ECLI:NL:RBDHA:2023:3094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser uit Gambia wegens onvoldoende bewijs van reëel risico op ernstige schade

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die stelt afkomstig te zijn uit Gambia en geboren op [geboortedatum] 1988. Eiser heeft op 12 januari 2020 voor het eerst een asielvergunning aangevraagd in Nederland, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat hij in Italië asiel moest aanvragen. Na een vertraging in de overdracht aan Italië, diende eiser op 16 september 2020 een nieuwe asielaanvraag in Nederland in. Op 16 januari 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep aangetekend, waarbij hij verschillende argumenten heeft aangedragen.

De rechtbank heeft de zaak op 22 februari 2023 behandeld. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.A. Scholtmeijer, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.H.F. Pols. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft geen documenten of verklaringen overgelegd die zijn claims ondersteunen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser niet in bewijsnood verkeert en niet heeft aangetoond dat hij heeft geprobeerd om relevante documenten te verkrijgen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits, en is bekendgemaakt op 23 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1888
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Inleiding en procesverloop

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers asielaanvraag.
Eiser stelt dat hij uit Gambia komt en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1988.
Eiser heeft voor het eerst een asielvergunning aangevraagd in Nederland op 12 januari 2020. Die aanvraag is niet in behandeling genomen omdat eiser in Italië asiel moest aanvragen en niet in Nederland.1 Omdat eiser niet op tijd kon worden overgedragen aan Italië mocht hij in Nederland een (nieuwe) asielvergunning aanvragen. Dit heeft hij gedaan op 16 september 2020.
Op 16 januari 2023 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Eiser is het hier niet mee eens en heeft verschillende argumenten (beroepsgronden) gegeven waarom de beslissing van verweerder volgens hem niet klopt.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
1 Op grond van de Dublinverordening.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser zegt dat hij niet terug kan naar Gambia, omdat het daar niet veilig is voor hem. In Gambia werkte eiser in de winkel van een man die cement verkocht. Hij werkte daar samen met de vrouw van zijn baas. Eiser heeft in 2014 problemen gekregen met de Gambiaanse politie, omdat zijn baas geen belasting had betaald voor een lading cement uit Senegal. Eiser is samen met de vrouw van zijn baas en de chauffeur van de cementwagen door de politie meegenomen en twee dagen vastgehouden op het politiebureau. Van de politie moesten ze daar blijven totdat eisers baas zou komen om de belasting te betalen. Toen de vrouw van zijn baas duizelig werd, heeft de politie haar naar het ziekenhuis gebracht. Eiser mocht mee om haar te helpen. Een paar dagen later heeft de politie de vrouw van eisers baas naar huis gebracht. Eiser mocht weer bij haar blijven om te helpen. Eiser moest zijn ID-kaart inleveren bij de politie en hij heeft een meldplicht gekregen, maar daar heeft hij zich niet aan gehouden. Hij is namelijk op advies van zijn baas dezelfde nacht nog naar Senegal vertrokken, samen met de vrouw van zijn baas. Als eiser terug gaat naar Gambia zal de politie hem oppakken en dan loopt hij het risico dat hij nooit meer wordt vrijgelaten, dat hij wordt gemarteld en/of dat hij wordt gedood.
3. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers asielaanvraag mocht afwijzen. Verweerder heeft mogen beslissen dat eiser niet met documenten en/of zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade.
4. Verweerder heeft er daarbij op mogen wijzen dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat eiser zelf ergens van werd verdacht of is beschuldigd, maar dat hij alleen is meegenomen naar het politiebureau zodat zijn baas de belasting over de lading cement zou komen betalen.2 Eiser heeft bovendien verklaard dat de politie sowieso niet zo in hem geïnteresseerd was.3 Verweerder heeft ook bij zijn beslissing mogen betrekken dat de politie eiser heeft laten gaan met alleen een meldplicht. Dat eiser niet uitsluit dat hij óók verdacht wordt door de politie, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verweerder heeft tot de conclusie mogen komen dat onaannemelijk is dat eiser, als hij terug zou gaan naar Gambia, zal worden opgepakt omdat zijn baas de belasting over de lading cement niet heeft betaald.
5. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder het onaannemelijk mag vinden dat eiser in Gambia zal worden opgepakt door de politie, omdat hij zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser heeft verklaard dat hij alleen maar dénkt dat de overheid naar hem op zoek is, maar dat hij dat niet zeker weet.4 Eiser heeft ook geen concrete informatie overgelegd, waaruit naar voren is gekomen dat hij
2 Pagina 7 en 8 van het nader gehoor.
3 Pagina 12 van het nader gehoor.
4 Pagina 11 van het nader gehoor.
als voortvluchtige geregistreerd staat. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat onduidelijk is waarop eiser dit vermoeden baseert en dat alleen het feit dat eiser een meldplicht had en/of zich niet daaraan heeft gehouden, daarvoor niet genoeg is. Verder heeft verweerder erop mogen wijzen dat eiser in 2014 al uit Gambia is vertrokken en dat niet is gebleken dat eiser of zijn familie en vrienden, die nog in Gambia wonen, ooit nog iets van de Gambiaanse politie hebben gehoord. Dat eiser vermoedt dat de politie niet meer van zich heeft laten horen omdat de politie hoopt dat eiser dan denkt dat de zaak is overgewaaid en dat hij terug zal komen naar Gambia, heeft bij verweerder niet tot een andere afweging hoeven leiden. Ook dat baseert eiser alleen op vermoedens, maar kan hij niet concreet maken.
6. Eiser heeft ten slotte gesteld dat hij in bewijsnood verkeert omdat hij geen documenten kán laten zien die zijn asielrelaas ondersteunen; hij kan moeilijk bij de Gambiaanse politie gaan vragen om bewijs dat hij gezocht wordt. De rechtbank overweegt dat iemand pas in bewijsnood verkeert als die persoon zijn best heeft gedaan om bepaalde documenten te krijgen en kan aantonen dat dit niet is gelukt.5 De rechtbank oordeelt dat verweerder heeft mogen beslissen dat eiser niet in bewijsnood verkeert omdat hij niet heeft geprobeerd om aan documenten te komen. Verweerder heeft er daarbij op mogen wijzen dat eiser heeft verklaard dat hij niet bij zijn familie heeft nagevraagd of hij door de Gambiaanse politie wordt gezocht6 en dat eiser ook niet heeft laten zien dat hij heeft geprobeerd om aan documenten te komen (bijvoorbeeld via zijn familie of zijn oude baas) en dat dit niet is gelukt.
7. Gelet op dit alles, oordeelt de rechtbank dat de aanvraag terecht ongegrond is verklaard.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
5 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2474 en 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2438.
6 Pagina 11 en 12 van het nader gehoor.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
23 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.