring af te leggen. Desondanks handhaaft [eiser01] zijn claim. Dit leidt op grond van artikel 7:941 lid 5 BW en artikel 12.5.3. van de Algemene bepalingen behorende bij de verzekeringsovereenkomst tot verval van recht op uitkering, aldus NN c.s.
2.12.
Aan NN c.s. kan worden toegegeven dat de (tegenstrijdige) verklaringen die [werknemer] heeft afgelegd vragen oproepen. Daar staan echter tegenover de drie door [werknemer] ondertekende betaalbewijzen (productie 7 t/m 9 bij dagvaarding), [eiser01] eigen verklaring en die van drie overige getuigen die verklaren getuige te zijn geweest van een contante betaling aan [werknemer] . Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat [eiser01] NN c.s. heeft misleid en het recht op uitkering daardoor is komen te vervallen, terwijl de bewijslast daarvan wel op NN c.s. rust. Dit verweer van NN c.s. gaat dus niet op.
Tussenconclusie
2.13.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser01] in de periode waarin is ingebroken in zijn bedrijfspand was verzekerd bij NN c.s. Op grond van die verzekering zijn zaken en inventaris die zich bevinden in het bedrijfspand van [eiser01] (ook die van derden) tot een bedrag van € 200.000,00 gedekt in geval van diefstal. De verweren van NN c.s. leiden niet tot afwijzing van de vordering. Daarom zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen.
De schadevordering van € 60.135,70 wordt afgewezen
2.14.
[eiser01] stelt dat zijn schade bestaat uit een bedrag van € 38.341,78 aan machines en voorraad (overgenomen van [werknemer] ), zijn voorraad uit Denemarken van € 14.695,00, een gedeelte van een voorraad uit China en de schade aan een ruit van € 7.098,92. De hoogte van de uitkeringsplicht van NN c.s. kan echter niet worden vastgesteld, zodat de schadevordering van [eiser01] zal worden afgewezen.
2.15.
In de eerste plaats geldt dat [eiser01] [werknemer] in dienst heeft genomen zonder dat hij dat aan NN c.s. heeft gemeld. Daarmee heeft [eiser01] in strijd gehandeld met bepaling D3120 ZZP (zie onder 2.7.). Vast staat dat NN c.s. het recht zou hebben gehad om de premie en/of voorwaarden van de verzekering aan te passen, als [eiser01] haar had verteld dat hij een werknemer in dienst had genomen. NN c.s. heeft onbestreden gesteld dat zij ook van die mogelijkheid gebruik zou hebben gemaakt. Dit betekent dat de uitkering waarop [eiser01] recht heeft, op grond van artikel 7:930 lid 2 jo. lid 3 BW wordt verminderd naar evenredigheid van hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben bedragen. Over de hoogte van de premie en het op grond van dit artikel uit te keren bedrag hebben partijen zich niet uitgelaten, zodat de rechtbank de uitkeringsplicht van NN c.s. niet kan vaststellen.
2.16.
Daarbij komt nog dat [eiser01] onvoldoende heeft onderbouwd wat de machines en voorraden (overgenomen) van [werknemer] waard waren. [eiser01] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt over de waarde verwezen naar betaalbewijzen die ondertekend zijn door [werknemer] . Maar uit de verklaringen die [werknemer] bij DEKRA en later als getuige heeft afgelegd, volgt dat [werknemer] de juistheid hiervan betwist. Daarbij staat, zoals hiervoor al overwogen, niet vast dat [eiser01] inderdaad de bedragen heeft betaald die op de bewijzen staan vermeld. [werknemer] heeft verder verklaard dat hij de zaken eerder zelf uit China heeft geïmporteerd, maar aankoopfacturen zijn niet overgelegd. Volgens [werknemer] is de waarde van zijn zaken afgenomen. Ten aanzien van de zaken uit China heeft NN c.s. er terecht op gewezen dat de prijzen op de facturen uit China (in dollars) in de schadeberekening van [eiser01] soms één op één door [eiser01] zijn overgenomen in euro’s (productie 11 bij dagvaarding). [eiser01] heeft niet onderbouwd of dit in lijn is met de destijds geldende wisselkoers of waarom anderszins van een berekenwijze van euro’s voor dollars moet worden uitgegaan.
2.17.
Al met al kan de rechtbank de hoogte van de uitkeringsplicht dus niet vaststellen. Partijen zullen de schade daarom zelf moeten vaststellen op de manier zoals bepaald in artikel 7.1 van de Bijzondere voorwaarden Bedrijfsmiddelenverzekering.
De door [eiser01] gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen
2.18.
[eiser01] vordert de buitengerechtelijke kosten door de rechtbank te begroten op grond van de toepasselijke staffel. Omdat alleen de gevorderde verklaring voor recht (van onbepaalde waarde) zal worden toegewezen, zal conform artikel 3.3 van het Rapport BGK-integraal 2013 een bedrag van € 925,00 worden toegewezen aan buitengerechtelijke kosten. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding. De kosten voor de contra-expertise heeft [eiser01] niet in zijn petitum gevorderd, zodat deze reeds om die reden niet worden toegewezen.
NN c.s. moet de proceskosten betalen
2.19.
NN c.s. zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van [eiser01] op basis van het toe te wijzen deel van de vordering, dat een onbepaalde waarde vertegenwoordigt, begroot op:
  • dagvaarding € 98,52
  • griffierecht € 952,00
  • salaris advocaat € 1.106,00 (2 punten x tarief € 508,00)
Totaal € 2.156,52.
2.20.
Voor de gevorderde nakosten is geen afzonderlijke veroordeling vereist, omdat zij voor zover redelijkerwijs voorzienbaar in de proceskostenveroordeling zijn begrepen (zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). De nakosten worden in de beslissing wel begroot.
De vordering in reconventie
2.21.
NN c.s. heeft een vordering in reconventie ingesteld onder de voorwaarde dat (kort gezegd) de rechtbank tot het oordeel komt dat [eiser01] heeft geprobeerd NN c.s. te misleiden. Voor die situatie vordert NN c.s. om [eiser01] te veroordelen tot betaling van de expertise- en juridische kosten die NN c.s. in deze zaak heeft moeten maken van in totaal € 23.048,86.
2.22.
Zoals hiervoor overwogen, is in deze procedure niet komen vast te staan dat [eiser01] NN c.s. heeft misleid en/of dat de rechten van [eiser01] onder de polis zijn vervallen, zodat aan de voorwaarde waaronder NN c.s. haar vordering heeft ingesteld niet is voldaan. Deze wordt daarom afgewezen.
2.23.
Omdat de vordering van NN c.s. wordt afgewezen, zal zij in de proceskosten van [eiser01] worden veroordeeld. Die worden begroot op € 254,00 aan salaris advocaat (1 punt € 508,00 x factor 0,5), omdat de tegenvordering voortvloeit uit het verweer.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat NN c.s. gehouden is tot uitkering over te gaan onder de verzekering voor de inbraak en diefstal die op of omstreeks 1 en 2 februari 2017 heeft plaatsgevonden, conform de in artikel 7 van de Bijzondere voorwaarden Bedrijfsmiddelenverzekering genoemde schaderegeling,
3.2.
veroordeelt NN c.s. in de buitengerechtelijke kosten van € 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf datum dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt NN c.s. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser01] begroot op € 2.156,52,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
begroot de nakosten op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als NN c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.7.
wijst het gevorderde af,
3.8.
veroordeelt NN c.s. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser01] begroot op € 254,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken 8 maart 2023.