ECLI:NL:RBDHA:2023:3160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
NL23.958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 januari 2023, maar werd op 16 januari 2023 opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft op 23 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat er vanaf het moment van inbewaringstelling geen zicht was op een overdracht aan Italië, zoals oorspronkelijk bedoeld onder de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat verweerder niet kon onderbouwen dat er in februari 2023 wel zicht op overdracht was. Eiser heeft aangevoerd dat de Italiaanse autoriteiten alle Dublinoverdrachten voor januari hebben opgeschort en dat er geen zicht was op overdracht naar Italië. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 630,- aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en heeft tevens de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.958
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. van der Woude),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 16 januari 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Eiser voert aan dat er geen zicht op overdracht naar Italië bestond. Eiser verwijst naar de circular letter van 5 december 2022 waarin de Italiaanse autoriteiten hebben gevraagd om opschorting van Dublinoverdrachten. Op 4 januari 2023 hebben de Italiaanse autoriteiten laten weten dat alle Dublinoverdrachten voor januari worden opgeschort en dat in februari de overdrachten weer kunnen worden ingepland, hopende dat de situatie in de tussentijd zal verbeteren.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de opschorting van de overdrachten aan Italië een tijdelijk beletsel is. In het geval van eiser was er wel zicht op overdracht, maar is de bewaring opgeheven in het kader van een belangenafweging. De maatregel van bewaring was daarom niet onrechtmatig.
4. Naar het oordeel van de rechtbank was er vanaf het moment van inbewaringstelling van eiser geen zicht op overdracht aan Italië. Verweerder kon in januari niet overdragen aan Italië en heeft niet onderbouwd dat dit in februari anders zou zijn. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank, deze zittingsplaats, van 13 januari 20231. Voor zover de brief van 4 januari 2023 al de mogelijkheid bood om de voor januari geplande overdrachten van Dublinclaimanten te verplaatsen naar februari, merkt de rechtbank op dat de overdracht van eiser niet tot deze overdrachten kon worden gerekend, omdat, zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, voor de overdracht van eiser nog een nieuw overnameverzoek aan Italië nodig was.
5. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring was vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig.
De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 6 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1 x € 130,- (verblijf politiecel) en 5 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 630,-.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 630,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.