ECLI:NL:RBDHA:2023:3013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige nationaliteit en geboorteplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten, heeft zijn aanvraag ingediend na eerder een aanvraag in Italië te hebben gedaan, waar hij de Ghanese nationaliteit had opgegeven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde nationaliteit en geboorteplaats niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft op 21 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank concludeert dat eiser zijn nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn nationaliteit en geboorteplaats, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De staatssecretaris heeft de overgelegde documenten, waaronder een leeftijdsverklaring en een geboorteakte, niet als voldoende bewijs geaccepteerd. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat de geboorteakte niet authentiek is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1497

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. H.A.W. Oude Lenferink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 januari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit ook bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en aan eiser een inreisverbod opgelegd voor 2 jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met zaak NL23.1498, op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis

2. Eiser heeft op 31 oktober 2020 voor de eerste keer in Nederland asiel aangevraagd. Bij deze aanvraag heeft eiser gesteld dat hij de Ghanese nationaliteit heeft en dat hij is geboren in Kumasi, Ghana.
2.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Uit Eurodac gegevens is gebleken dat eiser op 15 juli 2011 in Italië een asielverzoek heeft gedaan. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag in Italië de Ghanese nationaliteit opgegeven.
2.2.
Eiser is niet tijdig overgedragen aan Italië. Daarom is Nederland verantwoordelijk geworden voor de behandeling van zijn asielaanvraag.
3. Eiser heeft op 24 juli 2021 onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiser heeft hierbij in eerste instantie opnieuw verklaard dat hij de Ghanese nationaliteit heeft en dat hij is geboren in Kumasi, Ghana. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser gesteld dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren in Kano, Nigeria, op [datum].

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
7. De staatssecretaris volgt in het bestreden besluit de identiteit en herkomst van eiser, maar vindt de gestelde woonplaats Kano en de gestelde Nigeriaanse nationaliteit niet geloofwaardig. De staatssecretaris is van mening dat eiser hem heeft misleid over zijn nationaliteit door valse informatie te verstrekken. Hij heeft daarom het asielrelaas van eiser niet inhoudelijk beoordeeld.
Heeft eiser zijn nationaliteit aannemelijk gemaakt door de overgelegde documenten?
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn nationaliteit ten onrechte niet geloofwaardig vindt. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn nationaliteit een leeftijdsverklaring met afgiftedatum 14 juli 2021 overgelegd, waarin zijn vader verklaart dat eiser is geboren op [datum] in Kano State, Nigeria, en dat eisers geboorte niet bij de lokale overheid is geregistreerd. Het is volgens eiser onzorgvuldig dat de staatssecretaris dit document niet op echtheid heeft laten onderzoeken. Op 19 februari 2023 heeft eiser een scan van zijn geboorteakte overgelegd. Eiser heeft het origineel in zijn bezit. Zijn vader heeft het document opgevraagd en via eisers broer naar Nederland gestuurd. Ter zitting van 21 februari 2023 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank verzocht de bestuurlijke lus toe te passen, zodat de staatssecretaris het document kan laten onderzoeken door Bureau Documenten.
9. De staatssecretaris vindt dat eiser met de overgelegde verklaringen zijn nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Aan de leeftijdsverklaring kan niet de door eiser gewenste bewijswaarde worden toegekend, omdat hierop niet is vermeld dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit heeft en niet bekend is op welke wijze het document tot stand is gekomen. Bovendien betreft het document geen officiële geboorteregistratie. De staatssecretaris heeft de door eiser overgelegde scan van zijn geboorteakte voorgelegd aan Bureau Documenten. Uit een e-mail van Bureau Documenten van 20 februari 2023 blijkt dat de opmaak en afgifte van het document afwijken van het beschikbare referentiemateriaal. Volgens Bureau Documenten is de geboorteakte daarom niet echt.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt met de overgelegde leeftijdsverklaring en geboorteakte.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat de leeftijdsverklaring een beëdigde verklaring van de vader van eiser is. Uit het document blijkt niet dat dit is opgesteld op basis van een onderzoek of objectief verifieerbare documenten. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank kunnen overwegen dat uit de leeftijdsverklaring bovendien niet blijkt dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit bezit. Eisers gemachtigde heeft zijn stelling ter zitting dat een dergelijke document uitsluitend wordt verstrekt aan personen met de Nigeriaanse nationaliteit niet geconcretiseerd of onderbouwd. Daarom volgt de rechtbank deze stelling niet.
10.2.
De rechtbank ziet in de overgelegde geboorteakte geen aanleiding om de bestuurlijke lus toe te passen. Naar het oordeel van de rechtbank kan nader onderzoek van het originele document door Bureau Documenten niet tot een andere conclusie over de nationaliteit van eiser leiden. Daartoe is allereerst van belang dat uit de geboorteakte slechts blijkt dat eiser zou zijn geboren in Gaya, Kano State, maar dat hieruit niet blijkt dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit bezit. De rechtbank acht voorts van belang dat de vader van eiser in de leeftijdsverklaring van 14 juli 2021 heeft verklaard dat de geboorte van eiser niet is geregistreerd. Het is daarom opmerkelijk dat eiser desondanks een geboorteakte heeft weten te overleggen met als afgiftedatum 10 juli 2013. Dat klemt temeer nu Bureau Documenten in de e-mail van 20 februari 2023, waarvan de rechtbank en de gemachtigde van eiser ter zitting hebben kennisgenomen, concludeert dat de geboorteakte niet echt is, omdat de opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal. De rechtbank volgt eisers stelling dat Bureau Documenten geen conclusies kan trekken over de authenticiteit van een document op basis van onderzoek van een kopie in dit geval niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris ter zitting genoegzaam uitgelegd dat het in dit geval gaat om conclusies over de opmaak en afgifte van het document en dat deze kunnen worden getrokken op basis van een kopie.
Heeft eiser door middel van zijn verklaringen zijn nationaliteit aannemelijk gemaakt?
11. Eiser betoogt dat hij door het correct beantwoorden van de herkomstvragen aannemelijk heeft gemaakt dat hij uit Nigeria komt en de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Eiser spreekt bovendien Hausa zoals dat in Nigeria wordt gesproken, hetgeen de staatssecretaris door een taalanalyse kan vaststellen. De staatssecretaris heeft eiser ten onrechte niet het voordeel van de twijfel gegeven. Eiser verwijst hierbij naar een tweetal arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 23 augustus, J.K. e.a t. Zweden (ECLI:CE:ECHR:2016:0823JUD005916612) en R.C. t. Zweden van 9 maart 2010, nr. 41827/07).
12. De rechtbank stelt vast dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn nationaliteit en geboorteplaats. Eiser heeft zowel in Italië als in de Dublinprocedure in Nederland verklaard dat hij de Ghanese nationaliteit heeft. Voorts heeft eiser bij de onderhavige aanvraag in eerste instantie ook verklaard dat hij de Ghanese nationaliteit heeft. Pas tijdens het aanmeldgehoor van 3 augustus 2021 heeft eiser verklaard dat hij de Nigeriaanse nationaliteit bezit. Eiser heeft bij zijn asielaanvragen en tijdens het Dublingehoor voorts verklaard dat hij in Kumasi, Ghana is geboren en daarna in Nigeria is opgegroeid. Vervolgens heeft eiser echter verklaard dat hij is geboren in Kano, Nigeria en dat hij nooit vanuit Ghana naar Nigeria is vertrokken.
12.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de wisselende verklaringen van eiser over zijn nationaliteit en geboorteplaats afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde Nigeriaanse nationaliteit. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser geen toereikende uitleg heeft gegeven over deze wisselende verklaringen. Zo heeft eiser geen bevredigende verklaring gegeven voor het feit dat hij in Italië met de Ghanese nationaliteit is geregistreerd en het feit dat hij in Nederland in eerste instantie ook heeft verklaard dat hij de Ghanese nationaliteit heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris ook eisers stelling dat hij niet zou hebben verklaard dat hij in Ghana is geboren, maar dat hij voor een huwelijk in Ghana was (p. 7 aanmeldgehoor en p. 9 aanvullend gehoor) onvoldoende mogen vinden. Dat geldt ook voor eisers verklaring dat zowel Kumasi als Kano met een ‘K’ begint.
12.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen taalanalyse of DNA-onderzoek heeft laten verrichten. De staatssecretaris heeft daartoe kunnen stellen dat niet wordt uitgesloten dat eiser in Nigeria is opgegroeid en Hausa spreekt zoals dat in Nigeria wordt gesproken, maar dat eiser daarmee nog niet de gestelde nationaliteit aannemelijk heeft gemaakt.
12.3.
Eisers betoog dat hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maken, waarbij elementen afzonderlijk van elkaar, maar in onderlinge samenhang, op geloofwaardigheid worden beoordeeld. Daarbij heeft de staatssecretaris beslissingsruimte. Hoe hij van deze beslissingsruimte gebruik maakt, moet blijken uit de motivering van het besluit. Blijkens de motivering van het bestreden besluit is het resultaat van de geloofwaardigheidsbeoordeling in de zaak van eiser dat de staatssecretaris de gestelde woonplaats en nationaliteit ongeloofwaardig acht. De staatssecretaris hoeft dan de asielmotieven van eiser verder niet inhoudelijk te behandelen. De rechtbank zal dat hierna verder uitleggen onder overweging 13. Zoals de rechtbank hierboven heeft uitgelegd, heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd waarom hij de gestelde woonplaats en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig vindt. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat het in de eerste plaats aan eiser is om zijn gestelde woonplaats en gestelde nationaliteit aannemelijk te maken. Eiser is door de staatssecretaris voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn gestelde woonplaats en nationaliteit te onderbouwen. De enkele stelling van eiser dat geen sprake zou zijn van ongeloofwaardige verklaringen over zijn nationaliteit en dat sprake zou zijn van een aantal onzekere aspecten, kan niet tot een ander oordeel leiden.
13. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn gestelde nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarom heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat hij het asielrelaas van eiser niet verder kan beoordelen. De asielmotieven hebben immers slechts betekenis tegen de achtergrond van de nationaliteit, identiteit en het land van herkomst (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292).
Heeft de staatssecretaris de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond?
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich met de motivering in het voornemen en het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat op de aanvraag van eiser artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang met artikel 31, eerste lid, Vw, van toepassing is. Daarom heeft hij eisers asielaanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Gelet op de verschillende gegevens die ten aanzien van eiser over de woonplaats en nationaliteit zijn geregistreerd in Italië en Nederland, heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat eiser opzettelijk valse informatie heeft verstrekt met betrekking tot zijn woonplaats en nationaliteit en op die manier de staatssecretaris heeft misleid, doordat eiser daarmee heeft geprobeerd in een gunstigere positie te komen.
14.1.
Uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder, b, van de Vw volgt dat de staatssecretaris kan bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten als de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning is afgewezen als kennelijk ongegrond. Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. De staatssecretaris heeft met toepassing van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw tevens op goede gronden tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.