ECLI:NL:RBDHA:2023:3426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
22/468 en 22/1013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omzettingsvergunning in Leiden met betrekking tot bezwaar van omwonenden

Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een onttrekkingsvergunning die was verleend aan een vergunninghouder voor het verhuren van vier kamers in een pand in Leiden. Eisers, omwonenden van het pand, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening, omdat zij overlast ervaren. In het primaire besluit van 25 mei 2021 werd de vergunning verleend, maar in het bestreden besluit van 2 december 2021 werden de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 22 februari 2023 gezamenlijk behandeld. De rechtbank oordeelde dat de overgangsbepaling in de Tijdelijke Beleidsregel niet van toepassing was, omdat er al op de aanvraag was beslist. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de vergunning kon worden verleend onder toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/468 en SGR 22/1013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2023 in de zaak tussen

[eisers] e.a., uit [woonplaats 1], eisers 1,

en
[eiseres], uit [woonplaats 1], eiseres,
(gemachtigde: mr. E. Erkamp),
(hierna tezamen: eisers)
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: A.M. Suijkerbuijk).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij]uit [woonplaats 2], vergunninghouder.

Procesverloop

In het besluit van 25 mei 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een onttrekkingsvergunning [1] verleend.
In het besluit van 2 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 februari 2023 gezamenlijk op zitting behandeld. Namens eisers 1 is [A] verschenen. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De vergunninghouder is verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft aan de vergunninghouder een onttrekkingsvergunning verleend voor het pand aan de [adres] [nummer] in [plaats] voor het verhuren van vier kamers. Eisers zijn omwonenden en ervaren hierdoor overlast.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergunningverlening voldoet aan de in de Beleidsregels onttrekking en woningvorming 2019 gestelde voorwaarden en heeft de bezwaren daarom ongegrond verklaard. Het bezwaar van mevrouw [B] heeft verweerder vanwege overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
Relevante wet- en regelgeving.
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Wat vinden eisers?
4. Eisers 1 stellen dat [B] maar één dag te laat was met het indienen van het bezwaar en dat verweerder deze termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten.
Eisers betogen dat verweerder in bezwaar de vergunning had moeten intrekken op grond van de Tijdelijke beleidsregel [2] die op 11 oktober 2021 is vastgesteld. Daarin is bepaald dat elke vergunningsaanvraag voor omzetting van zelfstandige woonruimte in drie of meer onzelfstandige woonruimten wordt geweigerd. Eiseres heeft daarbij betoogd dat het in de beleidsregel opgenomen overgangsrecht niet van toepassing is.
Eisers 1 stellen verder dat de vergunningverlening niet voldoet aan de in de Huisvestingsverordening [3] gestelde voorwaarden. Ook komen ze op tegen het quotum voor verkamering in de binnenstad van Leiden en stellen ze dat niet wordt voldaan aan de eis dat er tussen studentenhuizen ten minste twee woonhuizen moeten staan.
Tot slot betogen eisers dat ten onrechte geen verslag is gemaakt van de hoorzitting van de bezwarencommissie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ten aanzien van de ontvankelijkheid in bezwaar.
5. Eisers 1 hebben zich op het standpunt gesteld dat verweerder het bezwaar van [B] ten onrecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat eisers 1 hier geen belang bij hebben. Het stond [B] vrij om zelf beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Zij heeft dit niet gedaan. Ook blijkt uit het beroepschrift niet dat eisers 1 mede namens [B] beroep hebben ingesteld.
Ten aanzien van de Tijdelijke beleidsregel.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaar in het kader van de volledige heroverweging in beginsel moet worden beoordeeld naar het recht zoals dat op het moment van het bestreden besluit geldt. Ten tijde van het bestreden besluit gold de Tijdelijke beleidsregel. In artikel 3 van de Tijdelijke beleidsregel staat dat aanvragen om een omzettingsvergunning of woningvormingsvergunning worden geweigerd. In dit beleid is ook overgangsrecht opgenomen. Tussen partijen is in geschil of de Tijdelijke beleidsregel, gelet op dat overgangsrecht, in deze zaak van toepassing is.
7. In de overgangsbepaling staat dat de Tijdelijke beleidsregel niet van toepassing is op aanvragen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de beleidsregel zijn ingediend en waarop nog niet is beslist. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat op de aanvraag van de vergunninghouder al wel was beslist en dat het overgangsrecht daarom niet van toepassing is. De stelling van verweerder dat alle aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding van de Tijdelijke beleidsregel onder de overgangsbepaling vallen, volgt niet uit de tekst van die bepaling. Daarbij komt dat in de Toelichting bij artikel 3 van de Tijdelijke beleidsregel staat: “De standstill zal ook invloed hebben op lopende bezwaar- en beroepsprocedures. Het college zal betrokkenen en de bezwaar- en beroepsinstanties informeren over de standstill.” Hieruit leidt de rechtbank af dat verweerder heeft beoogd dat het overgangsrecht alleen van toepassing is op aanvragen waarop nog niet in primo is beslist. Het overgangsrecht is in deze zaak dan ook niet van toepassing.
8. In het verweerschrift heeft verweerder subsidiair het standpunt ingenomen dat hij onder toepassing van artikel 4:84 van de Awb [4] van de Tijdelijke beleidsregel had moeten afwijken. Voor zover verweerder voor de daarbij te maken belangenafweging heeft gewezen op de uitspraken van deze rechtbank van 21 december 2022 [5] , wordt overwogen dat in die zaken de woningen legaal zonder vergunning waren omgezet in niet zelfstandige woningen en dat daarna pas een vergunningplicht is ingevoerd. De rechtbank heeft overwogen dat in dat kader de belangen van de eigenaar/verhuurder bij de beoordeling dienen te worden betrokken. Deze situatie doet zich hier echter niet voor. De vergunninghouder heeft ter zitting verklaard dat het pand aan de [adres] [nummer] in 2016 is omgezet voor kamerverhuur. Sinds 2015 geldt er echter een vergunningsplicht. In tegenstelling tot de zaken in de door verweerder genoemde uitspraken kan zonder nader argumentatie in deze zaak niet worden gezegd dat sprake is geweest van een legale vergunningvrije omzetting. Verweerder heeft voor het pand [adres] [nummer] dat standpunt ook niet ingenomen.
9. Verweerder heeft dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom onder toepassing van artikel 4:84 van de Awb de vergunning kan worden verleend. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Hetgeen eisers verder over de vergunningverlening hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking.
Ten aanzien van het verslag van de hoorzitting in bezwaar.
10. In artikel 7:7 van de Awb staat dat van het horen in bezwaar een verslag wordt gemaakt. Dit kan op verschillende wijzen worden vormgegeven. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [6] dat het is toegelaten dat in plaats van een afzonderlijk verslag, uit de beslissing op het bezwaar blijkt wat tijdens de hoorzitting is besproken. Naar het oordeel van de rechtbank wordt daaraan voldaan. In het advies van de bezwaarschriftencommissie, dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, is een afdoende weergave gegeven van hetgeen partijen tijdens de hoorzitting naar voren hebben gebracht.
Conclusie.
11. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar te beslissen, waarbij er overigens rekening mee dient te worden gehouden dat met een nadere motivering de vergunning mogelijk kan worden gehandhaafd.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eisers 1 is niet gebleken. Voor eiseres wordt de vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- zowel aan eisers 1 als aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Huisvestingswet 2014 (zoals die luidde ten tijde van belang)

Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
(…);
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
(…).
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Huisvestingsverordening, onderdeel woonruimtevoorraad Leiden 2021

Artikel 2 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
1.Het is niet toegestaan zonder vergunning van het college:
(…);
c. zelfstandige woonruimten in onzelfstandige woonruimten om te zetten en / of omgezet te houden;
(…).

Tijdelijke beleidsregel woningomzetting en woningvorming Leiden 2021

Artikel 3. Tijdelijke beleidsregel
Aanvragen om een omzettingsvergunning of woningvormingsvergunning worden geweigerd.
Artikel 7. Overgangsrecht
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag om vergunning op grond van de verordening is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop de Beleidsregels onttrekking en woningvorming 2019 toegepast.

Voetnoten

1.Lees: omzettingsvergunning in de zin van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, onderdeel woonruimtevoorraad Leiden 2021.
2.Tijdelijke beleidsregel woningomzetting en woningvorming Leiden 2021.
3.Huisvestingsverordening, onderdeel woonruimtevoorraad Leiden 2021.
4.Algemene wet bestuursrecht.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:679.