ECLI:NL:RBDHA:2023:3139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
SGR 20/7625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom in verband met overmatige schaduwoverlast

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023, in de zaak SGR 20/7625, wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van een boom behandeld. De rechtbank oordeelt dat de gemeente Zoetermeer de vergunning terecht heeft verleend, omdat er sprake is van een verwijderingsbelang door overmatige schaduwoverlast. De eisers, bewoners van een nabijgelegen appartement, stelden dat de schaduwoverlast niet ernstig genoeg was om de kap van de boom te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt echter dat de gemeente de Solar Pathfinder als hulpmiddel heeft mogen gebruiken om de bezonning te meten en dat de resultaten hiervan een indicatie gaven voor overmatige schaduwoverlast. De rechtbank concludeert dat de belangen van de bewoonster die om de kap had verzocht, zwaarder wegen dan de belangen van de andere omwonenden. De rechtbank wijst erop dat de gemeente bij de belangenafweging rekening heeft gehouden met de waarde van de boom en het groene beeld van de omgeving, maar dat de ervaren overlast in dit geval prevaleert. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en bevestigt de verleende omgevingsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], uit [woonplaats], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (verweerder)

(gemachtigde: R.W.A. Heerings).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het in bezwaar gehandhaafde besluit van 14 januari 2020 waarmee aan de gemeente Zoetermeer een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van één boom op het perceel tegenover [adres 1] [nummer 1] te [plaats].
Met het bestreden besluit van 26 oktober 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten.
Bij uitspraak van 21 februari 2021 [1] heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bestreden besluit I geschorst.
Met het besluit van 19 augustus 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder de motivering van bestreden besluit I aangevuld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van verweerder. Voor verweerder was voorts aanwezig A.M. Kroon.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Bij brief van 6 september 2022 heeft verweerder een nader stuk ingediend. Bij brief van 10 oktober 2022 hebben eisers daarop gereageerd. Bij brief van 3 november 2022 heeft verweerder op de brief van eisers van 10 oktober 2022 gereageerd, waarna eisers daarop bij brief van 4 december 2022 hebben gereageerd.
Nu geen van de partijen opnieuw op een zitting wenste te worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De bewoonster van het appartement aan de [adres 2] [nummer 2] te [plaats] ervaart schaduwoverlast op haar terras en beperking van daglichttoetreding in haar woning door bomen aan de zuidzijde van het appartementencomplex aan de [adres 1]. Op die plek staan vijf bomen die in eigendom zijn van de gemeente Zoetermeer. Deze bewoonster heeft de gemeente verzocht de bomen te snoeien en als dat niet mogelijk is deze te verwijderen en te vervangen door kleinere bomen. Dit verzoek is voorgelegd aan de externe Adviescommissie Bomen (EAB). Volgens de EAB verkeren de bomen in een normale conditie en hebben zij een levensverwachting van meer dan 15 jaar. De bomen zijn circa 15 meter hoog en 12 meter breed en zullen de komende jaren groter worden. Uit het advies volgt niet dat de bomen een bijzondere waarde vertegenwoordigen, anders dan dat zij zorgen voor een groene sfeer in een vrij stenige buurt. Op 2 april 2019 heeft de EAB geadviseerd één boom, te weten de middelste van de vijf, te verwijderen omdat daarmee een aanzienlijk deel van de ervaren schaduwoverlast kan worden weggenomen.
2. Op 9 december 2019 heeft de gemeente een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend bij verweerder voor het vellen van de desbetreffende boom.
3. In het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Daarbij heeft verweerder de belangenafweging en het advies van de EAB overgenomen. Aan de verleende omgevingsvergunning heeft verweerder de voorwaarde verbonden dat één boom in de nabijheid elders in Zoetermeer moet worden herplant binnen één jaar na het kappen van de boom.
4. In bestreden besluit I heeft verweerder het primaire besluit, conform het advies van de Commissie Bezwaarschriften van 26 oktober 2020, gehandhaafd. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder bestreden besluit II genomen. Daarin heeft verweerder de motivering van bestreden besluit I aangevuld. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep van rechtswege mede gericht tegen bestreden besluit II.
5. Aan bestreden besluit I, zoals aangevuld bij bestreden besluit II, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de ervaren overmatige schaduwoverlast een verwijderingsbelang oplevert en dat er geen zwaarder wegende belangen zijn die zich tegen het vellen van de boom verzetten. Onder verwijzing naar het advies van de EAB heeft verweerder overwogen dat op basis van gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna en bij een inspectie door de beheerder in de houtopstand geen recente beschermde natuurwaarde is aangetroffen. Verder is overwogen dat een verwijderingsbelang op grond van het Bomenbeleid 2020-2024 (het bomenbeleid) onder andere aanwezig is indien sprake is van overmatige, langdurige schaduwoverlast die aantoonbaar is door analyses. Met behulp van de zogenoemde Solar Pathfinder (SPF) is berekend dat er 37% van de tijd bezonning mogelijk is op het perceel van de bewoonster van [adres 2] [nummer 2]. Op grond van het bomenbeleid is dit een indicatie voor overmatige schaduwoverlast. Verweerder heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van de omwonenden, de waarde en het belang van de boom en het belang bij behoud van het groene beeld van de omgeving. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat het belang van de bewoonster bij de afname van overmatige schaduwhinder in redelijkheid zwaarder weegt dan de belangen die gediend worden met het behoud van de boom.
6. Ter zitting is gebleken dat bestreden besluit II niet aan eisers bekend was gemaakt. Eerst ter zitting zijn eisers bekend geworden met dit besluit. Verder hebben eisers ter zitting naar voren gebracht dat de bewoonster van de [adres 2] 11 inmiddels zou zijn verhuisd, zodat er geen belang meer bestaat bij het vellen van de boom. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om na te gaan of de bewoonster die heeft verzocht om de kap van de boom, nog woont aan de [adres 2] [nummer 2]. Eisers is de gelegenheid geboden schriftelijk te reageren op bestreden besluit II.
7. Bij brief van 6 september 2022 heeft verweerder te kennen gegeven dat niet de bewoonster van [adres 2] [nummer 2], maar die van [adres 2] [nummer 3] is verhuisd. In hun reactie van 10 oktober 2022 hebben eisers laten weten dat zij niet langer stellen dat de bewoonster van [adres 2] [nummer 2] is verhuisd. In die brief hebben zij daarnaast gereageerd op bestreden besluit I.
8. Eisers bestrijden dat sprake is van ernstige schaduwoverlast. Zij stellen, kort samengevat, dat de SPF een onbruikbaar instrument is om met enige nauwkeurigheid de bezonning op een perceel te bepalen. Eisers stellen verder dat verweerder de betrokken belangen niet goed heeft afgewogen en dat de verleende vergunning voor ongewenste precedentwerking zorgt.
9. De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
10. Niet in geschil is dat voor het kappen van de boom een omgevingsvergunning is vereist.
11. Uit artikel 4:10, derde lid, aanhef en onder b van de Algemene plaatselijke verordening (APV) volgt dat de omgevingsvergunning kan worden geweigerd op grond van het onvoldoende aannemelijk maken van een verwijderingsbelang.
12. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2020 het “Bomenbeleid Zoetermeer” vastgesteld, dat op 6 augustus 2020 in werking is getreden. Aangezien de bestreden besluiten na 6 augustus 2020 zijn genomen, heeft verweerder terecht aan dat beleid getoetst.
12.1.
Algemeen uitgangspunt in dit beleid is dat vergunningplichtige bomen niet worden verwijderd, zonder dat daarvoor een reden (verwijderingsbelang) wordt aangegeven. In paragraaf 7.2 van het bomenbeleid wordt toegelicht dat het belang voor het verwijderen van een boom kan worden onderverdeeld in twee categorieën:
1. Gevaarlijke situaties, veiligheid en sterk afnemende kwaliteit/conditie;
2. Zwaarwegend (maatschappelijk) belang.
12.2.
De categorie “zwaarwegend (maatschappelijk) belang” kan blijkens paragraaf 7.2.2 van het bomenbeleid verder onderverdeeld worden in:
a. Ontwikkeling, reconstructies en/of herinrichting;
b. Overlast.
12.3.
Van een verwijderingsbelang bij overlast is volgens het bomenbeleid onder meer sprake in geval van overmatige, langdurige schaduwoverlast aantoonbaar door analyses. [2]
12.4.
Ten aanzien van dit verwijderingsbelang, is in bijlage 2 bij het bomenbeleid verduidelijkt dat een indicatie voor overmatige schaduwoverlast bestaat als er gemiddeld gemeten over het gehele jaar, minder dan ca. 40% van de tijd (tussen zonsopgang en zonsondergang) bezonning mogelijk is. In bijlage 2D bij het bomenbeleid is uiteengezet dat, aanvullend aan een beoordeling van de situatie ter plekke door de EAB, een meting wordt gedaan met de SPF op de plek in de tuin die het meest gunstig ligt voor bezonning. In bijlage 2 bij het bomenbeleid is in de tabel onder het kopje “oplossingen” vermeld dat indien er sprake is van enige mate van schaduwoverlast (tussen circa 40% en circa 60% bezonning mogelijk) de boom maatschappelijk gewenst gesnoeid kan worden in overleg met een deskundige. Daarbij is tevens toegelicht dat de natuurlijke vorm van de boom behouden moet blijven en dat de boom dus niet wordt getopt of gekandelaberd. Vervolgens is in de tabel onder “verwijderingsbelang” opgenomen dat enige mate van schaduwoverlast voor de gemeente geen verwijderingsbelang is, maar dat aantoonbare hinder door overmatige en langdurige schaduwoverlast zonder dat behoud van de boom mogelijk is met alternatieve en/of boomkundige oplossingen, voor de gemeente een verwijderingsbelang is.
12.5.
In paragraaf 6.2 van het bomenbeleid, getiteld “Belangenafweging wijk- en buurtgroen”, staat dat bij de bomen in wijk- en buurtgroen, de buurtbewoner een grotere beïnvloedingsruimte heeft en er een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt tussen de belangen van de omwonende (omgeving), waarde/belang van de boom en behoud van het groene beeld. Hierbij wordt als eerste gekeken naar de levensverwachting van de boom, de mate van overlast, of deze bij één of meerdere omwonenden speelt, er geen adequate oplossingen zijn om de overmatige overlast te verminderen en de waardering en draagvlak vanuit de omgeving.
Gebruik SPF
13. Eisers bestrijden dat sprake is van ernstige schaduwoverlast. Zij stellen dat de uitgevoerde meting met de SPF onbetrouwbaar is. De SPF is volgens eisers geen gevalideerd meetinstrument en bevat zeker tien foutbronnen, onder meer omdat gebruik wordt gemaakt van onjuiste uitgangspunten met betrekking tot zonuren en breedtegraden, geen rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat kale bomen in de wintermaanden minder zonlicht blokkeren en het gebruik van de SPF om diverse handmatige handelingen vraagt die grote gevolgen kunnen hebben voor de uitkomst van de berekening. Deze foutbronnen versterken elkaar en moeten bij elkaar worden opgeteld. Het is daarom volgens eisers reëel om van een foutmarge van 20% uit te gaan. Volgens eisers heeft verweerder voor het bepalen van de mate van schaduwoverlast daarom niet op de meetresultaten van de SPF kunnen afgaan.
13.1.
In bestreden besluit II en de nadere reactie van 3 november 2022 heeft verweerder toegelicht hoe de SPF werkt. De SPF is een meetinstrument waarmee het aantal uren zon per maand/jaar op een bepaalde locatie bepaald kan worden. De SPF bestaat uit drie componenten: een zonnepadkaart, een kompas en een spiegelkoepel. Het gecombineerde beeld van de reflectie in de spiegel met daaronder de zonnepadkaart maakt zichtbaar welk object, in welke maand van het jaar, en gedurende welke uren, schaduw op de locatie werpt waar de meting wordt uitgevoerd. De menselijke handeling die bij de meting komt kijken bestaat uit het correct opstellen van de SPF en het opstellen van het kompas in de spiegelkoepel. Zodra de SPF op de juiste locatie staat, wordt een foto gemaakt van bovenaf. Deze foto wordt vervolgens ingelezen in de software van de SPF. Zodra de foto is ingelezen in de software, worden bepaalde gegevens handmatig ingevoerd, zoals de hoeveelheid bladval en het arceren van de objecten waar de bladval op ziet. De tijdsperiode en de hoeveelheid bladeren die de boom verliest (in percentages) wordt door een dendroloog ingevuld. Tevens wordt in deze fase het voorwerp/object weggehaald uit de situatie om het effect op de hoeveelheid schaduw te kunnen meten. Het weerstation dat wordt gebruikt en waar de software zijn data vandaan haalt, is het weerstation in Amsterdam. Dit is het dichtstbijzijnde weerstation in Nederland en qua zonnestand nagenoeg gelijkwaardig aan Zoetermeer. Op grond hiervan wordt een zonnepercentage per maand over het gehele jaar berekend met hierbij ook een gemiddelde van alle maanden tezamen.
13.2.
Vast staat dat de meting met de SPF is gedaan op het balkon van het appartement van de [adres 2] [nummer 2]. Niet in geschil is dat dit de plek is die het meest gunstig ligt voor bezonning.
13.3.
De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder de SPF niet als hulpmiddel heeft mogen gebruiken voor het bepalen van het bezonningspercentage. De rechtbank overweegt dat eisers de betrouwbaarheid van de SPF weliswaar ter discussie hebben gesteld, maar dat de kanttekeningen die zij bij de betrouwbaarheid van dit meetinstrument hebben geplaatst alleen hebben gebaseerd op eigen redeneringen en veronderstellingen. Eisers hebben geen rapport van een deskundige derde overgelegd dat steun biedt aan de door hen gemaakte kanttekeningen. Aan de door eisers gestelde foutmarge kan daarom niet het gewicht worden toegekend dat zij daaraan toegekend willen zien. Daarbij komt dat verweerder weliswaar erkent dat een foutmarge van één of twee procent niet is uit te sluiten, maar dat ook indien het bezonningspercentage op 40% of iets daarboven zou uitkomen dat niet betekent dat verweerder de omgevingsvergunning reeds daarom had moeten weigeren. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewoordingen van het bomenbeleid afdoende blijkt dat niet beoogd is om hierin een harde cijfermatige grens te stellen om te bepalen of sprake is van overmatige schaduwhinder. Volgens het bomenbeleid levert een bezonningspercentage van minder dan circa 40%, gemiddeld en gemeten over het hele jaar, een indicatie voor overmatige schaduwoverlast op. Dat betekent dat de uitkomst van de metingen met de SPF niet doorslaggevend zijn, maar hooguit de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake is van een indicatie voor overmatige schaduwoverlast. Verweerder dient vervolgens aan de hand van de feitelijke situatie ter plaatse en na afweging van de betrokken belangen te beoordelen welke gevolgen daaraan verbonden moeten worden. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij het beoordelen van de vraag of sprake is van een verwijderingsbelang als gevolg van overmatige schaduwoverlast de SPF als hulpmiddel kunnen inzetten.
13.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder op basis van de meetresultaten van de SPF mogen aannemen dat er een indicatie voor overmatige schaduwoverlast bestond. Het betoog slaagt niet.
Belangenafweging
14. Eisers zijn het niet eens met de door verweerder verrichte belangenafweging. Volgens eisers had verweerder de schaduwoverlast kunnen wegnemen door het kandelaberen van de boom. Ten onrechte heeft verweerder niet voor deze beheermaatregel gekozen, zeker nu deze elders in Zoetermeer wel is toegepast. Eisers stellen verder dat door de kap van de boom een gat ontstaat in de bomenrij waarvan de boom deel uitmaakt, waardoor het groene beeld wordt aangetast. Daarnaast betogen eisers dat de bewoners van het appartementencomplex voor het verkrijgen van zonlicht niet uitsluitend afhankelijk zijn van de terraszijde/balkonzijde. Aan de noordzijde hebben de appartementen een raam waardoor direct licht kan intreden. Eisers betwisten ten slotte dat de belangen van derden voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. Ten onrechte prevaleren de belangen van één bewoner boven die van de overige omwonenden, aldus eisers.
14.1.
Uit de bestreden besluiten blijkt dat verweerder het kandelaberen van de boom geen gewenste optie vindt, omdat deze beheermaatregel gepaard gaat met hoge en regelmatig terugkerende onderhoudskosten. Ook gaat daarmee de natuurlijke groeivorm van de boom verloren. Dit standpunt van verweerder vindt steun in het advies van de EAB. Gelet op deze omstandigheden, die door eisers niet gemotiveerd zijn betwist, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen afzien van het toepassen van deze beheermaatregel. De enkele omstandigheid dat verweerder elders in Zoetermeer wel gekozen heeft voor het kandelaberen van bomen, maakt dat niet anders. Niet gebleken is dat sprake is van gelijke gevallen.
14.2.
Ten aanzien van het groene beeld heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de boom deel uitmaakt een bomenrij met minder regelmaat, waarbij de afstanden tussen de bomen variëren tot wel 20 meter of meer. Gelet hierop heeft verweerder bij zijn belangenafweging naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking mogen nemen dat het verwijderen van de middelste boom, ook al ontstaat daardoor een gat, de continuïteit van de bomenrij niet overmatig schaadt. Bij zijn belangenafweging heeft verweerder voorts mogen betrekken dat de appartementen aan de [adres 2] zijn georiënteerd op het zuiden en voor het verkrijgen van zonlicht hoofdzakelijk afhankelijk zijn van de terraszijde/balkonzijde. Volgens verweerder bevinden zich aan de noordzijde van het appartementencomplex weliswaar meerdere ramen, waarvan ook één nabij het appartement aan de [adres 2] [nummer 2], maar deze bieden geen directe lichtinval in de keuken, omdat er nog een hal tussen deze ramen en de voordeuren van de bewoners zit. Ook al zou het buitenraam zich direct tegenover de keuken bevinden, zoals eisers betogen, dan laat dat onverlet dat dit raam slechts leidt tot een beperkte daglichttoetreding in de keuken. Verweerder heeft voorts mogen meewegen dat het appartement aan de [adres 2] 11 niet beschikt over een andere buitenruimte dan het terras aan de zuidzijde, waar zich de boom bevindt. Anders dan eisers stellen, heeft verweerder ten slotte wel degelijk rekening gehouden met de belangen van omwonenden. In zijn belangenafweging heeft verweerder betrokken dat omwonenden graag zien dat de boom behouden blijft. Juist vanwege de belangen van omwonenden heeft verweerder ervoor gekozen de overige vier bomen van de bomenrij waarop het verzoek van de bewoonster zag te behouden, ondanks dat met het kappen van een tweede boom nog veel meer schaduwoverlast zou kunnen worden weggenomen.
Precedentwerking
15. Eisers stellen dat de verleende omgevingsvergunning voor precedentwerking zorgt. De redenen die zijn aangevoerd voor het kappen van de boom zijn volgens hen van toepassing op alle bomen in de [adres 1].
15.1
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog. De verleende omgevingsvergunning geeft geen vrijbrief voor het kappen van andere bomen aan de [adres 1]. Een eventuele aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het kappen van een andere boom aan de [adres 1] zal op haar eigen merites moeten worden beoordeeld. Verweerder zal in dat geval de situatie ter plaatse opnieuw moeten beoordelen en een nieuwe belangenafweging moeten maken. Het betoog faalt.
Conclusie
16. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de ervaren overmatige schaduwoverlast zwaarder weegt dan de belangen die zich tegen het kappen van de boom verzetten, zodat sprake is van een verwijderingsbelang als bedoeld in artikel 4:10, derde lid, aanhef en onder b, van de APV. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom daarom mogen verlenen.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving

Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Op grond van artikel 4:10, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening, zoals deze gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen die vermeld staan op het door het college vastgestelde overzicht monumentale en herdenkingsbomen Zoetermeer, en/of staan in door het college aangewezen beschermde stadsgezichten, alsmede houtopstanden die eigendom zijn van de gemeente.
Op grond van het derde lid kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
de strijdigheid met de Wet natuurbescherming of andere regelgeving inzake natuurbescherming,
het onvoldoende aannemelijk maken van een verwijderingsbelang.

Voetnoten

2.Zie bladzijde 27 van het bomenbeleid, paragraaf 7.2.2. onder b.