Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Cubaanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R. Hopman, waarin hem op 29 januari 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een opeenstapeling van gebreken in de procedure rondom de inbewaringstelling van de eiser. Hoewel de rechtbank enkele gebreken heeft erkend, concludeerde zij dat deze gebreken niet direct leidden tot de onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft de belangenafweging gemaakt en oordeelde dat de belangen van de verweerder zwaarder wogen, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de eiser niet meewerkte aan zijn overdracht naar Duitsland en geen vaste woon- of verblijfplaats had in Nederland.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Wel heeft de rechtbank de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2023 en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.