6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 14-jarige leeftijd meermaals schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn destijds 5-jarige halfbroertje. Hierdoor heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het zeer jonge slachtoffer en daarmee op zijn toekomstige (seksuele) ontwikkeling. Het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige is strafbaar gesteld ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarigen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen niet of onvoldoende zelf in staat worden geacht te zijn. Het is zeer kwalijk dat de verdachte zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, dat nota bene zijn halfbroertje was. Extra schrijnend is dat dit feit zich in de familiesfeer heeft afgespeeld en de verdachte hiermee ook het vertrouwen en de gevoelens van familieleden ernstig heeft geschaad en daarmee de familiebanden blijvend heeft beschadigd.
Na de gebeurtenissen met zijn halfbroertje is de verdachte zijn seksuele behoeften onder meer gaan bevredigen met eveneens strafbaar gestelde gedragingen. Op de mobiele telefoons van de verdachte zijn grote hoeveelheden kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij gedurende een langere tijd kinderpornografische afbeeldingen downloadde, ontving en ook doorstuurde naar en deelde met anderen. Het verwerven en bezitten van en het toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal is strafbaar gesteld ter voorkoming van schade aan een kind dat bij de vervaardiging van kinderporno betrokken is geweest, maar ook ter voorkoming van schade aan kinderen in het algemeen door het in omloop brengen van beeldmateriaal dat seksueel misbruik suggereert. De productie van kinderpornografisch materiaal wordt door het gedrag van de verdachte gestimuleerd en in stand gehouden. Voor deze productie worden (jonge) kinderen ernstig seksueel misbruikt en uitgebuit. Ten gevolge hiervan lopen deze kinderen psychische schade op die blijvend dan wel in ieder geval gedurende lange tijd diepe sporen nalaat op het leven van deze kinderen. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de productie van de beelden. Dat de verdachte hieraan, als consument, een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Gelet op de hiervoor benoemde aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Vervolgens moet worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 februari 2023, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Nu dit het uitgangspunt is, heeft dit geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van 13 januari 2023. De onderzoekers, [deskundige] (kinder- en jeugdpsychiater) en [deskundige] (GZ-psycholoog), hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van psychische stoornissen, in diagnostische zin te classificeren als een pedofiele stoornis (exclusieve type) waarin de verdachte zich seksueel aangetrokken voelt tot jonge jongens, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderlinepersoonlijkheidstrekken (gekenmerkt door impulsiviteit en een gevoel van leegte) en een eetbuistoornis (licht). Deze psychische stoornissen zijn volgens de onderzoekers van invloed geweest op beide ten laste gelegde feiten. De psychische stoornissen hebben, indien bewezen, de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in belangrijke mate beïnvloed. Er is sprake van een ingesleten gedragspatroon waarin frustratie door de verdachte wordt onderdrukt door zichzelf te troosten met impulsief eten en met masturberen bij kinderpornografisch materiaal. Beide aan hem ten laste gelegde feiten hangen nauw samen en komen voort uit de pedofiele gevoelens die de verdachte heeft in combinatie met zijn hyperseksualiteit en de deviante seksuele scripts. Remming vanuit affectieve empathie voor de ander ontstaat niet bij de verdachte, hiervoor is hij afhankelijk van externe begrenzing. Zijn eigen lust en daarmee zijn impulsief en antisociaal handelen is leidend.
De rechtbank wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt door de onderzoekers als hoog ingeschat. Het sociale isolement van de verdachte, zijn negatieve zelfbeeld, de langdurig ingesleten coping om zichzelf te troosten en seksueel te bevredigen bij gevoelde frustratie en de hyperseksualiteit, in combinatie met het gebrek aan eigen invloed op zijn handelen, vormen een hoog risico voor de kans op recidive. Om het recidiverisico te beperken dient een klinische behandeling ingezet te worden die gericht is op behandeling van jong volwassenen met seksueel deviant gedrag. De verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan klinische behandeling. De onderzoekers adviseren de rechtbank om de klinische behandeling binnen een volwassen setting (in een Kortdurende Klinische Behandelafdeling, hierna: KKB of een Forensisch Psychiatrische Kliniek, hierna: FPK) als voorwaarde bij een deels voorwaardelijke detentie op te leggen.
De onderzoekers adviseren verder om voor het onder 1 ten laste gelegde feit het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte was ten tijde van het plegen van dit feit zowel minder- als meerderjarig. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit adviseren de onderzoekers om het jeugdstrafrecht toe te passen, aangezien de verdachte destijds pas veertien jaar oud was. De onderzoekers geven de rechtbank in overweging om het beperken van het bekijken van internet sites en het inzetten van libido remmende medicatie – indien dat passend blijkt in de behandeling – als bijzondere voorwaarden op te nemen. Een reclasseringstoezicht in aansluiting op de klinische behandeling wordt eveneens geadviseerd.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 7 februari 2023, waaruit blijkt dat bij de verdachte sprake is van een ingesleten deviant seksueel gedragspatroon en een hoog risico op recidive. Gelet op de aard van het delict en de complexe problematiek van de verdachte wordt een intensieve klinische behandeling geïndiceerd geacht.
De reclassering adviseert om de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit volgens het volwassenenstrafrecht te berechten. Berechting volgens het volwassenstrafrecht is voor dit feit het meest passend gelet op het recidiverisico, de specifieke problematiek van de verdachte en de geadviseerde behandeling binnen een volwassen setting (KKB of FPK). Bovendien is plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet passend, gelet op de seksuele oriëntatie van de verdachte. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit adviseert de reclassering om, zoals gebruikelijk, het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit immers pas veertien jaar oud.
De reclassering adviseert om aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waarbij gestart wordt met een klinische opname. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische behandeling);
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- vermijden van kinderpornografisch materiaal;
- meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding.
De reclassering heeft tot slot geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en legt die ten grondslag aan haar oordeel en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar. Dit heeft een matigende werking op de strafoplegging.
Toepassing van het volwassenstrafrecht (feit 1) en van het jeugdstrafrecht (feit 2)
Het onder feit 1 bewezenverklaarde heeft de verdachte gepleegd toen hij tussen de 16 en 19 jaar oud was. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 495, vierde en vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en gelet op artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zal de rechtbank voor dit feit het sanctierecht voor volwassenen toepassen. Daarvoor vindt de rechtbank grond in de leeftijd van de verdachte (nu 19 jaar), het hoge recidiverisico en de specifieke problematiek van de verdachte die maakt dat behandeling in een volwassen setting het meest passend wordt geacht en behandeling in een setting voor jongeren risicovol zou kunnen zijn. Ook de deskundigen adviseren om het volwassenstrafrecht toe te passen. Tot slot is de verdachte, gelet op zijn specifieke problematiek, gedurende zijn voorarrest voor dit feit in een Penitentiaire Inrichting geplaatst en niet in een Justitiële Jeugdinrichting. De rechtbank is dan ook van oordeel dat toepassing van het volwassenstrafrecht ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit het meeste recht doet aan de belangen van de verdachte en die van de maatschappij.
De verdachte was ten tijde van het onder feit 2 bewezenverklaarde 14 jaar oud. De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van dit feit dan ook dienen te berechten volgens het jeugdstrafrecht.
Dit leidt er toe dat de rechtbank de verdachte een jeugdsanctie zal opleggen voor feit 2 en een volwassensanctie voor feit 1. De rechtbank is zich ervan bewust dat het niet de bedoeling is geweest van de wetgever om ten aanzien van verschillende strafbare feiten op één tenlastelegging te differentiëren in het toepasselijke sanctiestelsel en dat daarin – in beginsel – een keuze dient te worden gemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat het in dit specifieke geval – gelet op genoemde belangen – aangewezen is om de verdachte straffen op te leggen die op verschillende sanctiestelsels gebaseerd zijn.
Redelijke termijn (feit 2)
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn, voor het onder 2 ten laste gelegde feit, met 7 maanden overschreden. Aangezien de rechtbank ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde feit het jeugdstrafrecht toepast, wordt deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Alles afwegend acht de rechtbank – conform de eis van de officier van justitie, die ook heeft gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid – de hierna te noemen straffen en maatregelen passend en geboden.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank legt voor het onder 1 ten laste gelegde feit, met toepassing van het volwassenenstrafrecht, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Dit om te bewerkstelligen dat de verdachte wordt begeleid en wordt opgenomen in een klinische behandelsetting om zo de kans op recidive terug te dringen en de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden, voor zover deze zien op opname in zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dagbesteding overnemen zoals door de reclassering voorgesteld. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat het niet de reclassering, maar de behandelaar van de zorginstelling is die bepaalt hoe lang de opname in een zorginstelling noodzakelijk is, overweegt de rechtbank dat ervan uit wordt gegaan dat de reclassering zich in dit kader – zoals gebruikelijk – laat voorlichten en leiden door de betreffende behandelaren en de zorginstelling. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte slechts is gebaat bij behandeling door de [kliniek] en vervolgens [kliniek] , en niet bij behandeling door soortgelijke instellingen, overweegt de rechtbank dat soortgelijke instellingen worden opgenomen in de bijzondere voorwaarden zodat deze kunnen dienen als vangnet op het moment dat er langdurig geen plek zou zijn bij de [kliniek] of bij [kliniek] . Het verweer van de raadsman dat geen sprake is geweest van middelengebruik verwerpt de rechtbank aangezien uit de Pro Justitia rapportage volgt dat de verdachte tot ongeveer één maand voor zijn aanhouding weleens XTC gebruikte. Tot slot zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde die ziet op het vermijden van kinderpornografisch materiaal herformuleren, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2022 (ECLI:NL:HR:2022:338). De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het feit dat de verdachte nog geen passende behandeling heeft ondergaan voor de problematiek waaronder hij dit feit heeft begaan, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Gelet op de ernst van het feit en de daaruit voortvloeiende noodzaak van behandeling van de verdachte, direct aansluitend aan zijn detentie, alsmede het hoge recidiverisico, zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank legt voor het onder 2 bewezenverklaarde feit een jeugddetentie op voor de duur van 186 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht ten aanzien van feit 1, waarbij de rechtbank zich realiseert dat deze jeugddetentie niet in een JJI, maar in een reguliere penitentiaire inrichting heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie gelijk aan het inmiddels door de verdachte ondergane voorarrest. Een nieuwe (jeugd)detentie zou afbreuk doen aan de noodzaak van het zo spoedig mogelijk starten van de klinische behandeling.
7. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (feit 2)
[ouder] heeft zich namens [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft gevorderd dat de kinderalimentatie die iedere maand aan de verdachte wordt betaald, wordt beëindigd.