Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft aan de vergunninghouder een onttrekkingsvergunning verleend voor het pand aan de [adres] [nummer] in [plaats] voor het verhuren van vier kamers. Eisers zijn omwonenden en ervaren hierdoor overlast.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergunningverlening voldoet aan de in de Beleidsregels onttrekking en woningvorming 2019 gestelde voorwaarden en heeft de bezwaren daarom ongegrond verklaard. Het bezwaar van mevrouw [B] heeft verweerder vanwege overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
Relevante wet- en regelgeving.
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4. Eisers 1 stellen dat [B] maar één dag te laat was met het indienen van het bezwaar en dat verweerder deze termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten.
Eisers betogen dat verweerder in bezwaar de vergunning had moeten intrekken op grond van de Tijdelijke beleidsregeldie op 11 oktober 2021 is vastgesteld. Daarin is bepaald dat elke vergunningsaanvraag voor omzetting van zelfstandige woonruimte in drie of meer onzelfstandige woonruimten wordt geweigerd. Eiseres heeft daarbij betoogd dat het in de beleidsregel opgenomen overgangsrecht niet van toepassing is.
Eisers 1 stellen verder dat de vergunningverlening niet voldoet aan de in de Huisvestingsverordeninggestelde voorwaarden. Ook komen ze op tegen het quotum voor verkamering in de binnenstad van Leiden en stellen ze dat niet wordt voldaan aan de eis dat er tussen studentenhuizen ten minste twee woonhuizen moeten staan.
Tot slot betogen eisers dat ten onrechte geen verslag is gemaakt van de hoorzitting van de bezwarencommissie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ten aanzien van de ontvankelijkheid in bezwaar.
5. Eisers 1 hebben zich op het standpunt gesteld dat verweerder het bezwaar van [B] ten onrecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat eisers 1 hier geen belang bij hebben. Het stond [B] vrij om zelf beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Zij heeft dit niet gedaan. Ook blijkt uit het beroepschrift niet dat eisers 1 mede namens [B] beroep hebben ingesteld.
Ten aanzien van de Tijdelijke beleidsregel.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaar in het kader van de volledige heroverweging in beginsel moet worden beoordeeld naar het recht zoals dat op het moment van het bestreden besluit geldt. Ten tijde van het bestreden besluit gold de Tijdelijke beleidsregel. In artikel 3 van de Tijdelijke beleidsregel staat dat aanvragen om een omzettingsvergunning of woningvormingsvergunning worden geweigerd. In dit beleid is ook overgangsrecht opgenomen. Tussen partijen is in geschil of de Tijdelijke beleidsregel, gelet op dat overgangsrecht, in deze zaak van toepassing is.
7. In de overgangsbepaling staat dat de Tijdelijke beleidsregel niet van toepassing is op aanvragen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de beleidsregel zijn ingediend en waarop nog niet is beslist. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat op de aanvraag van de vergunninghouder al wel was beslist en dat het overgangsrecht daarom niet van toepassing is. De stelling van verweerder dat alle aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding van de Tijdelijke beleidsregel onder de overgangsbepaling vallen, volgt niet uit de tekst van die bepaling. Daarbij komt dat in de Toelichting bij artikel 3 van de Tijdelijke beleidsregel staat: “De standstill zal ook invloed hebben op lopende bezwaar- en beroepsprocedures. Het college zal betrokkenen en de bezwaar- en beroepsinstanties informeren over de standstill.” Hieruit leidt de rechtbank af dat verweerder heeft beoogd dat het overgangsrecht alleen van toepassing is op aanvragen waarop nog niet in primo is beslist. Het overgangsrecht is in deze zaak dan ook niet van toepassing.
8. In het verweerschrift heeft verweerder subsidiair het standpunt ingenomen dat hij onder toepassing van artikel 4:84 van de Awbvan de Tijdelijke beleidsregel had moeten afwijken. Voor zover verweerder voor de daarbij te maken belangenafweging heeft gewezen op de uitspraken van deze rechtbank van 21 december 2022, wordt overwogen dat in die zaken de woningen legaal zonder vergunning waren omgezet in niet zelfstandige woningen en dat daarna pas een vergunningplicht is ingevoerd. De rechtbank heeft overwogen dat in dat kader de belangen van de eigenaar/verhuurder bij de beoordeling dienen te worden betrokken. Deze situatie doet zich hier echter niet voor. De vergunninghouder heeft ter zitting verklaard dat het pand aan de [adres] [nummer] in 2016 is omgezet voor kamerverhuur. Sinds 2015 geldt er echter een vergunningsplicht. In tegenstelling tot de zaken in de door verweerder genoemde uitspraken kan zonder nader argumentatie in deze zaak niet worden gezegd dat sprake is geweest van een legale vergunningvrije omzetting. Verweerder heeft voor het pand [adres] [nummer] dat standpunt ook niet ingenomen.
9. Verweerder heeft dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom onder toepassing van artikel 4:84 van de Awb de vergunning kan worden verleend. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Hetgeen eisers verder over de vergunningverlening hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking.
Ten aanzien van het verslag van de hoorzitting in bezwaar.
10. In artikel 7:7 van de Awb staat dat van het horen in bezwaar een verslag wordt gemaakt. Dit kan op verschillende wijzen worden vormgegeven. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechterdat het is toegelaten dat in plaats van een afzonderlijk verslag, uit de beslissing op het bezwaar blijkt wat tijdens de hoorzitting is besproken. Naar het oordeel van de rechtbank wordt daaraan voldaan. In het advies van de bezwaarschriftencommissie, dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, is een afdoende weergave gegeven van hetgeen partijen tijdens de hoorzitting naar voren hebben gebracht.
11. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar te beslissen, waarbij er overigens rekening mee dient te worden gehouden dat met een nadere motivering de vergunning mogelijk kan worden gehandhaafd.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eisers 1 is niet gebleken. Voor eiseres wordt de vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.