ECLI:NL:RBDHA:2023:313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
21/4474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor huishoudelijke hulp aan inwonende meerderjarige dochter

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor huishoudelijke hulp, die eerder aan haar was toegekend. Het college had deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres met de hulp van haar echtgenoot en inwonende meerderjarige dochter in staat was om een gestructureerd huishouden te voeren.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat de beperkingen van eiseres in haar zelfredzaamheid konden worden verminderd met gebruikelijke hulp. Eiseres had eerder een maatwerkvoorziening ontvangen, maar de rechtbank benadrukte dat deze eindig was en dat eiseres niet kon verwachten dat deze automatisch verlengd zou worden. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om aan te tonen dat de gebruikelijke hulp niet voldeed aan haar behoeften.

De rechtbank merkte op dat de besluitvorming van het college niet in strijd was met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. van der Heide-Boertien),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Procesverloop

In het besluit van 17 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 26 mei 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
In het besluit van 11 juni 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder onvolkomenheden in de tekst van het bestreden besluit I weggenomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerders gemachtigde is niet verschenen.

Overwegingen

1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
2. Eiseres had tot eind 2020 een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 in de vorm van (een persoonsgebonden budget voor) huishoudelijke hulp. Zij heeft verweerder verzocht die huishoudelijke hulp te verlengen. Verweerder heeft dit geweigerd, omdat eiseres volgens hem in staat is met hulp van haar echtgenoot en inwonende, meerderjarige dochter een gestructureerd huishouden te voeren. Eiseres is het hier niet mee eens. Volgens haar is zij noch op eigen kracht noch met hulp van haar echtgenoot en inwonende dochter in staat tot het voeren van een gestructureerd huishouden.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestreden besluit I onvolkomenheden bevatte. Zo misten er stukken tekst, werden onjuist data genoemd en werd naar niet-relevante wet- en regelgeving verwezen. In het bestreden besluit II zijn deze onvolkomenheden weggenomen. De onderbouwing, conclusie en het rechtsgevolg van beide besluiten zijn wel gelijk. De rechtbank merkt het bestreden besluit II aan als een wijzigingsbesluit, waardoor het beroep van eiseres van rechtswege ook betrekking heeft op dat besluit. [1]
5. Voor zover voor deze zaak van belang ziet de Wmo 2015 op het ondersteunen van de zelfredzaamheid van personen met een beperking zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. Zelfredzaamheid is het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. [2] Als iemand beperkingen ondervindt in de zelfredzaamheid die hij naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, of op andere wijze zoals bedoeld in de Wmo 2015 kan verminderen of wegnemen, dan beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van die beperking. [3]
6. Volgens de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de beperkingen die eiseres ondervindt in haar zelfredzaamheid verminderd of weggenomen kunnen worden met gebruikelijke hulp. Zij licht dit als volgt toe.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanwege haar beperkingen is aangewezen op hulp bij het huishouden. Het gaat met name om hulp bij de zwaardere huishoudelijke taken. Daarom heeft zij een aanvraag gedaan voor de verlenging van de huishoudelijke hulp die haar eerder is toegekend. Verweerder heeft ter beoordeling van die aanvraag (in verband met de coronacrisis) in plaats van een huisbezoek telefonisch inlichtingen ingewonnen over de woon- en leefsituatie, en vastgesteld dat eiseres samenwoont met haar echtgenoot en meerderjarige dochter. Zij kookt zelf. Haar echtgenoot kampt met longproblemen, maar helpt volgens eiseres wel met koken en het doen van boodschappen. Haar inwonende dochter studeert aan de universiteit, helpt mee met koken en houdt haar eigen kamer schoon. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres toegelicht dat haar echtgenoot de vaatwasser uitruimt en dat haar inwonende dochter soms ook het huis stofzuigt.
8. Verweerder heeft zich op basis hiervan terecht op het standpunt gesteld dat de beperkingen die eiseres ondervindt in haar zelfredzaamheid verminderd of weggenomen kunnen worden met gebruikelijke hulp. Lichtere huishoudelijke taken, zoals koken, boodschappen doen en de vaatwasser in- en uitruimen, worden gedaan door eiseres en haar echtgenoot. Van de inwonende dochter mag worden gevergd dat zij (de overige) huishoudelijke werkzaamheden verricht. Deze hulp mag naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid verwacht worden van haar. Het gaat namelijk om gewone huishoudelijke taken zoals stofzuigen, de was doen of schoonmaken, niet om specialistische hulp. Dit valt onder de gebruikelijke hulp waarmee de beperkingen die eiseres ondervindt in de zelfredzaamheid worden verminderd of weggenomen. De door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden maken dat niet anders. Dat de inwonende dochter een voltijdstudie farmacie doet aan de universiteit en dat het haar ontbreekt aan tijd, is daarvoor op zichzelf bezien onvoldoende. [4] Hetzelfde geldt voor het dieet dat de inwonende dochter volgt in verband met de medische aandoening coeliakie. Niet aannemelijk is gemaakt dat de extra inspanning die de inwonende dochter daardoor moet leveren op het gebied van koken zodanig is dat die inspanning in redelijkheid niet van haar mag worden verwacht, en daarom de gebruikelijke hulp overstijgt.
9. Anders dan eiseres betoogt hoefde verweerder niet nader te onderzoeken of de echtgenoot en inwonende dochter wel in staat zijn om huishoudelijke taken uit te voeren. Verweerder heeft de besluitvorming namelijk gebaseerd op de toelichting die eiseres zelf heeft gegeven tijdens het vorenbedoelde telefoongesprek en de hoorzitting in bezwaar, zoals weergegeven in overweging 7 van deze uitspraak. Gelet daarop bestond voor verweerder geen aanleiding om te twijfelen aan het vermogen van de echtgenoot en dochter om (extra) huishoudelijke taken uit te voeren.
10. Het bestreden besluit is niet in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De daarop betrekking hebbende beroepsgronden van eiseres slagen dus niet.
11. Dat aan eiseres eerder een maatwerkvoorziening gericht op het voeren van een huishouden is toegekend, maakt bovenstaande niet anders. Eiseres heeft over de omvang van de in 2017 toegekende maatwerkvoorziening geprocedeerd, wat heeft geleid tot een schikking in 2019. Op basis van die schikking heeft verweerder voor de periode van
1 juli 2018 tot en met 31 december 2020 een maatwerkvoorziening voor het voeren van een huishouding toegekend. Gelet hierop wist eiseres op voorhand dat de toegekende maatwerkvoorziening eindig was. Alleen al daarom kan zij aan de eerdere toekenning niet de zekerheid en het vertrouwen ontlenen dat de maatwerkvoorziening verlengd zou worden. Ook het beroep op het rechtszekerheids- dan wel het vertrouwensbeginsel slaagt dus niet.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Kraan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19, eerste lid
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
- maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
(…)
- zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 2.3.5, derde lid
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.
2.Voor de definities verwijst de rechtbank naar artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.
3.Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.
4.CRvB 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1114, r.o. 6.3. Zie ook CRvB 16 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2303, r.o. 4.1.